Stress nekt student: „Het moet altijd meer en beter”
Onzekerheid, onzekerheid en nog eens onzekerheid. Als er één bron van stress is voor studenten, dan is het de opeenstapeling van onzekerheden in hun leven.
Toen Jolien Dopmeijer (nu 40) afstudeerde, kon ze een huis kopen en kreeg ze een vast contract. Nu ziet ze als docent op de hogeschool waar ze ooit zelf studeerde dat dit volslagen is veranderd. „In een wereld vol obstakels proberen studenten constant het hoge tempo vol te houden. Met al die onzekerheden moet je maar omgaan, anders is het jouw probleem”, constateert ze. Voor het Trimbos-instituut deed Dopmeijer onderzoek naar stress en prestatiedruk onder studenten, in opdracht van het ministerie van Onderwijs. Woensdagmiddag werd het rapport ”Harder Better Faster Stronger?” gepresenteerd in aanwezigheid van koningin Máxima en minister Dijkgraaf.
Snel afstuderen, een hoger niveau, financiële lasten, sociale verplichtingen en al voordat je aan een baan begint werkervaring opdoen. „Het moet altijd meer en beter”, concludeert Dopmeijer. Ze wijst op de eindeloze keuzevrijheid – in soorten opleidingen, minors, vakken, doorstudeerrichtingen. „De keuze uit zoveel soorten levens versterkt het idee dat je het verkeerde kunt kiezen. En dat kost je je geld en je toekomst.”
Toch ervaren jongeren volgens de onderzoeker dat ze niet mogen zeuren over hun keuzevrijheid, want die is heel fijn. „Ze horen vooral dat ze veerkrachtig moeten zijn. Maar dat helpt de huidige generatie niet.”
Met een krappe woningmarkt, oorlogsdreiging, polarisatie, hoge energierekening en klimaatcrisis heeft iedereen te maken. Hoe kan het dat die onzekerheid juist onder studenten z’n tol eist?
„Omdat het gaat om hun toekomstperspectief. Er speelt meer: jongvolwassenen leven in een maatschappij waarin we continu aanstaan, waar we altijd paraat moeten zijn voor werk, veel tegelijk moeten doen en waar presteren en excelleren de norm zijn. Ze hebben het gevoel dat ze zo hoog mogelijk op de ladder moeten komen – druk die ze gedeeltelijk ook zichzelf opleggen. Dat eist z’n tol onder jonge mensen, want de ruimte en tijd om hun identiteit te ontdekken, zijn er niet. Als ze even stilstaan, merken ze dat gelijk financieel. Wie langer studeert, moet extra lenen. En dat heeft ook weer gevolgen voor bijvoorbeeld het kopen van een huis.”
In hoeverre zijn studenten nog weerbaar?
„Het gaat me te ver om een hele generatie te bestempelen als overgevoelig. Onderzoek laat zien dat er wel degelijk een bepaalde mate van veerkracht onder jongeren is. Ik zie wel een kwetsbare generatie. Het probleem wordt te veel bij hen neergelegd. Met het verwijt dat zij weinig aankunnen of zich aanstellen, vergroot je het probleem alleen maar. Help hen er dan mee. Krijgen jongeren in de opvoeding bijvoorbeeld nog de kans om te leren omgaan met tegenslag? Ouders willen graag het beste voor hun kind, en hebben daardoor de neiging ongemak van tevoren weg te nemen.”
Negatieve berichten over prestatiedruk en stress kunnen het gevoel van falen versterken, stelt u. Hoe dan precies?
„We weten dat jongeren naar hun omgeving kijken en hun zelfbeeld ontlenen aan het contact met anderen. Door alle aandacht voor studiestress onder hun leeftijdsgenoten kunnen jongeren denken: dat zal bij mij ook wel aan de hand zijn. Ze kunnen zich dus ten onrechte gaan identificeren met de problematiek door zo’n stroom negatieve berichten. De media, docenten, maar ook wij als Trimbos-instituut dragen verantwoordelijkheid voor de manier waarop we over prestatiedruk spreken. Stress en druk zijn op zichzelf niet negatief – die horen erbij. Heel hoge stress is een probleem; dat moet je serieus nemen.”
U noemt zelfregie als oplossing en pleit niet per se voor meer studentenpsychologen. Vindt u, net als staatssecretaris Van Ooijen, dat jongeren te snel hulp krijgen voor psychische problemen?
„Uiteindelijk wil je dat iedereen in staat is om voor zijn mentale gezondheid te zorgen. Dat betekent niet dat je alles zelf moet doen, maar dat je weet wanneer je hulp moet inschakelen. Zelfregie werkt preventief. Als je daarin investeert, voorkom je dat mensen massaal hulp moeten zoeken en problemen verergeren. Veel jongeren vragen overigens pas in een laat stadium om hulp.”
Welke vaardigheden hebben jongeren nodig om goed met druk en stress om te gaan?
„Het is belangrijk dat ze zelf herkennen wat mentaal gezond is en wat niet. Wanneer is stress gewoon stress, en wanneer neemt het overmatige vormen aan? En wat moet je dan doen? Hoe ga je om met stress als je een opdracht op tijd moet inleveren of voor het eerst op stage gaat? Het aanleren van die vaardigheden is een taak van opvoeding én onderwijs.”
Na de zomer keert de basisbeurs terug. Ook wil minister Dijkgraaf dat eerstejaars straks nog maar de helft van het benodigde aantal studiepunten hoeven te halen. In hoeverre verwacht u dat dit de druk zal verminderen?
„Die maatregelen zullen zeker een bijdrage leveren, maar niet het hele probleem oplossen. Mijn ervaring is dat bij de meeste mensen die hun studiepunten niet halen, dat komt door persoonlijke, moeilijke omstandigheden. Ik verwacht dus niet direct dat studenten straks meer achterover leunen; de meesten vinden het niet prettig om achter te lopen met hun punten.”
Wat gaat u onderwijsminister Dijkgraaf woensdag adviseren om dit probleem verder aan te pakken?
„Blijf investeren in programma’s voor het onderwijs die het welbevinden versterken. Die bestaan al voor middelbare scholen en het mbo. Daarnaast wil ik aandacht vragen voor internationale studenten, een extra kwetsbare groep. Zij missen vaak een woning en werk. Regel die basisvoorzieningen.
Minister Dijkgraaf kan het probleem niet alleen oplossen. Zo zal hij de gevolgen van de onzekerheid op de woningmarkt en de klimaatcrisis moeten bespreken met collega’s van andere ministeries. En met hen moeten kijken hoe financiële lasten omlaag kunnen. Studenten komen bijvoorbeeld vaak niet in aanmerking voor toeslagen.”
Wat kan het onderwijs zelf doen?
„De inrichting van het studieprogramma draagt niet bij aan het verminderen van prestatiedruk. Tentamens en deadlines zijn georganiseerd rond piekmomenten – die maken de druk extra groot. Smeer die dus meer uit.
Hogescholen en universiteiten zouden ook moeten zorgen voor duidelijke informatie. Daar schort het aan: studenten moet in verschillende systemen opdrachten inleveren, het rooster inzien en toetsdata opzoeken. Heel onoverzichtelijk. Geregeld worden toetsen en roosters op het allerlaatste moment ook nog eens gewijzigd. Dat levert paniek op. Studenten hebben dan net alles rond en komen vervolgens weer in de problemen met hun planning.”