Geloof en wetenschap

Artikelen over geloof en wetenschap.

Advertentie

Geloof en wetenschap

Wetenschap is een boeiende manier om systematisch onderzoek te doen naar de werking van onze materiële werkelijkheid. In allerlei artikelen doet het Reformatorisch Dagblad verslag van wetenschappelijke ontdekkingen en mijlpalen. Maar bij wetenschappelijke claims over de oorsprong van onze wereld kiest de redactie een koers die recht wil doen aan wat de Bijbel beschrijft over de schepping.

De werkelijkheid is uiteraard groter dan alleen het tastbare, meetbare en zichtbare. De Bijbel laat ons immers weten dat er ook een geestelijke, niet-materiële werkelijkheid bestaat. Denk daarbij aan de geestelijke wereld van de ziel, duivelen, engelen en God. Deze werkelijkheid is door de natuurwetenschap niet waar te nemen. Niemand kan bijvoorbeeld de ziel of een engel ‘wegen’, maar de wetenschap moet wel met een geestelijke werkelijkheid rekenen. God heeft immers onze wereld geschapen, en die bestaat uit een materiële en een immateriële werkelijkheid. Hij regeert en onderhoudt deze in Zijn voorzienigheid.

Gods alomtegenwoordigheid in onze werkelijkheid (immanentie) laat de mogelijkheid van wonderen open. Een wonder is een waarneembare gebeurtenis die volgens de gangbare regels van de materiële wetenschap niet mogelijk is.

De huidige (natuur)wetenschap hanteert het ”methodologisch naturalisme” als uitgangspunt, dat niet rekent met Goddelijk ingrijpen: wetenschappelijke verklaringen zijn alleen geldig als ze zich baseren op natuurlijke dingen en processen. Een wetenschapper kan bijvoorbeeld meten hoe snel een voorwerp omlaag valt, hij kan die meting tien keer herhalen, en dan meet hij steeds hetzelfde. Dat leidt uiteindelijk tot een algemeen geldige wetenschappelijke theorie.

Komt er bij zo’n experiment iets onverwachts voor, wat hij niet kan verklaren, dan zal de wetenschapper niet denken aan een wonder, maar aan een fout in zijn experiment of in zijn hypothese (wetenschappelijke aanname). Het methodologisch naturalisme laat namelijk geen ruimte voor de gedachte dat God direct kan ingrijpen in onze werkelijkheid.

Deze manier van verklaren hanteren wetenschappers ook voor de historische dimensie van de natuurwetenschappen. Deze bestudeert niet de werking, maar het ontstaan van onze werkelijkheid. Hiervoor hanteren wetenschappers hetzelfde methodologisch naturalisme. Daardoor sluit de huidige wetenschap per definitie Goddelijk ingrijpen uit bij de beantwoording van de oorsprongsvragen.

Het gaat hierbij vooral over de kwestie of het heelal is ontslaan door zelfschepping: met een oerknal, de aarde via het spontaan samentrekken van kosmisch stof, het eerste leven met een toevallige combinatie van chemicaliën die zichzelf hebben gevormd en de biodiversiteit via geleidelijke evolutie. Of dat er sprake is geweest van een eenmalig Goddelijk wonder: de schepping van alle dingen door het krachtdadig, scheppend spreken van God door Zijn Woord als eerste Oorzaak; en dat God daarna Zijn schepping in Zijn voorzienigheid onderhoudt en regeert via geschapen tweede oorzaken, zoals de natuurwetten en natuurlijke processen die de wetenschap onderzoekt.

Het Reformatorisch Dagblad baseert zich voor de beantwoording van deze oorsprongsvragen op de Bijbel, Gods onfeilbare Woord. Dat betekent niet dat we een gemakkelijk antwoord kunnen geven op deze vragen. Maar de Bijbel geeft geen enkele aanwijzing om te denken dat het heelal miljarden jaren oud zou zijn en dat de biodiversiteit zich geleidelijk heeft ontwikkeld uit een of meerdere oercellen.

De Bijbel houdt ons een directe schepping door God voor. Deze scheppingsvisie gaat uit van een aarde die pakweg 6000 tot 8000 jaar oud is en die in één werkweek is geschapen. De redactie van het Reformatorisch Dagblad realiseert zich dat deze scheppingsgedachte niet of slechts beperkt aansluit bij de resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar het ontstaan van de dingen. Ook is deze scheppingsvisie alleen denkbaar als het uitgangspunt Goddelijk ingrijpen is. Dat zegt de Bijbel ook, zoals in Psalm 104:24: „Hoe groot zijn Uw werken, o HEERE! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt.”

De Bijbel geeft geen grond voor de ”macro-evolutionaire” gedachte van de universele gemeenschappelijke afstamming van de soorten. Macro-evolutie is het idee dat alle levende wezens, bacteriën, planten en dieren, inclusief de mens, zonder Goddelijk ingrijpen zijn ontstaan vanuit één of meerdere oercellen en dat complexe organismen zich hebben ontwikkeld uit minder complexe. De Bijbel beschrijft wel een zesdaagse schepping door God van alle hoofdsoorten „naar hun aard”.

Uit de geschapen hoofdsoorten kunnen door tweede oorzaken, zoals aanpassingen aan omgevingsfactoren en voedselaanbod (adaptatie), binnen elke ”aard” tal van ondersoorten ontstaan (soortvorming). Adaptatie en soortvorming vallen onder ”micro-evolutie”. Dit type veranderingen is empirisch-wetenschappelijk aannemelijk te maken, en die strijden niet met wat de Bijbel beschrijft in het boek Genesis. Het idee van macro-evolutie, dat is gebaseerd op de vooronderstelling dat er niet meer bestaat dan het materiële, het tastbare, meetbare en zichtbare, is wel strijdig met de scheppingsgeschiedenis en is bovendien niet empirisch-wetenschappelijk aantoonbaar.

Advertentie

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer