Gaat het echt zo slecht met de mentale gezondheid van jongeren als wordt beweerd? Twee hoogleraren plaatsen daar in hun oratie vraagtekens bij. „Het is normaal dat je je soms naar voelt.”
„Noodklok: mentale gezondheid jongeren zwaar onder druk.” „Helft van de jongeren heeft psychische problemen: „Super zorgwekkend””. „Bijna alle jongeren gaan gebukt onder mentale klachten: ze zijn vooral gestrest, somber en overprikkeld”. Afgaande op een paar nieuwskoppen van de afgelopen maanden, is het leven voor de gemiddelde jongere loodzwaar.
Ja, beaamt Levi van Dam (41), veel jongeren geven inderdaad aan dat ze buikpijn, stress en onzekerheid ervaren. Maar dat zegt volgens de bijzonder hoogleraar veerkrachtig opgroeien aan de Universiteit van Amsterdam lang niet alles. „Als een onafhankelijk professional gaat vaststellen hoeveel jongeren er aan een psychische stoornis lijden, dan blijkt dat aandeel te liggen op 30 procent. Niet meer dan dertig jaar geleden. Volgens objectieve maatstaven is er dus niets veranderd.”
Wat wel een verschil is: „Jongeren zijn beter dan voorgaande generaties in staat om aan te geven dat ze het af en toe best pittig hebben.” Van Dam, die vrijdag zijn oratie houdt, vindt dat een positieve ontwikkeling. „Deze generatie eist aandacht op voor het feit dat het leven soms best ingewikkeld is. Ze kunnen daar woorden aan geven. Vroeger was het meer: je schouders eronder zetten en doorgaan.” Doordat jongeren erover praten maakt dat anderen vervolgens weer bewust van hun eigen ervaringen, legt hij uit. „Het is net als wanneer iemand in dezelfde ruimte zegt: Het is best fris hier, vind je ook niet? En dat jij dan reageert: Ja, inderdaad, wat koud. Laten we het raam dichtdoen of de verwarming aanzetten.”
Spraakverwarring
Daarbij werkt taalgebruik verwarrend, stipt Van Dam aan. „Depressie is een zware en beladen diagnose, die jongeren lichtvoetig gebruiken. Ze zeggen al dat ze depressief zijn als ze een slecht weekend hebben gehad.” Ook het woord trauma wordt volgens de hoogleraar te pas en te onpas gebruikt. „Dat helpt niet. Want als iemand zegt dat hij een trauma heeft, wie ben jij dan om daar wat aan te doen? Dan is het logisch dat jongeren snel naar de psycholoog rennen.”
„Jongeren zeggen al dat ze depressief zijn als ze een slecht weekend hebben gehad” - Levi van Dam, hoogleraar veerkrachtig opgroeien
Jongeren labelen problemen inderdaad anders dan oudere generaties, ziet Marjolein van de Pol (49). Zij hield vorige week vrijdag haar oratie als hoogleraar studentenwelzijn aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Ook zij signaleert dat de problemen die je vroeger deelde met je „lief dagboek” nu alom worden besproken of breed gedeeld worden op sociale media. „Maar bedoelen jonge generaties hetzelfde als oudere?” vraagt ze.
Zelf ziet ze spraakverwarring. Voor onderzoek, waarvan de uitkomsten nog niet gepubliceerd zijn, legde ze casussen voor aan studenten en docenten op haar faculteit. „Studenten noemen situaties eerder angstig, stressvol of overbelastend dan docenten. Ook gebruiken en beoordelen ze woorden verschillend.” Zo hadden studenten het al over stress als er een tentamen aankwam. Terwijl docenten pas over stress spraken als iemand meerdere tentamens achter elkaar niet had gehaald, in grote financiële zorgen zat of een ernstig ziek familielid had.
Lekke band
Jongeren ervaren minder heftige situaties ook daadwerkelijk als stressvoller, blijkt uit onderzoek. „Waarom dat zo is, weten we nog onvoldoende. Een van de theorieën is dat ze beschermder zijn opgevoed en zich daardoor minder stressbestendig voelen. Terwijl de butsen en schrammen in het leven je weerbaarder maken tegen grotere uitdagingen.”
Een voorbeeld? „Als ik vroeger een lekke band had, moest ik ergens aanbellen of mijn achterwiel optillen en naar huis lopen. Nu kunnen mijn kinderen direct bellen of appen naar huis en regelen ze dat ze opgehaald worden. Hetzelfde geldt na een meningsverschil of klein ongelukje. Terwijl de frustraties van zo’n lekke band als klein ongemak je voorbereiden op grotere uitdagingen in het leven. Als we in de opvoeding veel weerstand wegnemen en comfort aanbieden, ontnemen we jongeren de kans te leren omgaan met ongemak.”
„Als we in de opvoeding veel weerstand wegnemen, ontnemen we jongeren de kans te leren omgaan met ongemak” - Marjolein van de Pol, hoogleraar studentenwelzijn
De vraag is nog welk ongemak jongeren precies sterker maakt. „Het continu vergelijken op sociale media –duimpje omhoog, duimpje omlaag– werkt in ieder geval negatief op stressbestendigheid. Er zijn wel aanwijzingen dat reallifeproblemen, zoals zo’n lekke band, helpen je weerbaar te maken.”
Telefoonscherm
Psychische problemen kunnen dan niet zijn toegenomen, onderzoeken laten wél zien dat jongeren zich steeds minder gelukkig zijn gaan voelen. Niet gek, vindt Van Dam. Hij vermoedt dat de onzekerheid is toegenomen door sociale media. „Onzekerheid had ik natuurlijk vroeger ook, als ik het klaslokaal in liep of het sportveld op kwam. Dat is ook gezond als je zoekt naar wie je bent. Maar nu vergelijken mijn dochters zich voortdurend met leeftijdsgenoten zodra ze hun telefoonscherm openen. Die momenten van onzekerheid zijn er dus veel meer.”
Van de Pol signaleert hetzelfde probleem. „Jongeren vergelijken zich nu niet alleen meer met hun buurmeisje of klasgenoot, maar met de hele wereld. Vroeger kregen ze meer tijd en ruimte om in alle rust te rijpen. En dat is nodig, want de adolescentie komt met horten en stoten.”
„Jongeren vergelijken zich nu niet alleen meer met hun buurmeisje of klasgenoot, maar met de hele wereld” - Marjolein van de Pol
Ook Van Dam vindt dat jongeren weerbaarder moeten worden, maar voegt er meteen aan toe: „Het is flauwekul om dat alleen bij jongeren te leggen. Als we jongeren nooit leren lopen, moeten we vervolgens ook niet klagen als ze vallen.” Kortom: er ligt een taak voor mensen om hen heen.
Een belangrijk deel van de jeugdige onzekerheden hoort immers gewoon bij het leven. „Dat je je weleens somber of angstig voelt, is niet gek of afwijkend, maar normaal. Daarvoor kun je ook te rade gaan bij je oma of de buurvrouw. Jongeren hoeven er niet voor naar de psycholoog, we kunnen het met elkaar oplossen.”
Mentale wasstraat
Juist door de ontkerkelijking is er volgens Van Dam in het omzien naar elkaar een gat geslagen. „De kerk biedt een mooie structuur waarin oog voor elkaar is. De rituelen die een kerk en gemeenschap in zich hebben, helpen. Als er bijvoorbeeld voor jou wordt gebeden in de kerk, is het –los van het geloof of God daar iets mee doet– fijn dat de gemeenschap naar jou omkijkt. Veel mensen hebben echter afscheid genomen van het geloof en daarmee ook van die verbindende rituelen. We zijn daarom zoekende: hoe kunnen we die rituelen in een jasje gieten dat niet per se dogmatisch of religieus is, maar wel toegankelijk voor een grote groep mensen?”
Van Dam bedacht een alternatief: de „mentale wasstraat”, en experimenteerde ermee bij een dancefestival. Tijdens een drie uur durend programma trokken jongeren zich terug voor een miniretraite, luisterden naar „inspirerende praatjes” over wat ertoe doet in het leven, deden ademhalingsoefeningen onder begeleiding van muziek, leerden tot rust komen met klankschalen en ondergingen een ijsbad. Bij die laatste activiteit zetten ze hun lijf extreem onder stress, waarbij ze de eerder geleerde ademhalingsoefeningen moesten toepassen. „Bezoekers waren ontroerd”, vertelt de hoogleraar. „Zoveel rust en inzicht gaf het hun. Een reset, zeiden sommigen.”
Relaties
Van therapie hebben jongeren te hoge verwachtingen, stelt hij. „Als je over iemands leven kijkt, heb je meer aan relaties met mensen om je heen dan aan die ene therapeut. Er valt dus meer te halen uit het contact met elkaar.” Zo zou volgens hem iedereen een 8 minutenpersoon moeten hebben. „Iemand die je altijd kunt bellen om even je verhaal te doen. Wie zo iemand heeft, kan meer aan, blijkt uit onderzoek.”
„Ga niet gelijk naar de psycholoog; er valt meer te halen uit het contact met elkaar” - Levi van Dam
Wel moet er oog blijven voor jongeren met zware en complexe psychische problemen, betogen beide hoogleraren. Voor hen is professionele hulpverlening noodzakelijk. „Voor levensfaseproblematiek, aanpassingsstoornissen of pedagogische knelpunten lijkt normalisering beter”, weet Van de Pol. „De kunst is om het verschil te zien. Wanneer kun je een student die zich somber voelt helpen met een advies en wanneer moet je iemand doorverwijzen?”
Ze hamert op educatie. Volgens haar is het van belang dat jongeren inzicht krijgen in hoe het brein werkt, hoe gedrag tot stand komt en wat bijdraagt aan psychische klachten. „Dan kunnen we hen ook handvatten bieden om met stressprikkels om te gaan. Studenten moeten leren dat ongemak nodig is om meesterschap te ontwikkelen. Dat geeft voldoening en dus welzijn.”
Hoe kunnen jongeren dan onderscheiden of ze wel professionele hulp nodig hebben? „Als je last hebt van je knie, wil je ook niet gelijk naar de chirurg”, reageert Van Dam. „Je begint met meer bewegen, misschien wat oefeningen doen. Je googelt wat en vraagt op een feestje hoe anderen dat doen. Pas als het probleem storend en aanhoudend is, zoek je een professional op.” Zo moeten mensen het volgens de hoogleraar ook met elkaar over mentale gezondheid hebben en de ander helpen met tips en suggesties.
Besmettelijk
De toegenomen bespreekbaarheid noemde Van Dam eerder positief. Toch zit er ook een andere kant aan. Alles wat je aandacht geeft, groeit. Dus ook aandacht voor mentale gezondheid. „Praten over mentale problemen is besmettelijk”, erkent de hoogleraar. Volgens hem is dat inherent aan contact met anderen: mensen worden ook gelovig of veganist door met anderen van gedachten te wisselen.
Toch moeten we niet zwijgen over negatieve gevoelens, vindt hij. „Uiteindelijk heeft één op de twee mensen met mentale struggles in zijn leven te maken. Simpel gezegd: jij of je partner, dus in feite iedereen. Laten we daarom niet doen alsof het niet bestaat, maar wel zoeken naar hóé we het erover hebben. Blijven hangen in problemen helpt in ieder geval niet die te relativeren. En laten we ook niet meteen in de therapiereflex schieten.”
„Zoek naar de juiste toon”, stelt Van de Pol voor. Ze pleit voor erkenning van mentale problemen die studenten ervaren, maar zou hun tegelijk ook een ander perspectief willen voorhouden. „Het hoort erbij dat je jezelf af en toe naar voelt als je aan het ontwikkelen bent. Het moet normaal worden dat het leven niet maakbaar is.”