Wetenschap onderzoekt de schepping, niet de Schepper
Bij alle conflicten die er zijn tussen interpretaties van de Bijbel en wetenschappelijke speculaties zullen we steeds Schrift en schepping met elkaar moeten vergelijken. Als we zaken niet begrijpen, kunnen we beter even partieel agnost zijn dan goedbedoeld iets verzinnen.
Deïsme deugt niet. Dat is de strekking van de reactie van dr. ir. Erik van Engelen (RD 20-6) naar aanleiding van mijn column over de wondere wetmatigheden in de schepping (RD 20-6). Mooi, daar zijn we het over eens. Maar wat vooral niet deugt, is dat mensen uit altijd onvolledige wetenschappelijke onderzoeksresultaten te verregaande conclusies trekken over God. Dat leidt tot allerlei dubieuze ”ismen”; deïsme is slechts een van de vele.
Aanleiding voor de column was de toenemende antiwetenschappelijke houding in de samenleving, ook onder christenen. Dit veroorzaakt veel verdeeldheid en leidt tot schadelijke beslissingen. Die afkeer van wetenschap is deels te begrijpen: publicaties over klimaatverandering en evolutie raken mensen in hun bestaan en levensovertuiging. Maar zeker reformatorische christenen behoren de ingenieus geordende schepping te onderzoeken als openbaringsbron van God naast de Bijbel. Ook al is dat moeitevol: wie wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart. Die komt steeds lastiger problemen tegen.
Geestelijk en materieel
Een moeilijk te beantwoorden vraag is waar binnen de schepping de grens ligt tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke. Wat voor ons mensen waarneembaar is, in de driedimensionale ruimte en tijd, zien we als natuurlijk, bijvoorbeeld de persoon Van Engelen. Engelen daarentegen worden als bovennatuurlijke schepselen beschouwd. Deze indeling is echter te strikt als de menselijke geest ook het bovennatuurlijke kan bereiken, net zoals engelen in het natuurlijke kunnen verschijnen.
De schepping onderverdelen in een geestelijk en een materieel domein kan, maar ook dan ontbreekt een duidelijke scheidslijn. Als we binnen de schepping dit onderscheid al niet helder kunnen maken, dan is het toewijzen van een positie daarin voor de Schepper Zelf beledigend arrogant oftewel blasfemisch. Die fout wordt, al dan niet met de beste bedoelingen, helaas vaak gemaakt.
Versimpeling
Newton kon met zijn formules het model van ons zonnestelsel niet helemaal stabiel krijgen en stelde toen maar dat God daartoe ingreep. Die theïstische modelaanvulling bleek bij gebruik van door Laplace opgestelde differentiaalvergelijkingen onnodig. De daarmee doorgaande mechanisering van het wereldbeeld versterkte het deïsme, waarbij God verder werd gereduceerd tot een passief toekijkende ”klokkenmaker”. Met toevoeging van het causaliteitsidee –dat houdt in dat elke gebeurtenis of stand van zaken een oorzaak heeft, die volgens natuurwetten altijd eenzelfde gevolg heeft– leidt dat tot determinisme. Dit filosofische concept –eigenlijk een godloos deïsme– versimpelt de werkelijkheid tot een onbezield materialistisch universum waarin de mens als marionet zonder eigen verantwoordelijkheid willoos ronddoolt. Maar de werkelijkheid is veel complexer.
Dat volgt ook uit de later gevonden wetmatigheden via de relativiteitstheorie (over onder andere lichtsnelheid en zwaartekracht) en in de kwantumfysica (natuurkunde van de kleinste materiedeeltjes). Met een constante lichtsnelheid blijken ruimte en tijd niet universeel gelijk, blijkt materie niet te bestaan uit vaste deeltjes maar uit golfverschijnselen en blijkt causaliteit op kwantumniveau afhankelijk van kansberekening, wat een absoluut determinisme ondermijnt. Op kosmische schaal komen berekeningsresultaten echter nu niet overeen met waarnemingen, maar als verklaring wordt gedacht aan onzichtbare materie en niet –zoals bij Newton– aan God als modelaanvulling.
Willekeur
De keuze om bij wetenschapsbeoefening het methodisch (of methodologisch) atheïsme toe te passen, werkt in de praktijk principieel beter dan het methodisch theïsme. Bij dat laatste wordt in verklaringsmodellen naar menselijke willekeur God opgevoerd en bij nieuwe inzichten net zo gemakkelijk weer afgevoerd. Doen alsof God een werktuig is in onze gereedschapskist is blasfemisch. Zijn Naam ijdel gebruiken ter camouflage van onze wetenschappelijke tekortkomingen is een overtreding van het derde gebod. Evenzo is het goed dat er geen wetenschappelijke experimenten worden gedaan met aan God gerelateerde zaken als bidden of sacramenten. Zo begrenst het methodisch atheïsme de wetenschap. Bij de studierichting theologie, die die begrenzing niet kent (en daarom volgens velen geen wetenschap is), worden dan ook volop blasfemische artikelen geproduceerd. Vooral door (post)modernistische theologen die alles lijken te geloven zolang het maar niet in de Bijbel staat.
Dezelfde euvels
Creationisten daarentegen hebben voluit Bijbelse uitgangspunten en erkennen God als Schepper en Onderhouder van hemel en aarde. Hun streven om een christelijk alternatief tegenover het atheïstische evolutionisme te bieden is loffelijk, maar onontkoombaar lijden hun theïstische verklaringsmodellen aan dezelfde euvels als hiervoor beschreven. Omdat de Bijbel niet gedetailleerd vertelt hoe God schiep, wordt Zijn werk dan op speculatieve wijze ingevuld, alsof dat met beperkt menselijk inzicht kan.
Evolutionistische speculaties bestrijden met creationistische speculaties is echter niet zinvol. Evenzo ontstijgt het idee van een theïstische evolutie de discutabele speculaties niet. De ”intelligent design”-beweging is formeel niet theïstisch, maar veronderstelt wel een bovennatuurlijke intelligente schepper. Begrippen als ”onherleidbare en gespecificeerde complexiteit”, die gebaseerd zijn op actuele ontbrekende verklaringsmodellen, geven zo’n intelligente ontwerper het karakter van een ”god van de gaten”. Zo’n pseudodeïstisch opperwezen krijgt, omdat geredeneerd wordt op basis van de nu door het kwaad aangetaste schepping, daarbij ook allerlei ”ontwerpfouten” toebedeeld. Atheïsten noemen dat dan ”stupid design”, dus ondanks goede bedoelingen werkt dit concept averechts. Let op: het als onbruikbaar beoordelen van creationisme, theïstisch evolutionisme en intelligent design betekent dus niet het noodzakelijkerwijs ontkennen van God als Schepper! En voor wie bij empirisch wetenschappelijk onderzoek het methodisch atheïsme hanteert, geldt dat evenzo.
Informatie
De wetenschap toont telkens weer opnieuw de consequent wetmatige ordening van de schepping. Die blijkt onvoorstelbaar veel complexer en anders opgebouwd dan we dachten, zelfs op het niveau van de ogenschijnlijk simpele dode materiedeeltjes. Van zaken als leven en bewustzijn is nog zeer veel onbekend. Wel wijst steeds meer erop dat niet materie maar informatie het universum vormgeeft. Dan leidt het getuigenis van de schepping tot eenzelfde uitkomst als de andere door God gegeven kenbron, de Bijbel. Die begint ook met het licht. Dat licht levert niet alleen de basisunit van informatie (de bit), maar helpt ook, volgens de ontdekte relativiteitswetten, ruimte en tijd te structureren. En informatie verwijst ook naar het Woord, dat in den beginne was en nog steeds tot ons komt.
Bij alle conflicten die er zijn tussen interpretaties van de Bijbel en wetenschappelijke speculaties zullen we steeds Schrift en schepping met elkaar moeten vergelijken. Als we zaken niet begrijpen, kunnen we beter even partieel agnost zijn dan goedbedoeld iets verzinnen. Tot de laatste dag zal de eenheid tussen Schrift en schepping voor ons een paradoxaal mysterie blijven: een schijnbaar tegenstrijdig geheimenis.
De auteur is adviserend ingenieur.