Rare beelden over Joden zinken in de kinderziel
„Ik heb nog nooit een Jood op de grond zien spugen als de Naam Jezus wordt genoemd.” Dr. Ewoud Sanders blijft zich verbazen over de wijze waarop Joden in jeugdlectuur worden getypeerd. „Auteurs en uitgevers zouden daarover beter moeten nadenken.”
Sanders (64) promoveerde in 2017 op onderzoek naar tachtig bekeringsgeschiedenissen: ”Levi’s eerste kerstfeest: Jeugdverhalen over jodenbekering, 1792-2015.” Ook in veel andere lectuur kwam hij voorbeelden tegen van stereotyperingen en karikaturale beschrijvingen van Joden. Ze worden kinderen met de paplepel ingegoten, stelt de freelance journalist. Het werd de titel van het boek dat hij er deze maand over publiceert: ”Met de paplepel. Beeldvorming over Joden in Nederlandstalige jeugdverhalen, 1782-heden.” Op de voorkant staat een typering door historicus Geert Mak: „Een verpletterend onderzoek.”
Sanders –taalhistoricus, journalist en auteur van tientallen boeken– spoorde de verhalen onder meer op via de krantenwebsite Delpher en de verzameling oude boeken op achterderug.nl. Hij downloadde ook alle tachtig jaargangen van het rooms-katholieke blad De Engelbewaarder. „Ik heb me erin verdiept hoe je op een slimme manier digitaal onderzoek doet en geef daar ook les in. Als je bijvoorbeeld zoekt op de naam Rachel, in een tekst niet meer dan tien woorden verwijderd van de Naam Jezus, dan gaat het negen van de tien keer om een Joods meisje dat met het christelijk geloof in aanraking komt. Ook door Joodse woorden in te voeren kom je verhalen op het spoor.”
Goed of slecht
Sanders vond er ruim 350. Hij trof er veel stereotypen in aan, meestal negatief. „Mensen hebben de neiging minderheden aan de hand van opvallende kenmerken te beschrijven. Joden leven al eeuwen in Nederland, maar vormden lange tijd een aparte groep.” Wat er over hen werd geschreven, heeft Sanders verdeeld in hoofdstukken met titels als ”Joden zien er anders uit”, ”Joden maken veel kabaal en praten raar”, ”Joden zijn goed” (24 pagina’s) en ”Joden zijn slecht” (68 pagina’s).
Positieve typeringen zijn er zeker ook, zegt Sanders: Joden zijn muzikaal, ondernemend, gul, adrem en moedig. Maar verreweg het grootste deel van de beschrijvingen is negatief: Joden liegen en bedriegen, zijn laf en hebzuchtig. Joden worden getypeerd als slim in de handel, en dan vaak op een negatieve manier. Daarbij houdt men er volgens Sanders geen rekening mee dat veel Joden in de handel terechtkwamen omdat ze een groot aantal andere beroepen niet mochten uitoefenen.
De Haarlemse historicus, zoon van een Joodse vader, beperkt zich niet tot jeugdverhalen, maar noemt ook tal van uitdrukkingen in de Nederlandse taal over Joden. Van smousenstreek tot jodensmoes. „Gelukkig hoor ik zulke gezegden veel minder dan twintig, dertig jaar geleden. Veel uitdrukkingen zijn politiek incorrect geworden. Net zoals je het woord ”neger” niet meer gebruikt.”
Zorgvuldig
De bekeringsgeschiedenissen waarop Sanders eerder promoveerde, geeft hij in zijn nieuwe boek ook weer uitgebreid aandacht. „Veel lectuur is vanuit een goede intentie geschreven, maar ook buitengewoon ongevoelig. Of zelfs grof, zoals een verhaal uit 1969 waarin een grootvader met zijn twee kleindochters blijmoedig de gaskamer betreedt. Mijn mond viel open toen ik dat las.”
Het navertellen van een oud verhaal en daar de nodige fantasie aan toevoegen, vindt Sanders te gemakkelijk. „Je mag toch verwachten dat een auteur onderzoek doet en zich niet op één subjectieve bron baseert; ook niet op een autobiografie.”
Christelijke auteurs gebruiken volgens Sanders stereotype beelden. „Joden foeteren christenen uit of spuwen op de grond als de Naam Jezus wordt genoemd. En zo’n verhaal is dan bedoeld voor kinderen vanaf acht jaar. Wat voor een beeld geef je hun daarmee van Joden? Opvoeders moeten zorgvuldig zijn als ze mensen met een andere cultuur of geloofsovertuiging beschrijven. En als je beweert dat je Joden een warm hart toedraagt, moetje een juist beeld van hen neerzetten en geen negatieve karikatuur. Dat moet altijd, maar zeker in een tijd met toenemend antisemitisme.”
Complottheorieën
Sommige stereotyperingen zijn al oud. „Dat spugen op de grond las je in de negentiende eeuw ook al. Het is uit de duim gezogen, maar ook in vrij recente uitgaven kom je het nog tegen. Bij christelijke auteurs is sprake van grote liefde voor het Joodse volk, terwijl het tegelijkertijd ongelofelijk is welke merkwaardige dingen er over Joden worden verteld. Het doel van mijn boek is te laten zien hoe hardnekkig allerlei beelden zijn. Het zou mooi zijn als het een keer zou stoppen, maar ik heb er een hard hoofd in.”
En het betreft niet alleen jeugdboekenauteurs, zegt de taalhistoricus. „In coronatijd heb ik me erover verbaasd welke plaats Joden in allerlei complottheorieën kregen. Zelfs het middeleeuwse verhaal over het drinken van babybloed kwam weer tevoorschijn. Ongelofelijk hoeveel mensen complottheorieën geloven.”
Welk gevoel overheerst na jarenlang onderzoek? „Je wordt hier wel een beetje mistroostig van. Ik ben nu in Azië om bij te komen. Daarna ga ik me met een vrolijker onderwerp bezighouden, al moet ik dat nog kiezen.”