Jood stereotiep neergezet in jeugdlectuur
Hoe komt het toch dat negatieve beelden over Joden steeds weer opduiken? Waarom is antisemitisme zo lastig uit te bannen? Het zijn terugkerende vragen, die extra prangend worden naarmate er in de samenleving, de kerken en het onderwijs scherper en duidelijker tegen wordt gewaarschuwd.
Een belangrijk deel van het antwoord wordt door Ewoud Sanders gegeven in zijn nieuwste boek, dat op 28 oktober verschijnt: ”Met de paplepel. Beeldvorming over joden in Nederlandstalige jeugdverhalen, 1782-heden.” Antisemitisme, zo zegt Sanders, wordt overgedragen via de populaire jeugdliteratuur, waarin kinderen kennismaken met stereotype Joden. Zo vestigen zich al op jonge leeftijd beelden over wie Joden zijn en wat ze doen in kinderhoofden – en dergelijke beelden worden bij het opgroeien lastig gecorrigeerd.
Sanders, journalist en neerlandicus, heeft eerder voor zijn Nijmeegse proefschrift specifiek naar kinder- en jeugdverhalen over bekeringen van Joden tot het christendom gekeken. Daarbij kwam hij al tot de slotsom dat via dergelijke kinderboeken tal van negatieve beelden over Joden werden overgedragen.
Stereotypen
In dit nieuwe boek verbreedt Sanders zijn focus en gaat hij na hoe Joden ten tonele worden gevoerd in kinder- en jeugdboeken sinds het ontstaan van de jeugdliteratuur aan het einde van de achttiende eeuw. Het resultaat is opzienbarend: allerhande stereotyperingen over Joden worden, vaak tussen neus en lippen door, aan kinderen overgedragen. Joden zouden handig zijn in de handel, erg slim, geldbelust, lawaaierig en voorzien van kromme neuzen en zwart ”jodenhaar.”
Sanders heeft een vlotte pen en hij heeft ervoor gekozen om zo veel mogelijk de bronnen voor zich te laten spreken. In korte, pakkende hoofdstukken heeft hij de beeldvorming over Joden gegroepeerd: beelden over het Joodse uiterlijk, over Joods handelen, over goede en over slechte Joden en over Joden als slachtoffers. De kracht hiervan is dat zichtbaar wordt hoe al vanaf het begin van de jeugdliteratuur Joden een thema waren en dat allerlei beelden onderdeel gingen uitmaken van de vaste catalogus aan karakters, in ieder geval tot verder in de twintigste eeuw.
Internationaal
In het boek passeren vooral de stereotypen de revue, maar op basis van Sanders’ materiaal zijn ten minste drie belangrijke conclusies te trekken. Ten eerste, de negatieve stereotypering van Joden is een transnationaal verschijnsel. Zeker in de beginfase kwamen veel van de anti-Joodse beelden via vertalingen uit het Duits ons taalgebied binnen. Ook de Engelse literatuur droeg zijn steentje bij, zoals bijvoorbeeld via de vertalingen van Charles Dickens’ ”Oliver Twist” met daarin de zeer negatief en stereotyperend beschreven Jood Fagin.
Toch kan negatieve beeldvorming van Joden niet louter op buitenlands conto geschreven worden: het boek staat vol met voorbeelden van Nederlandse, soms zeer bekende auteurs die Joden in hun kinder- en jeugdverhalen als handige bedriegers en vieze kooplui opvoeren. Sommige boeken gingen helemaal over een Joods personage, in veel andere speelden Joden een kleinere, maar wel stereotype rol.
Theologie
Ten tweede wordt duidelijk dat stereotype beeldvorming over Joden voorkwam in jeugdliteratuur uit alle hoeken van de samenleving: bij verlichte en conservatieve auteurs. In de twintigste eeuw is het echter vooral een verschijnsel geworden binnen de rooms-katholieke en orthodox-protestantse jeugdliteratuur. Dat staat niet los van dubieuze theologische overtuigingen: de Joden zouden collectief verantwoordelijk zijn voor de dood van Jezus en de ellendige positie van Joden in de huidige samenleving was een rechtstreeks gevolg van het feit dat hun voorouders geroepen hadden: „Zijn bloed kome over ons en onze kinderen.”
De negatieve beeldvorming van Joden diende zo een theologische les. Terwijl de katholieke stereotypering van Joden na de Tweede Wereldoorlog vrij snel verdween, bleven klassieke stereotypen in orthodox-protestantse kinder- en jeugdboeken veel langer in omloop. Uit Sanders’ boek blijkt dat sommige recent uitgegeven reformatorische kinderboeken nog altijd aan dit euvel lijden.
Goede bedoelingen
En dat brengt ons op de derde conclusie. De intenties van de auteurs blijken heel divers te zijn. Er zijn kinderboekenschrijvers die ronduit een hekel aan Joden blijken te hebben en kinderen vooral willen waarschuwen voor die gekke, gevaarlijke en bedrieglijke Joden. Daarnaast zijn er echter tal van auteurs die het goed bedoelen: zij willen juist dat kinderen Joden ook als mensen zien.
Bij de manier waarop dat gebeurt, gaat echter veel fout. Zo wordt bijvoorbeeld het stereotype van de handige en slimme Jood positief geduid en worden Joden als succesvolle handelslui en als bovengemiddeld verstandige mensen neergezet. Het stereotype wordt ondertussen echter gewoon doorgegeven. Juist de kinderboekenschrijver die Joden positief wil neerzetten en antisemitisme wil bestrijden, moet erg haar of zijn best doen om los te komen van de bestaande stereotype beelden, die diep in het collectief geheugen gegroefd zijn.
Antisemitisme
Terwijl de beschrijving van de bronnen Sanders’ kracht is, valt er analytisch nog een extra slag te maken. Want waar komen die veelal negatieve beelden nu precies vandaan? In sommige gevallen waren die verbonden aan de sociale positie van Joden in de toenmalige samenleving, zoals het beeld van de ”voddenjood.”
In veel andere gevallen gaan de wortels veel dieper: beeldvorming over het Joodse uiterlijk, Joden als kindermoordenaars en Joden en geld zijn veelal middeleeuws, terwijl het idee van de goddeloze Jood weer uit de oudheid stamt.
Precies dit wijst op het gelaagde karakter van antisemitisme. Dat is een reservoir waarin eeuwenlang stereotype beelden en ideeën over Joden worden opgeslagen, die via kinderboeken, liedjes en grappen vrijwel geruisloos worden overgedragen. Op momenten dat er crisis ontstaat in de samenleving en gezocht wordt naar een ‘dader’ wordt dit reservoir al snel aangeboord en wijzen de vingers naar de Joden.
Verbetering
Wie Sanders’ boek leest, moet gelukkig ook constateren dat het in de kinderliteratuur de goede kant op gaat. Maar kinderen kijken tegenwoordig vooral allerlei filmpjes, kinder- en jeugdseries. Hoe staat het daarin met het beeld dat van Joden wordt geschetst? Zijn dit nieuwe media waarmee eeuwenoude beelden toch weer worden overgedragen? Het zijn vragen die aanzetten tot verder onderzoek.
Sanders geeft met dit boek echter huiswerk aan het onderwijs, ouders, auteurs en reformatorische uitgeverijen. Kijk nog eens scherp naar de boeken in de schoolbibliotheek, de verhalen die worden voorgelezen, geschreven en gepubliceerd. Soms worden met de beste intenties de raarste ideeën over Joden overgedragen. Wie wil dat negatieve beeldvorming over Joden stopt, moet beginnen bij de paplepel.
Met de paplepel. Beeldvorming over joden in Nederlandstalige jeugdverhalen, 1782-heden, Ewoud Sanders; uitg. Walburg Pers; ISBN 9789462499492; 272 blz.; € 29,99