Adriaan van Belzen: arbeidsongeschikt en toch 25 jaar auteur
Zijn zicht raakte hij de afgelopen jaren steeds verder kwijt. Adriaan van Belzen (49) zit echter niet bij de pakken neer. Als interviewer gaat hij inmiddels 25 jaar op pad. ”Zien zonder ogen” vertelt zijn levensverhaal.
„Arbeidsongeschikt”, kreeg Van Belzen op zijn eenentwintigste te horen. Op grond van zijn visuele beperking werd hij voor 80 tot 100 procent afgekeurd voor de arbeidsmarkt. Inmiddels viert de Barnevelder zijn zilveren jubileum als interviewer. In ”Zien zonder ogen” blikt Van Belzen terug op zijn jeugd en vertelt hij openhartig hoe het is om ernstig visueel beperkt door het leven te gaan. „Andere mensen hebben meer moeite dan ik met het accepteren van mijn handicap. Ik neem die zoals hij is, al is het heel moeilijk dat ik de schepping vrijwel niet meer kan zien.”
Direct na uw geboorte waren er zorgen, al heeft u de eerste jaren van uw leven wel kunnen zien. Hoe was uw jeugd?
„Mijn hoofd nam de eerste dagen na mijn geboorte in grootte en gewicht toe. Uit onderzoek bleek dat ik geboren was met een ”hydrocephalus”: een waterhoofd. Toen ik een maand oud was, werd in het Rotterdamse Dijkzigtziekenhuis een drain in mijn hoofd geplaatst om het overtollige vocht af te voeren. Na acht maanden volgde een nieuwe ingreep, omdat ik een sterk verminderd gezichtsvermogen had en veel sliep. Na de operatie was dat zo goed als verholpen.
Als jongste van een gezin van acht groeide ik op als een zorgenkind. Vanwege alle complicaties na de geboorte was mijn moeder bang dat ik mijn hoofd zou beschadigen. De juffrouw van de kleuterschool moest praten als Brugman om mij naar school te krijgen.
Op mijn veertiende traden er gezondheidsproblemen op. Enorme hoofdpijn, heftige vermoeidheid en verschillende wegrakingen: momenten dat ik helemaal van de wereld was en niet meer wist wat ik deed. Ook kreeg ik problemen met mijn zicht. Artsen begrepen mij in die periode niet. Ik kreeg een bril aangemeten, maar die hielp niet. Pas later bevestigde een oogarts dat mijn oogzenuwen ernstig beschadigd en niet meer te genezen waren.”
Door de jaren heen ging uw zicht steeds verder achteruit. Hoe ervaarde u dat?
„Het ging geleidelijk en daardoor heb ik het een plaats kunnen geven. Nu neem ik het zoals het is. Je kunt erom gaan huilen of boos worden, maar ik moet het ermee doen. Veel dingen ontgaan mij. Ik kan geen mensen zien, geen dieren. Dat is moeilijk.”
U verloor uw vader toen u twaalf jaar was, u raakte uw zicht kwijt. Welke rol speelde het geloof in God in dit alles voor u?
„Ik geloof dat God bestaat en dat Hij alles bestuurt. Hij heeft een plan voor mijn leven en daar horen ook deze tegenslagen bij. Alles is terug te voeren op de zonden die in de wereld zijn gekomen, ook mijn slechtziendheid. Wie ben ik dan om God ter verantwoording te roepen? Ik geloof niet dat ik zonder handicap een gelukkiger mens zou zijn. Het belangrijkste in dit leven is dat de relatie met God hersteld wordt.”
„Ik geloof niet dat ik zonder handicap een gelukkiger mens zou zijn” - Adriaan van Belzen, auteur
Regelmatig namen mensen u niet serieus, zo schrijft u in uw boek. Hoe was dat voor u?
„Het frustreerde mij. Ik had én heb vaak te maken met onbegrip en onderschatting. Na twee mislukte opleidingen, in de jaren negentig, bood zorginstelling Bartiméus mij een vijfdaagse beroepskeuzetest aan in Ermelo. Op de een-na-laatste testdag kwam ik te laat. Mij werd meegedeeld dat ik beter eerst naar de huisarts en psychiater kon gaan, omdat er in deze omstandigheden voor mij geen geschikte baan te vinden was. Ik vond het volslagen onzin om mij om die reden naar huis te sturen. Op de terugweg besloot ik te laten zien waartoe ik nog in staat was.”
„Ik had én heb vaak te maken met onbegrip en onderschatting” - Adriaan van Belzen, auteur
U pakte de pen op.
„Rik Valkenburg bracht in de jaren tachtig een boek uit waarin gesprekken met verschillende organisten staan opgenomen. Als muziekliefhebber interesseerde mij dat en het leek me mooi om ook zoiets te publiceren. Samen met een vriend schreef ik ”Laat zang en spel”: een boek met twintig portretten van verschillende christelijke musici. Er volgden veel positieve reacties, maar het verkoopresultaat viel tegen. De uitgever zag geen brood in een tweede deel en gaf het advies om predikanten te gaan bevragen. Dat zou meer opleveren. Een schot in de roos.”
Fungeerde het interviewen van predikanten vooral als goed verdienmodel?
„Of het veel geld opleverde of niet, ik wilde mijn werk kunnen voortzetten. In de gesprekken met predikanten richt ik mij vooral op theologische thema’s.
Mijn vriend en ik waren samen op pad voor ”Laat zang en spel” toen er een gesprek tussen hem en een muzikant ontstond over het moment van belijdenis doen. Volgens de muzikant kon je alleen belijdenis afleggen als je echt geloofde. Daar had ik nog nooit van gehoord. Bij mijn weten deed je belijdenis als je rond de twintig jaar was of trouwplannen had. Het zette mij ernstig aan het denken. In verschillende interviews stelde ik daarom de vraag naar het juiste moment van belijdenis doen. Ook de doop was aanvankelijk onderwerp van het gesprek. In het doopformulier staat dat je kinderen niet uit gewoonte of bijgelovigheid mag laten dopen, maar gebeurt dat juist niet al te vaak?
Ik merkte dat predikanten heel verschillend over God kunnen spreken. Bij de één klinkt vooral ontzag en eerbied door, terwijl de ander Hem vrijmoedig aanspreekt met ”Vader”.”
Wat bleef u bij uit deze gesprekken?
„Ondanks alle verschillen waren de gesprekken vooral leerzaam. De interviews over de heilsorde en de gereformeerde belijdenisgeschriften ervoer ik als persoonlijke catechese.
Soms resulteerde een interview in een semipastoraal gesprek, vooral in het begin van mijn loopbaan toen ik de rol van interviewer nog niet helemaal te pakken had.”
Vijfentwintig jaar op pad als interviewer. Hoe kijkt u daarop terug?
„Ik had niet verwacht dat ik 25 jaar in dit vak actief zou zijn. Ondanks mijn visuele beperking was het mogelijk. Mijn vrouw gaat met me mee op pad en ze houdt het opnameapparaat in de gaten. Thuis werk ik met behulp van spraaksoftware de geluidsfragmenten op de computer uit. Ik kan de mensen die ik spreek niet zien, terwijl dat van essentieel belang is tijdens een interview. Ik verwonder er mij dan ook over dat ik de kansen krijg om dit werk te blijven doen.”