Zo’n 15 miljoen mensen blijven op zondag thuis. Wordt religie nog gewaardeerd?
Steeds minder Nederlanders zijn lid van een kerk, geloven in God of bezoeken een eredienst. Toch neemt de waardering voor de kerk toe.

Het tienjaarlijkse onderzoek ”God in Nederland”, waarvan zondag een samenvatting verscheen, laat zien hoe Nederlanders tegen religie, geloof, kerk en samenleving aankijken. Hoewel het volledige rapport pas eind deze maand uitkomt, is wel duidelijk dat de ontkerkelijking in Nederland nog niet de bodem heeft bereikt. In 2015, toen de vorige editie verscheen, behoorde nog een kwart van de Nederlanders van 17 jaar en ouder tot een christelijke kerk. In 2024 was dit 19 procent. Dat betekent dat minder dan een op de vijf Nederlanders lid is van een kerk.
Zo’n 15 miljoen mensen blijven op zondag thuis
Naar de kerk
Ook de kerkgang loopt terug. In 2015 woonde 18 procent van de Nederlandse bevolking regelmatig of soms een kerkdienst bij, maar in 2024 was dit nog maar 14 procent. Dat betekent dat van de 18 miljoen Nederlanders er ongeveer 2,5 miljoen naar de kerk gaan. Zo’n 15 miljoen mensen blijven op zondag thuis.
Ondanks de ontkerkelijking ziet de Nederlander sinds 2015 weer meer het belang van religie in voor het behoud van normen en waarden of voor de Nederlandse identiteit. In 2024 vond 59 procent van de bevolking religie belangrijk voor het behoud van normen en waarden en 43 procent voor de Nederlandse identiteit.

Dat betekent weer niet dat Nederlanders voorstander zijn van een publieke rol van religie in het openbare leven. Het percentage van de bevolking dat dit wel goed vindt, neemt af. Maar: de waardering voor de aanwezigheid van de kerken is wel weer gestegen. Zo geeft in 2024 een ruime meerderheid van 61 procent van de Nederlandse bevolking aan het géén goede zaak te vinden als de kerken zouden verdwijnen, terwijl dit in 2015 nog 54 procent was.
Koude douche
Het rapport ”God in Nederland”, dat in 1966 voor het eerst verscheen, wordt weleens een „tienjaarlijkse koude douche” genoemd: bij elke editie van het onderzoek zijn de kerken weer wat leger. Prof. dr. Fred van Lieburg, directeur van het Centrum voor Religiegeschiedenis (HDC) van de Vrije Universiteit Amsterdam en een van de opstellers van het rapport, herkent dat. Toch zou hij graag wat aan de „beeldvorming” willen doen: „Nu lijkt alles op neergang te wijzen, alsof het christendom op weg is naar het nulpunt. Dat ligt ook een beetje aan het onderzoek, dat uitgaat van de ontwikkeling van het aantal leden van kerkgenootschappen.”
Religie is méér dan binding aan een kerk, vindt prof. Van Lieburg. „Ik zou meer naar de zwijgende meerderheid kijken, naar haar praktijken en gedragingen. Als mensen zeggen niet meer naar de kerk te gaan, kan er toch een bepaalde religieuze betrokkenheid zijn. Religie en seculariteit zijn vaak te sterk gescheiden, het is meer een spectrum.”
Kerken moeten zich volgens de Amsterdamse hoogleraar niet rijk rekenen nu steeds meer Nederlanders het belang van religie voor het behoud van normen en waarden zien. „Die waardering leidt er niet toe dat mensen bij de kerk willen horen. Ze waarderen de kerken, zeker, maar dan wel als een van de vele stemmen in het geven van duiding en het bieden van kennis.
Maar dat wil niet zeggen dat Nederlanders nooit naar de kerk zullen terugkeren. In allerlei recente onderzoeken in Europa en Noord-Amerika komt naar voren dat vooral de jongere generatie daar open voor staat. Misschien gaan ze geen traditioneel lidmaatschap meer aan, maar zijn ze wel betrokken, bijvoorbeeld via vriendengroepen en sociale activiteiten.”