Enkele lijnen die Ries van Maldegem trekt in zijn reactie (RD 1-7) op mijn artikel over deïsme (RD 20-6) wil ik doortrekken in een iets andere richting. Van Maldegem uitte in een column (RD 14-6) zijn bezorgdheid over wantrouwen in de reformatorische gezindte jegens wetenschap. Gebrek aan vertrouwen is inderdaad een probleem.
Wij bevinden ons op een ingewikkeld kruispunt van wegen. Enerzijds leven we in een godloze tijd waarin de moderne mens het bovennatuurlijke negeert. Anderzijds is deze werkelijkheid doordrenkt met het bovennatuurlijke. We kunnen deze natuurlijke werkelijkheid zien als een zinkend vlot in een oceaan van bovennatuurlijkheid. Niet alleen begin en einde zijn bovennatuurlijk, maar ook de bouwstenen, de structuur en het bestuur. Dan zijn er nog wonderen, waarin als het ware het oceaanwater van het bovennatuurlijke in het lekke vlot naar boven welt.
Dit alles was geen probleem, ware het niet dat zich in onze werkelijkheid een strijd afspeelt tussen goed en kwaad. Wat we in de Bijbel lezen, zien we voor onze ogen gebeuren. Goed en kwaad zijn, net als onze ziel, onderdeel van de bovennatuurlijke werkelijkheid, maar ze beheersen de natuur, die van nature goed is.
Vaste grond
Er is geen neutraal terrein. Ook natuurwetenschap is niet neutraal. Hoe vinden we dan vaste grond onder onze voeten, zodat we met vertrouwen in deze werkelijkheid kunnen staan? Alleen door vertrouwen in de Schepper van deze werkelijkheid, onze God, die hemel en aarde schiep en Zijn Woord gaf opdat we Hem zouden leren kennen. Vertrouwen in God zoals Hij zich in Zijn Woord openbaart, is de enige basis en dit noemen we geloof. Wat vanuit dit vertrouwen wordt gedaan, houdt stand en wordt gezegend. Dat geldt ook voor wetenschapsbeoefening. Wetenschap is dus niet vergelijkbaar met het Woord, maar wordt gedragen door het Woord. Wetenschap die is gefundeerd door het Woord kunnen we in een zekere mate ook vertrouwen. Want het Woord schiep de werkelijkheid. Dus de wetenschap bestudeert Gods werkelijkheid en zoekt naar waarheid. En dat is een goede zaak. Toch kunnen we wetenschap niet op dezelfde wijze vertrouwen als het Woord, want wetenschap is uiteindelijk mensenwerk.
Haar boekje te buiten
In onze gezindte bestaat wantrouwen ten aanzien van wetenschap. Die staat niet op zichzelf. Er is een algeheel wantrouwen van autoriteit, die ten diepste zijn bron vindt in het wantrouwen van Gods Woord. Men heeft dan niet met Paulus geleerd in alles vergenoegd te zijn. Dan wil men zelf de natuur beheersen. Dat zien we wanneer mensen uit onze gezindte hun toevlucht nemen tot eigentijdse toverdokters en kwakzalvers of helemaal opgaan in het materiële. Men durft het met de Heere niet aan. Dan belijdt men de waarheid van de Bijbel, maar de rust en tevredenheid ten opzichte van het natuurlijke die daarvan het gevolg zouden moeten zijn, worden gemist.
Anderzijds is er terecht wantrouwen als iets wat zich voor wetenschap uitgeeft uitspraken doet die rechtstreeks tegen het Woord ingaan. Dit is het geval met de evolutietheorie. Dat wantrouwen is terecht. Dit soort wetenschap ondermijnt namelijk de vertrouwensbasis van diezelfde wetenschap en van elk verder vertrouwen in een kenbare werkelijkheid. Hier gaat zogenaamde wetenschap haar boekje te buiten.
Zekerheid
Vertrouwen op het Woord geeft de diepste rust. Dan is er geen behoefte om in deze natuurlijke werkelijkheid alles te willen weten of te beheersen. Dan kunnen we partieel agnost zijn, wat betekent dat we niet hoeven te weten hoe natuurwetenschappelijk gezien de dieren en de mens zijn geschapen. Dan is de beschrijving in de Bijbel genoeg en is dat kennelijk de best mogelijke beschrijving. Agnost kan men echter niet zijn met betrekking tot het eigen zielenheil. Dan moeten we staan naar de zekerheid dat het Woord door de Heilige Geest in ons hart leeft. Zodat we door dat Woord, als het vlot van ons leven gaat zinken, ons vertrouwen zien opgaan in aanschouwen.
De auteur is werkzaam als dierenarts en microbioloog.