Waarom schepping en evolutie onmogelijk kunnen samengaan
De oerknal, een miljarden jaren oude aarde, Adam die afstamt van aapachtigen. Reformatorische jongeren kunnen echter met een gerust hart vasthouden aan „de waarheden die de Bijbel leert”, vindt ir. Bart van den Dikkenberg (49). Daarom schreef hij ”De werken van Zijn handen. Een kritisch commentaar op theïstische evolutie”.
Het begon allemaal in 2018, met een bescheiden vraag van het deputaatschap onderwijs, opvoeding en catechese van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN). Of Bart van den Dikkenberg, wetenschapsjournalist bij het Reformatorisch Dagblad en ouderling en catecheet in de ggiN in Ochten, een brochure zou willen schrijven over theïstische evolutie, de visie dat God de schepping heeft voortgebracht via natuurwetten en natuurlijke processen. Jongeren zitten met dat onderwerp danig in hun maag, merkte het deputaatschap. Een document van zo’n 35 A4’tjes zou zeker helpen om hen „op Bijbelse gronden voor te lichten over de dwaling die vandaag de dag zijn duizenden verslaat”.
De discussie over schepping en evolutie was weer helemaal terug van weggeweest. Op het boek ”En de aarde bracht voort” (2017) van de Amsterdamse hoogleraar prof. dr. Gijsbert van den Brink volgde de ene na de andere titel. Met als centrale vraag: als het over de oorsprong van het leven gaat, hoe verhouden Bijbel en wetenschap zich dan tot elkaar?
De 35 A4’tjes werden 464 bladzijden. Een heus verdedigingsgeschrift?
„Op de vraag van het deputaatschap ben ik aan het studeren geslagen. Toen kwam ik erachter dat niemand echt geholpen is met alleen een brochure over dit onderwerp. Dus daarom schreef ik een boek. Die brochure komt er overigens alsnog.
Een verdedigingsgeschrift zou ik ”De werken van Zijn handen” niet willen noemen. Het is er meer op gericht om reformatorische jongeren te ondersteunen in de manier waarop ze om moeten gaan met al die meningen die op hen afkomen, bijvoorbeeld op de universiteit. Ik laat zien dat ze rond de evolutietheorie onverkort kunnen vasthouden aan de waarheden die de Bijbel leert.”
In het voorwoord van uw boek ziet ds. D.E. van de Kieft de discussie over schepping en evolutie als een strijd tussen licht en duisternis, tussen God en satan. Gaat het inderdaad om een thema waarmee alles „staat of valt”?
„Schepping en evolutie is zeker een aangelegen thema. Ik wil wel eerst even iets verduidelijken. Als je het over evolutie hebt, moet je altijd met twee woorden spreken.
Kleine veranderingen die zich in korte tijd binnen een bepaald soort of type kunnen voordoen, worden meestal aangeduid als micro-evolutie. Neem bijvoorbeeld een katachtige. Daarvan bestaan tientallen typen die zich op tal van punten van elkaar onderscheiden. Toch beschouwt iedereen ze als ”katachtige”. Tegen deze vorm van evolutie zijn nauwelijks bezwaren aan te voeren.
Meestal wordt met ”evolutie” macro-evolutie bedoeld, ook wel de theorie van de universele gemeenschappelijke afstamming van soorten genoemd. Dan gaat het om de theorie dat alle levensvormen in de wereld zijn voortgekomen vanuit een enkele bron. Alles begon met de oerknal, tot het heelal zoals we dat nu kennen, waarbij het leven op aarde zich vanuit een of meerdere cellen spontaan ontvouwde.”
Deze macro-evolutie ondergraaft echter de belangrijke kernpunten van het christelijk geloof. Als je consequent vanuit de evolutietheorie redeneert, dan loop je tegen grote theologische problemen aan. Als Adam uit een gebrekkige aapachtige is geëvolueerd, draagt hij dan wel het beeld van God? Of van een aap? En als er vóór Adam al kwaad in de wereld was, wat doe je dan met de staat der rechtheid en de zondeval? Waarom zou de leer van verzoening en verlossing dan nog nodig zijn?
Sommige theologen proberen dat op te lossen door het beeld van God te zien als een soort toevoeging, waarmee de mens als ”homo divinus” met God kon communiceren, met Adam als het verbondshoofd van de mensheid. De zonde zou dan bestaan uit het afwijzen van de aangeboden relatie met God.
Deze theïstisch-evolutionistische visie zadelt de Bijbellezer met allerlei problemen op. Hoe kunnen bijvoorbeeld al die tienduizenden mensen op aarde, zoals de Aboriginals in Australië, dan weten dat God Adam heeft gekozen tot hun verbondshoofd als hij ook niet hun stamvader is? Nee, de Heere merkt door de ongehoorzaamheid van één mens –het verbondshoofd Adam– alle mensen als zondaars aan.”
Zijn Genesis en de evolutietheorie op de een of andere manier te combineren, zonder afbreuk te doen aan Bijbelse waarheden?
„Dan zou je Genesis 1:1 –„In den beginne schiep God de hemel en de aarde”– moeten combineren met de oerknal. En de zes scheppingsdagen met de gang van zaken na de oerknal.
Daarmee loop je vast. God schiep de zon, de maan en de sterren op de vierde dag – en ik zie geen enkele reden om daaraan te twijfelen. De volgorde van de oerknalkosmologie is heel anders: de hemellichamen waren er al voor het ontstaan van de aarde.
Theïstische evolutie is in feite de vermenging van twee tegengestelde vormen van geloven; dat heet syncretisme. De Bijbel zegt: Er is een God Die alles heeft geschapen. Het seculiere denkpatroon schrijft voor: Er is geen God, evolutie heeft alles gemaakt. Een van beide kan niet kloppen.”
We moeten dus een keuze maken: voor of tegen?
„Ja, schepping en evolutie zijn volgens mij niet te verenigen. Er zijn heel veel theologische bezwaren tegen de theïstische evolutie in te brengen, maar ook wetenschappelijke. Deze theorie kent nog heel veel open einden en dingen die onoplosbaar zijn.
Een voorbeeld? In het evolutiescenario gaat het erom dat een nieuwe eigenschap –zoals een langere slurf bij een olifant– overheersend wordt in de hele populatie. Daarvoor blijken of heel veel tijd of veel nakomelingen nodig te zijn, de ”cost of evolution” genoemd. Om van een aap een mens te maken, zou bijvoorbeeld 10 miljard jaar nodig zijn. Die periode is ook voor evolutionisten veel te lang. De kosten zijn ook te hoog als elk vrouwelijk individu binnen de veronderstelde 9 miljoen jaar evolutie honderden nakomelingen moet krijgen om in de populatie de nieuwe eigenschap te laten overheersen. Dat is niet realistisch. Dit probleem, het zogenoemde dilemma van Haldane, is nooit opgelost.”
Er zijn ook christelijke wetenschappers die willen uitgaan van een vorm van theïstische evolutie én van het gezag van de Schrift. Een onmogelijke combinatie?
„Dat hangt helemaal af van de hermeneutiek die iemand hanteert: welke stem geeft hij aan de wetenschap en de hedendaagse cultuur in de uitleg en toepassing van de Schrift?
Wie uitgaat van theïstische evolutie, maakt het gezag van de Schrift daaraan ondergeschikt. Dan hanteer je niet langer het reformatorische principe van Schrift met Schrift vergelijken: de Bijbel verklaart zichzelf. Theïstische evolutionisten nemen daar afstand van, bijvoorbeeld in het lezen van Genesis 1-11. De schepping zou dan een poëtische of mythische weergave zijn van wat er rond het ontstaan van de mensheid is gebeurd.”
Als één dominosteentje valt, vallen ze dan allemaal?
„Ik moet oppassen dat ik niet in de kuil van het ”hellend vlak” val. Dat is een drogredenering. Maar als je consequent door zou redeneren –en gelukkig doet iemand als prof. Van den Brink dat nog niet–, dan zouden aanhangers van theïstische evolutie op een gegeven moment ook afstand moeten nemen van de hoofdwaarheden van Gods Woord, zoals verzoening door voldoening. Maar ook van de maagdelijke geboorte, de wonderen van de Heere Jezus, Zijn opstanding, hemelvaart en wederkomst. Dat zijn allemaal zaken die met het methodologische naturalisme als denkkader niet verklaarbaar zijn.”
Zou God alle leven geschapen kunnen hebben door een evolutieproces te gebruiken?
„Er bestaan wetenschappelijk onoplosbare problemen, zoals het ontstaan van leven. Schrijf je dat toe aan het ingrijpen van God, dan zie je Hem als Iemand Die de gaten in de wetenschappelijke kennis vult.
Theïstisch evolutionisten zeggen dat het evolutieproces zich heeft voltrokken onder Gods leiding, onder Zijn toezicht of buiten Hem om na de oerknal. Dat zijn drie visies, waarvan de eerste nog het dichtst bij de klassieke, Bijbelse opvatting over het ontstaan van de wereld staat.
Maar hoe dan ook komen ze daarmee onherroepelijk in de problemen. Een theïstisch evolutionist spreekt bijvoorbeeld over een God Die lijden, natuurrampen, ziekte, dood en verderf heeft gebruikt in het evolutionaire scheppingsproces. Maar God heeft de schepping „zeer goed” genoemd. Nu kun je het kwade goed noemen, maar daarmee beroof je God van Zijn eer.”
Vrijwel alle universiteiten, natuurhistorische musea en boeken over dino’s gaan uit van een aarde van miljarden jaren oud. Dat staat haaks op de chronologie van de Bijbel. Hoe oud zijn we?
„In mijn boek spreek ik van een aarde van 6000 tot 8000 jaar oud, afhankelijk van de interpretatie van de geslachtsregisters in de Bijbel. Waarom dit belangrijk is? Net als alle andere gedeelten van Gods Woord zijn ook deze teksten door de Heilige Geest geïnspireerd, ingegeven. We moeten ze letterlijk nemen, want zo worden ze ook gepresenteerd.”
Theïstisch-evolutionistische theologen proberen het conflict tussen de Bijbel en de evolutieleer op te lossen door te zeggen dat Genesis 1-3 geen feitelijke historie weergeeft, maar poëzie is. Moeten we de beschrijving van de schepping als geschiedenis blijven lezen?
„Ja, en daar zijn verschillende argumenten voor. Een daarvan is van de Duitse theoloog Walter Hilbrands, die laat zien dat herhalingen in een Bijbelgedeelte niet automatisch betekenen dat de tekst poëtisch, niet-historisch of figuratief moet worden opgevat. Zo heeft ook het boek Genesis een structuur die vanaf het begin helemaal tot het einde ervan doorloopt.
Iemand als de liberale oudtestamenticus en hebraïst James Barr, die moeilijk beschuldigd kan worden van vooringenomenheid, noemt de taal van Genesis 1 wel verheven, maar geen poëzie. De tekst geeft uiteindelijk gewoon historie weer.”
Reformatorische kerken zullen leeglopen bij aanvaarding van de evolutietheorie en de Schriftkritiek, stelt u. Waarom?
„Dat is een veronderstelling die ik op de historie baseer. Je zag dat gebeuren in de voormalige Nederlandse Hervormde Kerk rond 1860-1870 en in de Gereformeerde Kerken in Nederland in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De toenmalige cultuur en wetenschap kregen een belangrijke stem bij de verklaring van de Bijbel. Veel mensen namen op een gegeven moment afscheid van de kerk, want ze konden hun wetenschappelijke opvattingen niet meer verenigen met het geloof in de Bijbel.
Anderen bleven in de kerk. Maar waar eindigden zij? De gereformeerde theoloog Harry Kuitert liet een jaar voor zijn dood in een interview in het Reformatorisch Dagblad weten waar zijn Schriftkritiek hem had gebracht: „Als je niet in de schepping gelooft, is ook de trits schepping-zondeval-verlossing niets meer waard.”
Nu dreigt de geschiedenis zich te herhalen. Aan de linkerkant van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland en de Christelijke Gereformeerde Kerken zijn steeds meer mensen die een vorm van theïstisch evolutionisme aanvaarden.”
Creationisten kunnen ook best geharnast in de discussie staan en alles tot in de punten en komma’s willen beargumenteren. Raakt daardoor niet de gelovige verwondering over wat de Bijbel over God en Zijn schepping zegt buiten beeld?
„Ja, het gevaar dat zij enkel rationalistisch te werk gaan, bestaat zeker. Hebreeën 11:3 spreekt over geloof: „Door het geloof verstaan wij dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden.” Dat mogen we nooit uit het oog verliezen.”
Boekgegevens
”De werken van Zijn handen. Een kritisch commentaar op theïstische evolutie”, Bart van den Dikkenberg; uitg. De Banier, 464 blz.; € 29,95