Vergelijking voedingswaarde koemelk en havermelk volstrekt onzinnig
De voedingswaarde van producten speelt zeker een rol in de discussie over duurzaamheid. Maar die discussie versmallen tot één product helpt niet verder en miskent dat rundvlees en zuivel een onevenredig groot aandeel hebben in voedinggerelateerde emissies.
” Waarom melk duurzamer is dan haverdrank ” kopte het RD (13-4) boven een interview met voedingstechnoloog Peter de Jong. Zijn onderzoek is gefinancierd door de zuivelindustrie, maar die heeft zich „op geen enkele manier bemoeid met de inhoud van het onderzoek. In die zin is mijn onderzoek onafhankelijk”, zegt De Jong. Maar wat betekent „in die zin”?
Om te bekijken of De Jongs conclusie klopt, moeten we zijn studie naast andere wetenschappelijke studies leggen. In haar alom gerespecteerde boek ”Niet het einde van de wereld” vat Hannah Ritchie een groot aantal beschikbare gegevens samen. Evenals De Jong is zij van mening dat de aarde voldoende capaciteit heeft om de wereld te voeden. Beide auteurs zien grote voordelen van de intensieve landbouw en baseren zich op wetenschappelijke publicaties.
Ecologische voetafdruk
Ritchie schetst het grote duurzaamheidsplaatje: een kwart van onze broeikasgasuitstoot is afkomstig van ons voedselsysteem. Het grootste verschil kunnen we maken door minder vlees (met name rundvlees) en zuivel te eten. Het scheelt al enorm wanneer de biefstukliefhebber vaker kiest voor kip of vis. Wie zijn eiwitten uit varkensvlees haalt, doet het al beter dan wie zijn eiwitten uit melk, kaas of rundvlees haalt. Door vaker dierlijke eiwitten door plantaardige te vervangen, kunnen we nog meer vooruitgang boeken.
Voor de zuivelindustrie is dit geen goed nieuws. Wie kan de zuivelindustrie een handje helpen? De Jong heeft een manier gevonden. Als hij de ecologische voetafdruk berekent, weegt hij de voedingswaarde mee. De voedingswaarde is in het algemeen zeker een belangrijke factor als het gaat om duurzaamheid. De wereld moet wel gevoed worden. Daarom hanteert Ritchie ook een definitie van duurzaamheid die ervan uitgaat dat de mensheid voldoende voedingsstoffen nodig heeft.
Maar De Jong kijkt in deze studie maar naar één product en hij kiest een product ter vergelijking waarvan bij voorbaat duidelijk is dat melk er beter van afkomt. Haverdrank bevat weinig interessante voedingsstoffen en het meeste bestaat nog uit toevoegsels ook. De voedingswaarde van melk is groot, die van haverdrank klein. Als je dan de ecologische voetafdruk berekent ten opzichte van de voedingswaarde, valt de voetafdruk van melk laag uit. Ondertussen verdwijnt het zicht op het grote plaatje.
Zo concludeert hij dat de mens via koemelk op een duurzamere manier aan zijn „dagelijkse nutriënten” komt dan via plantaardige melk, want „je moet er veel meer van drinken dan van gewone melk om evenveel voeding binnen te krijgen”. Op zichzelf is dit waar en voor wie wel eens voedseletiketten leest bepaald geen nieuws. Maar geen zinnig mens overweegt om de dagelijkse nutriënten binnen te halen via plantaardige melk, want er zijn talloze betere manieren om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen.
Haverdrank is niet meer dan een aanvullend product voor wie bijvoorbeeld de geklopte melk bij de koffie niet kan missen. Sommigen drinken de koffie zwart maar niemand zegt dat ze daardoor dagelijkse nutriënten missen.
Framing
De Jong haalt zijn punten voor de zuivelindustrie binnen door de discussie te versmallen tot één product (plantaardige of dierlijke melk) en daar een zeer beperkt licht op te laten schijnen. Het grote plaatje van Ritchie, namelijk dat we essentiële stappen kunnen doen door minder (rund)vlees en zuivel tot ons te nemen, blijft bij hem in de schaduw staan. Eigenlijk verplaatst hij de discussie over duurzaamheid naar een discussie over gezondheid.
Dit doet hij ook als het gaat over vlees. Hij zegt: „De discussie over voeding wordt geframed vanuit een aversie tegenover vlees. Het verhaal is kennelijk belangrijker dan de feiten. Te veel vlees eten is ongezond, dat staat vast. Maar met vlees op zichzelf is niets mis, het is gezonder dan vleesvervangers.” Maar gezondheid was niet het probleem want we hebben genoeg gezonde voeding. Ritchie laat zien dat we momenteel twee keer zoveel voedsel produceren als nodig is om de wereld te voeden. Het echte probleem is de enorme bijdrage van vlees en zuivel aan onder andere broeikasgassen.
De conclusie dat wie duurzaamheid belangrijk vindt beter een glas halvolle melk dan een glas plantaardige melk kan drinken, behoeft dus, om het vriendelijk uit te drukken, enige nuancering. Dit soort onderzoeken maakt een eerlijke discussie over de toekomst van de landbouw bijzonder moeilijk. Niemand schiet daar iets mee op. De onzinnige vergelijking roept de vraag op of De Jong onafhankelijke wetenschap bedrijft of de belangen van de zuivelindustrie dient. RD-lezers zijn vertrouwd met de tekst „Niemand kan twee heren dienen”. Dat lijkt me ook hier van toepassing.
De auteur is onderwijswetenschapper.