
Boerenzoon en Engie-topman Harry Talen: Op een begrafenis gaat het niet over iemands maatschappelijke positie
Boerenzoon Harry Talen is de hoogste baas van de Nederlandse tak van een van de grootste energiebedrijven ter wereld. Maar als zijn vader uitgeschakeld is, rijdt hij in alle vroegte naar Staphorst om eerst de koeien te melken. „Het is voor mij een uitlaatklep om met mijn handen bezig te zijn.”
Harry Talen (43) ontvangt zijn gast thuis, een bescheiden bungalow in het Gelderse Wezep. Op de oprit staat zijn auto aan de lader. Binnen rent een teckel door de keuken. Het fleurige interieur verraadt de creativiteit van zijn vrouw Klaske (42), dochter van een Friese akkerbouwer. Het stel heeft drie zoons, van 7, 9 en 11 jaar.

Talen heeft het huis eigenhandig verbouwd en verduurzaamd. De tuin achter is een plaatje met een strak gemaaid grasveld, bloemperken en een prachtige veranda met glazen wanden. Ook die heeft hij zelf in elkaar gezet. „Op zaterdag loop ik erbij als een bouwvakker”, lacht hij.
Bouwvakker is hij allerminst, maar met zijn handen werken deed hij al op jonge leeftijd. Harry Talen groeide met twee jongere broers op in Staphorst, waar hun ouders een melkveehouderij hebben. Hij heeft goede herinneringen aan die tijd. „We waren altijd buiten bezig. Hutten bouwen, sleutelen aan machines. Soms melk ik de koeien nog wel eens. Als pa uitgeschakeld is, springen mijn broers en ik bij. Eind vorig jaar kreeg hij een nieuwe heup. Toen hebben wij om beurten de koeien gemolken.”
Sinds 2024 geeft Talen leiding aan Engie Nederland, het energiebedrijf waar hij vijftien jaar eerder als trainee begon. Engie is exploitant van twee hypermoderne elektriciteitscentrales in Lelystad en Eemshaven en een kleinere centrale in het Friese Bergum. Ook daar draait het om verduurzaming, want de internationale energiereus wil in 2045 geen CO2 meer uitstoten. De Maxima-centrale in Lelystad is inmiddels voorbereid op het meestoken van waterstof – een project waarvan Talen de kar trok.
Hoe komt een boerenzoon uit Staphorst in de energiewereld terecht?
„Pa zei tegen mij en mijn twee jongere broers: „Jullie kunnen goed leren; boer worden kun je altijd nog. Ga jezelf ontwikkelen, dan heb je later de keus.” Na de Pieter Zandt ben ik in Zwolle industrieel management gaan studeren. Dat ging me redelijk makkelijk af. Ik had gemiddeld twee dagen per week een bijbaan bij een technisch uitzendbureau in Staphorst. Die zochten harde werkers met twee rechterhanden. Ik heb er van alles gedaan. Technisch uitdagend werk trok mij aan. Daardoor werd ik op den duur op de wat moeilijkere klussen gezet.
Thuis op de boerderij was ik ook al meer met machines bezig dan met koeien. Iets wat stuk is repareren, processen optimaliseren, dat vond ik interessant. En tegelijk nadenken over een verdienmodel: hoe houd je kosten onder controle, hoe bepaal je waar je in gaat investeren. Techniek en economie dus, in mijn studie kwamen die samen. Voordat ik het wist, was ik afgestudeerd. Toen moest ik kiezen: gaan werken of verder leren. Het werd het laatste, een masteropleiding technische bedrijfskunde aan de Universiteit Twente. Daarvoor ben ik in Enschede gaan wonen.”

Leidde die keuze naar deze branche?
„Dat kwam tegen het einde van mijn studie. Een oude studievriend uit Zwolle belde me op. Het installatiebedrijf waar hij werkte, zocht iemand die de omwisseling naar slimme meters (meter voor stroom en gas die op afstand kan worden uitgelezen, TR) moest aansturen. Ik aarzelde, want ik had nog wel drie maanden werk aan mijn afstudeerscriptie. „Zolang kunnen we niet wachten”, zei hij. Toen heb ik besloten alvast te beginnen. Ik maakte lange dagen en was ook in het weekend druk. Maar het lukte en na mijn afstuderen ben ik fulltime doorgegaan bij dat bedrijf, Roelofsen Installatietechniek in Harderwijk.
De slimme meter was destijds sterk in opkomst. Roelofsen verzorgde in het hele land voor energiebedrijven de omwisseling van elektriciteitsmeters. Het was hollen of stilstaan. Het ene moment hadden we honderd monteurs nodig in Harlingen, dan twee weken niemand en dan weer vijftig mensen in Alphen aan den Rijn. Ik deed met die oude studievriend de aansturing.
Na twee jaar vond ik het tijd voor wat anders en kwam ik als managementtrainee bij Engie terecht. Een halfjaar later was ik ploegleider in onze toenmalige kolencentrale in Nijmegen. Ik vond het fantastisch om samen met oudere, ervaren mannen die centrale te bedienen. Later kreeg ik een managementpositie in Lelystad en uiteindelijk de leiding over de centrale daar. Vorig jaar werd ik benoemd tot CEO van Engie Nederland.”
Hoe legt u op een verjaardag uit wat Engie doet?
„Wij zijn de op een na grootste energieproducent van Nederland. We hebben drie elektriciteitscentrales, wind- en zonneparken en biovergisters waarmee we groen gas produceren. Momenteel bouwen we een eerste batterijpark, waar we duurzaam opgewekte energie tijdelijk kunnen opslaan. Het is de bedoeling dat er daar meer van komen.
Als energieleverancier horen we in de zakelijke markt bij de top drie van het land. Consumenten kennen ons misschien wat minder goed, omdat we in die markt met verschillende merken actief zijn. Bij elkaar opgeteld zijn we daarmee goed voor de vijfde of zesde positie. In Nederland werken 900 mensen bij ons. Wereldwijd is Engie in dertig landen actief en hebben we bijna 100.000 medewerkers.
Duurzaamheid is echt een speerpunt bij ons. Wij zijn als eerste grote energiebedrijf in Europa gestopt met kolencentrales. Over twintig jaar willen we geen CO2 meer uitstoten. Dat is een keiharde doelstelling, waar we elke dag dichterbij komen.”
Hoe belangrijk is duurzaamheid in uw eigen gezin?

„We hebben alles super geïsoleerd en flink wat zonnepanelen op het dak liggen. We rijden in een elektrische auto, hoewel ik me realiseer dat dit een luxe is die niet iedereen kan betalen. We proberen vraag en aanbod van stroom zo veel mogelijk in balans te brengen. De wasmachine, de droger en de vaatwasser zetten we het liefst aan als het zonnig is. Omdat ik vandaag thuis werk, heb ik de auto vannacht niet laten laden. Dat doe ik nu overdag, zodat hij de opbrengst van de zonnepanelen meepakt.
Verder gaan we zuinig met onze spullen om. We houden ervan gebruikte meubels op te knappen. Op die manier willen we iets doen in reactie op de wegwerpmaatschappij. Ik houd er niet van om producten te kopen die je snel weer weggooit, zeker niet als ik bedenk dat zo veel mensen het minder hebben dan wij.”
U bent waarschijnlijk vaak van huis. Hoe combineert u dat met de zorg voor uw opgroeiende gezin?
„Ik ben inderdaad veel onderweg. Ons Nederlandse hoofdkantoor staat in Zwolle, ik kom op onze centrales, ik moet vaak in de Randstad zijn voor overleg met overheden, met partners waar we mee samenwerken en met brancheorganisaties. Mijn leidinggevenden zitten in Brussel en Parijs. Ik voel het als mijn verantwoordelijkheid om het bedrijf verder te bouwen. Dat kost meer dan veertig uur per week. Ook in de avonden en in de weekenden moet ik soms zakendoen.
Privé en werk lopen vaak door elkaar heen. Daarom vind ik het handig om mijn eigen agenda te beheren. Als ik een dag naar het buitenland ga, stap ik liever om vier uur ’s ochtends in de auto dan de dag ervoor. Dan ben ik tenminste ’s avonds nog in mijn gezin. Ik wil er ook voor onze kinderen zijn. Die doen aan sport, daarom ga ik in het weekend wel met ze mee naar de training of een wedstrijd.
Het is zoeken naar de balans. Klaske en ik hebben beiden een boerenachtergrond. Als op de boerderij een dier ziek is, gaat dat even voor en kun je misschien niet op tijd eten. Die flexibiliteit is er ook in ons gezin. Als ik onverwachts langer door moet werken of een paar dagen van huis ben, passen we ons daarop aan. Het blijft opletten dat het niet doorslaat. De zondag proberen we vrij te houden voor het gezin. Die gaan we niet volplannen met dingen die moeten. Er is dan ruimte om samen te ontbijten, naar de kerk te gaan, rustig koffie te drinken.”

Sport u zelf ook?
„Vroeger meer dan nu, en dan vooral buiten: fietsen, hardlopen, mountainbiken. Schaatsen ook, maar daar kom ik niet meer aan toe. Zelfs het fietsen schiet er tegenwoordig een beetje bij in. Klussen doe ik nog wel. Je kunt alles leren. Ik heb intussen een hele verzameling gereedschap. Ik heb zelf de vloer van ons huis geïsoleerd. Daarvoor heb ik twee dagen in het zand liggen tijgeren, want de kruipruimte is erg laag. Een goede training was dat. Bij tijden loop ik er bij als een bouwvakker. Als de buren dat zien, zullen zij niet denken dat ik op mijn werk een net pak draag.
Met mijn handen werken is voor mij een uitlaatklep. Op mijn werk ben ik heel veel met mijn hoofd bezig. Denken en plannen uitwerken, hoe kunnen we dingen beter doen. Als je hoger in de organisatie zit, gaan de zaken die goed lopen vanzelf, maar komen de zaken die lastiger zijn bij jou terecht. Dan wil ik in mijn vrije tijd niet te veel na hoeven denken, maar gewoon lekker bezig zijn.”
Is dat ook de reden dat jullie in Wezep wonen?
„Misschien wel. We komen allebei van een boerderij en zijn dus ruimte gewend. Hier konden we een huis kopen met wat grond eromheen.
Net voordat ik bij Engie kwam werken, had ik Klaske leren kennen. Zij woonde in Smilde, niet ver van Appelscha in Friesland, waar haar ouders een akkerbouwbedrijf hebben. Ze werkte fulltime als doktersassistente, tijdens kantooruren. Toen ik een tijdje later in Nijmegen in de ploegendienst zat, werkte ik veel ’s nachts en in het weekend. Dan is het niet handig om op twee uur rijden van elkaar te wonen.
Wezep ligt ongeveer halverwege. We zijn hier in oktober 2010 komen wonen en meteen gaan klussen. In juni het jaar daarop zijn we getrouwd. Ons huwelijk is bevestigd in de protestantse Pauluskerk. We hadden eerder op zondagen beurtelings alle kerken in het dorp bezocht. Bij de Pauluskerkgemeente voelden we ons het beste thuis.”
In Staphorst kerkte u in de hervormde Dorpskerk, waar in uw jeugd ds. Tj. de Jong stond. Uw huidige gemeente heeft duidelijk een andere kleur. Bent u veranderd?
„Dat klopt. In Staphorst ging vrijwel iedereen naar de Dorpskerk. Een keuze was er niet: je ging met je ouders mee. Later, op de Pieter Zandt, ging ik nog veel met dezelfde vrienden om en bleef dat zo. Toen ik als student in Enschede op mezelf ging wonen, ben ik rond gaan kijken. In die periode ben ik me ook wat gaan afzetten tegen het geloof. Dat kwam denk ik door de levensfase waar ik in zat. Voor mijn gevoel had ik in die tijd wel andere dingen te doen dan naar de kerk gaan. Ik ging nog wel eens met een paar huisgenoten mee, maar daar bleef het bij.

Toen ik met Klaske in Wezep kwam wonen, hebben we bewust de keuze gemaakt om weer naar de kerk te gaan. We wilden hier een bestaan opbouwen en integreren in de samenleving. Dan moet je een omgeving opzoeken waar je mensen leert kennen. Voor ons is dat de kerk. We zijn allebei actief geworden in het vrijwilligerswerk. We hebben ook een Alpha-cursus gedaan. Daar is een vriendengroep uit ontstaan die nog steeds bij elkaar komt en waar we samen dingen mee doen, zoals op vakantie gaan.”
Wat hebt u meegenomen uit uw opvoeding?
„Ik beschouw mezelf niet als links of rechts, om het in politieke termen te vertalen. Ik heb vooral meegekregen dat iedereen belangrijk is. Ik wil mensen daarom gelijk behandelen en waarderen. Dat probeer ik ook in mijn werk te doen.
Wel vind ik, en dat is dan misschien mijn linkerkant, dat de zwaarste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Daarbij probeer ik zelf het voorbeeld te geven. Dat is iets wat ik ook heb meegekregen: normen en waarden moet je zelf uitdragen.

Aan de andere kant, meer de rechterkant, vind ik dat mensen gewoon hun best moeten doen. Van iedereen die gezond is, mag verwacht worden dat hij of zij een bijdrage levert aan de maatschappij. Ik heb er geen begrip voor als mensen de kantjes ervan aflopen.”
Wat vindt u belangrijk vanuit uw geloof?
„Het geloof is voor mij vooral een stukje verbinding met de samenleving. Daar hoort ook zorg bij voor mensen die het minder hebben dan wij. En rentmeesterschap.
Dat laatste is denk ik ook waarom ik het leuk vind om met de energietransitie bezig te zijn. We hebben een planeet waarvoor we moeten zorgen en waar we zuinig op moeten zijn. Een planeet die we straks achterlaten voor onze kinderen en kleinkinderen. Dan kun je niet leven bij de dag, profiteren van alles wat we kunnen en denken: na ons de zondvloed.”
Dat klinkt nogal horizontaal. Hoe staat het met de verticale lijn? Wie is God voor u?
„Ik geloof zeker dat God er is, en Jezus. Of je dat nu horizontaal ziet, of verticaal, er is een hoger doel in het leven. We leven niet alleen voor onszelf.”
De Bijbel zegt dat we Christus nodig hebben om ons van onze zonden te verlossen. Hoe kijkt u daartegen aan?

„Daar worstel ik mee. Ik vind dat je jezelf in de spiegel goed moet kunnen aankijken. Dat je zelf moet leveren wat je ook van anderen verwacht. Er zit echt wel een verschil tussen hoe ik het vroeger in de kerk hoorde en hoe het in onze huidige kerk wordt verteld. Toen was het vooral niet snel goed genoeg. Het andere uiterste is: God is liefde en alles wordt vergeven. Dat is voor mij toch wel een brug te ver, want onder dat mom zou je bijna alles goed kunnen praten, zolang je maar zegt dat het je spijt.
Ik zoek nog steeds naar de balans tussen die twee. Ik vind dat je oprecht in het leven moet staan. Ik geloof niet dat iemand die op zondag in de kerk zit maar intussen in zijn leven vooral bezig is om het zelf zo goed mogelijk te hebben, in de ogen van God een beter mens zou zijn dan iemand die niets met het geloof heeft maar oog heeft voor de medemens, zichzelf wegcijfert, sober leeft en de zwakken in de samenleving helpt.
Ds. Hans van Ark, die ons destijds heeft getrouwd, zei dat geloven een werkwoord is. Dat ben ik met hem eens. Net zoals trouwen een werkwoord is. Aan je relatie moet je blijven werken. Zo is geloven voor mij niet alleen op zondag naar de kerk gaan, maar ook omzien naar je medemensen, dankbaar zijn en oog hebben voor een stuk rentmeesterschap.”
Gaf die verandering in uw denken geen spanning met de familie in Staphorst?
„Nee, helemaal niet. Mijn ouders zijn altijd ruimdenkend geweest. Ze gaven ons als kinderen alle ruimte om onszelf te ontwikkelen en onszelf te ontdekken.”
Wat geeft u in dit opzicht zelf aan uw kinderen mee?
„We zijn praktisch ingesteld. Bij het eten mogen de jongsten voorlezen uit de kinderbijbel, zodat ze tegelijk leren lezen en de verhalen uit de Bijbel leren kennen. Verder vinden we het superleuk dat onze kerk heel veel activiteiten voor hen organiseert. Ik denk niet dat een kind er enthousiast van wordt om elke zondag naar de kerk te gaan en een uur te luisteren naar een meneer die je vertelt wat je wel en niet mag doen. Het geloof is voor ons een manier van leven. Dat proberen wij de kinderen door te geven.

Wat ik nog steeds van mijn achtergrond waardeer, is het omkijken naar elkaar, dat je niemand alleen laat. Tegenwoordig is inclusiviteit een populair woord. Ik vind oprecht dat iedereen gelijkwaardig is. Het maakt niet uit wat je afkomst is, je achtergrond, je geaardheid, je geloof, je cultuur of wat dan ook. We hebben elkaar als mensen nodig en iedereen is belangrijk. Sommigen hebben het talent gekregen om een organisatie aan te sturen, anderen kunnen fantastisch een muur metselen en weer anderen zorgen voor ouderen.”
Uw moeder is zo iemand die zorg nodig heeft. Wat betekent dat voor u?
„Zij heeft MS en zit al jaren in een rolstoel. Ze kan steeds minder. Gezondheid is geen vanzelfsprekendheid. Ik ben elke dag dankbaar voor de dingen die ik kan doen. In de auto luister ik vaak naar een podcast. Meestal gaat het over leiderschap en dat soort onderwerpen. Laatst hoorde ik een podcast waarin werd gevraagd om eens op te schrijven wat je zou willen dat er bij je begrafenis over je wordt gezegd. Daar heb ik over nagedacht. Ik wil graag dat mijn vrouw en kinderen vinden dat ik er voor hen ben geweest en dat ik hun een luisterend oor bood. En dat ook mijn collega’s, mijn medewerkers, zo over me denken. Op een begrafenis gaat het niet over de positie die iemand op de maatschappelijke ladder heeft bereikt, maar vooral over hoe iemand als mens is geweest.”
En na dit leven, wat is uw verwachting?
„Ik geloof dat er meer is na dit leven. Hoe het er precies uitziet, vind ik lastig voor te stellen. Ik hoop dat bij mijn afscheid gezegd wordt dat ik goed in het leven stond en dat ik zorg had voor anderen. Dan heb ik vertrouwen.”
rd.nl/hetgesprek
Wat drijft iemand in zijn of haar leven? Hoe is hij of zij gevormd? In deze rubriek een persoonlijk interview met een meer of minder bekend persoon uit de breedte van de samenleving. Deze aflevering: Harry Talen. Volgende week: Jilke Tanis.