Corona als zelfstandige: Geen opdrachten, geen inkomen
Er ging een streep door allerlei plannen van werkend Nederland. Voor de klas? Voor de laptop werd dat. Gezellig met collega’s lunchen? Thuiswerken voortaan. Net een bedrijfje gestart? Oei… Intussen bedachten musici bedachten creatieve alternatieven voor hun verloren concerten.
De verkoopster: Na een jaar ben ik soms nog uitgeput
Leanne Noordover-de Regt (42) uit Sassenheim, medewerkster viswinkel
„Ik heb het post-Covid-syndroom. Ik ben blij dat er een naam voor is. Net zoals de uiteindelijke positieve testuitslag me enigszins hielp. Maar nog steeds, nu bijna een jaar later, heb ik last van hoofdpijn, vermoeidheid en spierkrachtverlies in mijn bovenlichaam. Delen van mijn lichaam zitten helemaal vast, zoals mijn nek. Het was de bedoeling om half februari op therapiebasis weer een uurtje per week naar de viswinkel te gaan. Al kon ik alleen maar even wat sausjes scheppen. Maar de arboarts heeft het me verboden. Hij voorzag een terugval. Dat geeft wel een domper.
Het begon eind maart vorig jaar. Een collega die een week ziek thuis was geweest, was net weer begonnen. Of hij corona had? Dat blijft de vraag. Er werd in die gevallen niet getest. Ik voelde me op een vrijdagavond en zaterdag rillerig en dacht aan een buikgriepvirus. Mijn man voelde zich een dag lang ook niet lekker. Ik werk drie dagen in de winkel hier in Sassenheim en zou dinsdag weer beginnen. Ik werd echter steeds zieker en kreeg wat koorts. Ik heb mijn chef gebeld dat het echt niet lukte.
Drieënhalve week heb ik boven op een aparte kamer gelegen, met een schot voor de deur zodat de anderen –we hebben vier kinderen in de leeftijd van 5 tot 15 jaar– veilig konden passeren. Van de dokter kreeg ik een stenciltje met wat voorschriften. Zolang ik minstens één keer per dag de trap op en af kon om naar de wc te gaan, hoefde ik me geen grote zorgen te maken. Was dat niet het geval dan moest ik me melden in het ziekenhuis. Er werd een saturatiemeter thuisbezorgd. Daarmee kun je zelf de zuurstofverzadiging meten. Die werd, met een paar boterhamzakjes eromheen, in de brievenbus gestopt. Zo ging dat toen. Ik had wel wat te weinig zuurstof, maar heb nooit naar adem liggen happen.
Vrijdag 10 april kon ik zonder hulp van mijn man de trap niet af. We zijn naar het ziekenhuis gegaan, hoewel ik dat nog steeds niet wilde. Vlak naast het mortuarium was de ingang. Ik ga nu niet huilen, maar de tranen zitten wel dicht aan de oppervlakte. Op de parkeerplaats heb ik me toen niet goed kunnen houden, hoewel ik als geboren en getogen Zeeuwse nuchter en niet snel bang ben.
De tranen zitten dicht aan de oppervlakte
Ik mocht ’s avonds weer naar huis, bont en blauw omdat het steeds maar niet lukte om me te prikken. Ik had een longontsteking en coronalongen. Daar kreeg een kuur voor mee. Pas na vier weken verdween het koortsige gevoel. Ik vond dat het lang genoeg had geduurd, maar de werkelijkheid was dat ik veel last had van hoofdpijn en me totaal uitgeput voelde. Geen gewone vermoeidheid, maar iets wat je plotseling overvalt. Daarna interesseert je echt niets meer. Bij een boodschapje doen stond ik al te trillen en te schudden zodra ik maar drie dingen uit de schappen had gepakt. Wat zullen ze van me denken, dacht ik.
Half juni belandde ik weer op bed. Ik was echt op. We benaderden het revalidatiecentrum in Leiden, maar daar was geen plaats. Ik heb een week alleen maar geslapen in een huisje van een bekende en verbleef daarna tweeënhalve week bij een vriendin. In september kwam ik weer bij het revalidatiecentrum, waar ik in oktober terechtkon. Daar begon de behandeling: ergotherapie, fysiotherapie, diëtetiek, psychologie en gesprekken met het maatschappelijk werk en de revalidatiearts. En daarnaast gesprekken met groepjes lotgenoten. Dat alles twee maanden lang.
Sinds de afronding van die revalidatie kom ik nog steeds drie keer in de week bij de fysiotherapeut, krijg ik een behandeling in mijn nek tegen hoofdpijn, bezoek ik de ergotherapeut en spreek ik met de psycholoog. Iedere dag vink ik een dagplanning af en ga ik om één uur ’s middags een uurtje naar bed. Ik heb pas een hormoonbehandeling gehad.
Sinds vorige week lijkt het zonnetje weer een beetje te schijnen, ondanks het feit dat ik nog steeds helemaal niet aan het werk kan. Het klinkt stom, maar als ik terugblik was het toch geen slecht jaar. Er zijn er natuurlijk momenten van moedeloosheid, maar ik ben positiever dan ik dacht dat ik zou zijn. Ik heb veel geleerd, vooral tijdens de behandeling in Leiden. Ik zei voorheen altijd dat het goed ging, maar ik besef nu dat je het ook hardop mag zeggen als dat niet het geval is. De lat hoeft niet altijd even hoog te liggen.”
De leerkracht: Balen van de schoolsluiting
Francien Vlok (38) uit Gouda, leerkracht groep 5 en teamleider onderbouw op de Rehobothschool in Waddinxveen
„We leven bij de dag. Dat hebben we als collega’s vaak tegen elkaar gezegd in alle hectiek van de twee scholensluitingen van afgelopen jaar. Zowel in maart als in december overviel het ons toen we hoorden dat de scholen dicht zouden blijven. Ik weet nog dat ik vrijdag 13 maart een sollicitatiegesprek voerde. De sollicitant zou de week erop komen kennismaken. „Als we dan tenminste nog open zijn”, grapten we. Geloven dat dat niet het geval zou kunnen zijn, deden we eigenlijk niet.
Het was onwerkelijk toen zondag 15 maart bleek dat de schooldeuren de volgende dag toch dicht zouden blijven. Als personeel waren we die maandag wel aanwezig. Ik zie ons nog zitten. Met een man of tien, twaalf in een veel te kleine ruimte, plannen makend over hoe we alles zouden doen.
Achteraf gezien hadden we geen idee waar we aan begonnen. In de personeelsapp zeiden we: Twee weken wat minder onderwijs kunnen de kinderen best aan. Twee weken! Het werden er uiteindelijk zeven.
Eerlijk gezegd vond ik de hectiek van die eerste weken best leuk. Het had wel wat om met elkaar in weinig tijd het afstandsonderwijs op poten te zetten. Wel was het zoeken naar wat haalbaar was, zowel voor de leerkrachten als voor de leerlingen en ouders. Sommige collega’s hadden bijvoorbeeld nog nooit van Microsoft Teams gehoord. Als het dan ging over online lesgeven, zag ik de paniek in hun ogen.
Toen het afstandsonderwijs eenmaal liep, kwam de klap. Ik zat thuis, hielp mijn eigen kinderen met hun schoolwerk, gaf les, hield contact met ouders en stuurde het team aan. Die combi vond ik zwaar. Toen de eerste adrenaline weg was, besefte ik pas echt hoe bizar de situatie was.
Toen de scholen in mei weer opengingen, was iedereen opgelucht. Dit nooit meer, dachten we. Niet wetend dat afstandsonderwijs in de week voor Kerst opnieuw praktijk zou worden. De tweede scholensluiting overviel ons weer. Het zal toch niet waar zijn, dachten we. Gelukkig hadden we op school al een plan liggen. Dat scheelde.
Dit nooit meer, dachten we
Voor vrijdag 18 december stond de kerstviering gepland. Die haalden we naar dinsdag. De leerlingen kenden de teksten en liederen toch al.
Die kerstviering was bijzonder. Al die kinderen in hun mooie kleding, luisterend naar het kerstevangelie en zingend over de komst van Jezus Christus. Het was voor mij een symbolisch moment. De wereld stond in brand, we wisten niet hoelang deze lockdown zou duren en moesten nog veel regelen. Maar ondanks die hectiek en onzekerheid klonk de heilsboodschap, waar we met elkaar in alle rust naar konden luisteren. Het was een waardevol moment, ook voor de leerlingen.
In de tweede periode van thuisonderwijs namen we van elke les een filmpje op en zetten dat op YouTube. De kinderen hadden daardoor het gevoel dat ze toch nog een beetje in de klas zaten. Bij ouders haalde het de spanning of ze alles wel goed uitlegden weg. Ook planden we een wekelijks ophaalmoment voor de schoolspullen om zo de kinderen en ouders regelmatig te spreken.
In de media en de politiek wordt veel gesproken over leerachterstanden. De verloren generatie, wordt de jeugd wel genoemd. Dat vind ik kwalijk. Laten we die prestatiedruk alsjeblieft weghalen. Natuurlijk, kinderen hebben iets in te halen. Maar mijns inziens is dat vooral op sociaal-emotioneel gebied. Laten we daaraan eerst aandacht geven, dan komt het met de resultaten ook wel goed.
Normaal ben ik een controlfreak en plan ik alles graag. Maar door alle plannen kan zomaar opeens een streep komen te staan. Dat is het afgelopen jaar wel gebleken. Het leven is best maakbaar, denk je soms stiekem. Maar kwetsbaar is een beter woord. Het zou mooi zijn als we iets van dat leven bij de dag –waarover we het als collega’s regelmatig hadden– kunnen vasthouden.”
De organist: Denken in mogelijkheden
Arjan Breukhoven (58) uit Rotterdam, organist, pianist en dirigent, moest veel activiteiten schrappen en zocht naar muzikale alternatieven
„Nadat ik op 12 maart 2020 een streep door mijn muzikale activiteiten moest zetten, ben ik niet bij de pakken gaan neerzitten. Want zoals een neef ooit zei: „Als je met je gezicht naar het verleden staat, sta je met je rug naar de toekomst.” Daarom zocht ik naar bezigheden die na 12 maart wél mogelijk zijn.
Normaal gesproken komt het publiek naar mijn concerten, wat ik bijzonder waardeer. Als dank besloot ik nu naar hen toe te gaan met Facebookconcerten. Al op 13 maart gaf ik mijn eerste concert van een halfuur vanuit onze huiskamer. Om hiermee pas in augustus na de honderdste keer te stoppen. Vooral omdat er toen inmiddels veel collega’s online actief waren.
De eerste tijd trad ik dagelijks op. Rond negen uur ’s stelde ik het programma voor diezelfde avond samen. Om vervolgens de hele dag hard te studeren. Ik heb van alles gespeeld: Bach, grote romantische orgelwerken, verzoekprogramma’s. Uiteindelijk tikten mijn kinderen me op de vingers. Ze vonden dat ik het te druk had. Daarna ben ik drie keer per week gaan concerteren.
Vooral de eerste periode trok ik dagelijks duizenden kijkers. Niet alleen uit Nederland, maar onder andere ook uit Australië, Frankrijk en Rusland.
In die tijd verzorgden we ook iedere week het programma ”Facebook op zondag”, waarin ik improviseerde over psalmen en gezangen. Vanuit huis of in de kerk waar ik organist ben, de hervormde Dorpskerk in Berkel en Rodenrijs. Luisteraars konden de teksten meelezen op hun computerscherm. Tijdens een meditatief moment las mijn vrouw Annelies een gedicht van haarzelf voor. We vonden het bijzonder op deze manier het Evangelie te mogen uitdragen.
Gewoonlijk speel ik wekelijks orgel bij circa vijf uitvaarten, maar door de huidige beperkingen van het aantal mensen bij een uitvaart is dat aantal sterk verminderd.
Een positieve bijkomstigheid van de beperkende maatregelen is dat je moet omdenken en je daardoor je grenzen verlegt. Annelies opperde in augustus het idee interviewvideo’s te gaan maken. Hoewel ik geen ervaring met interviewen heb, ben ik toch de uitdaging aangegaan en geniet ik van de gesprekken met collega’s.
Positieve bijkomstigheid van de maatregelen is dat je moet omdenken
Inmiddels ontmoette ik een kleine twintig musici voor de rubriek De Noot Uitgang. Aan het eind van elk gesprek musiceer ik samen met de desbetreffende collega. Op de beiaard van de Sint-Jan in Gouda speelden Boudewijn Zwart en ik Psalm 43.
Ik neem de video’s zelf op en monteer ze thuis. De opnamen met onder anderen Pieter Heykoop, Marco den Toom, Jaco van Houselt en Jan Quintus Zwart zijn evenals de Facebookconcerten terug te kijken op mijn YouTubekanaal.
Achter veel muziekstukken zit een verhaal. Daarover vertel ik in het nieuwe videoprogramma Ojajoh, waarmee ik in februari ben gestart. Denk aan de ”Water Music” van Händel en Chopins ”Minutenwals”.
Ik ben dankbaar dat de drie mannenkoren waarvan ik dirigent ben mij doorbetalen. Om iets terug te doen, maak ik wekelijks voor elk koor een video. De afgelopen tijd legde ik uit wat een dirigent zoal doet. Verder laat ik liederen uit het repertoire voorbijkomen, waarbij elk koorlid kan meezingen met zijn eigen partij. Zo hoop ik mensen te stimuleren om te blijven zingen.
Kortgeleden rondde ik de opmaak van ”Leef-tijd”, de tweede gedichtenbundel van Annelies, af. Ik heb nieuwe bladmuziek geschreven en uitgegeven en samen met trompettist Henk-Jan Drost een cd gemaakt. Ondanks al mijn bezigheden houd ik
’s avonds tijd over. Gewoonlijk zijn vrijwel alle avonden gevuld met repetities of concerten. Niet zo verwonderlijk dus dat ik mij niet goed raad weet met vrije tijd. Stilzitten is niks voor mij.
Wat ik verder moeilijk vind? Corona zet ons op onze plek. Er hoeft weinig te gebeuren of de wereld staat op zijn kop. Corona is voor mij een van de tekenen de van de eindtijd. Net als de pestilentiën waar de Bijbel over spreekt, de Spaanse griep en wereldoorlogen. Soms vraag ik me af waar dit eindigt. Tegelijkertijd ervaar ik dat God zorgt.”
De uitvaartverzorger: Weduwe kon niet bij opgebaarde man
Uitvaartondernemer Anton van Tilborgh (61) bij De Laatste Eer in Sprang-Capelle, verzorgde vanwege corona in 2020 veel meer begrafenissen dan gebruikelijk
„Een verpleegkundige van een verzorgingshuis in Waalwijk belde me maart vorig jaar in tranen: „Ik weet niet wat ik moet doen!” Het was de eerste keer dat we als uitvaartonderneming te maken kregen met een overleden coronapatiënt. „We komen naar jullie toe”, stelde ik de ontredderde verpleegkundige gerust.
Twee van mijn medewerkers haalden de overleden man op uit het zorgcentrum, waar een corona-uitbraak was. Ze droegen een wegwerpoverall, mondkapje en veiligheidsbril. De brancard waarop het lichaam lag, werd meermalen gedesinfecteerd.
Zwaar was dat de weduwe van de man vanwege de corona-uitbraak het zorgcentrum niet mocht verlaten. Ze kon haar opgebaarde man in ons rouwcentrum in Sprang-Capelle dus niet bezoeken. Haar kinderen hielden haar via videobellen op de hoogte. Vlak voor de begrafenis reed de rouwauto langs het zorgcentrum. Achter het raam nam de weduwe afscheid van haar man. Online volgde ze de rouwdienst.
Het afgelopen jaar was voor mij moeilijk en heftig. Normaal gesproken verzorgt onze uitvaartonderneming jaarlijks zo’n veertig tot vijftig begrafenissen. Vorig jaar ging het richting de zestig. Vooral tijdens de tweede golf in het najaar was het druk. Soms moesten we in een week tijd vijf mensen begraven. Ik heb in 2020 1200 overuren gemaakt.
Coronaslachtoffers waren doorgaans ouder dan tachtig. De jongste was 59 jaar. Het virus was vaak het laatste duwtje. We hebben eens een bejaard echtpaar op één dag ter aarde besteld. Beiden overleden kort na elkaar aan corona.
Het was pijnlijk dat rouwen vaak niet goed mogelijk was. Onlangs overleed een man van 93 jaar aan corona. Ook zijn 92-jarige vrouw en zijn dochter waren besmet. De weduwe wilde dat haar man thuis werd opgebaard. Belangstellenden condoleerden de weduwe bij een klapraam. Het was zo jammer dat de weduwe vanwege haar coronabesmetting de uitvaartdienst in de hervormde kerk in Sprang-Capelle niet fysiek kon bijwonen. Wel heeft ze op de begraafplaats via een luidspreker familie en bekenden toegesproken.
Het virus was vaak het laatste duwtje
Ik was voortdurend bezig met de vraag: lopen mijn medewerkers die overledenen afleggen en verzorgen het longvirus op? In de Tweede Wereldoorlog kon je de vijand als het ware aan zijn helm herkennen. In coronatijd echter is je vijand onzichtbaar. Ik heb tijden gehad dat ik dacht: ik trek dit niet langer. Gelukkig weet ik waar ik met mijn nood heen mag. In mijn eentje heb ik in ons rouwcentrum vorig najaar mijn handen gevouwen. „Heere, wilt U een muur om ons heen zijn?” Twee van de achttien oproepkrachten van De Laatste Eer hebben corona opgelopen, niet tijdens hun werk. Ze zijn weer genezen. God was voor ons als een muur.
Al een jaar mogen we geen handen schudden. In het rouwcentrum moeten familie van de overledene en mensen die condoleren een mondkapje dragen. Mensen ervaren dat als kil en onpersoonlijk. Al tonen ze begrip voor de maatregelen. Tijdens condoleances bood ik bezoekers een alternatief. Leg je hand op je borst of vouw ze. Toon zo je meeleven.
Soms is het haast niet te doen om afstand te houden. Een man met een handicap huilde van verdriet. Ik heb even een arm om zijn schouders geslagen. Ik zorgde dat onze gezichten niet al te dicht bij elkaar kwamen en waste mijn handen later. Rust brengen, dat is mijn taak als uitvaartverzorger. Zeker in coronatijd. Duidelijk maken wat wel en wat niet kan. Soms is dat lastig. Verwarrend dat vijftig mensen een uitvaartdienst mochten bijwonen, maar weer niet in een zaaltje naast de kerk mochten koffiedrinken. Ondanks alle spanningen gaf het uitvaartwerk me een voldaan gevoel. Ik kon in een moeilijke tijd wat betekenen voor rouwende mensen.”
De zelfstandige: Geen opdrachten, geen inkomen
Alette Koornneef (29) startte in 2019 een eigen onderneming. Door corona verandert een jaar later de inhoud van haar werk en kan ze mensen met haar gedichten en illustraties bemoedigen
„Mijn bedrijf stond nog maar net in de steigers toen Nederland in lockdown ging. Het werk als tekstschrijver en webdesigner was ik aan het opbouwen. Maar toen werd het maart en viel mijn werk weg; opdrachten en interviews gingen niet meer door en onze kinderen kwamen ook thuis te zitten, waardoor ik weinig tijd had om andere dingen op te pakken.
Het afgelopen jaar is anders gelopen dan ik had gedacht. Ik had weinig werk, dus zakelijk gezien was het geen goed jaar. Het is heel waardevol dat ik veel aandacht kon besteden aan onze twee kinderen, maar het plan was dat ik opdrachten zou binnenhalen waarmee ik een fatsoenlijk inkomen zou hebben. Ik ben nu hoogzwanger en ga met verlof; hoe is de situatie als ik weer aan het werk ga? Dat vind ik soms spannend. Tegelijk vind ik het mooi dat we mogen ervaren dat het altijd goed komt en God altijd zorgt. Ik probeer echt in gebed de dingen voor te leggen en af te wegen. En misschien groeien we financieel niet zo hard als andere mensen, uiteindelijk komen we nooit tekort. Door corona leren we dat je bij de dag moet leven. Dat heeft ons nooit iets slechts gebracht.
Als hobby maakte ik voor de pandemie al kaarten met illustraties. Als de kinderen ’s avonds in bed lagen, kon ik tekeningetjes maken. Daar ging ik in de lockdown mee door en dat is inmiddels mijn werk geworden. Stel dat er geen corona was, dan was ik meer voor opdrachtgevers bezig geweest en zou ik hier geen tijd voor hebben gehad.
Via Instagram deelde ik al wat van mijn werk. In coronatijd is dat flink gegroeid. Het is best lastig om het zelf te zeggen, maar ik denk dat ik herkenbaarheid heb mogen delen. Als ik nu kijk hoeveel reacties ik soms krijg op een post op Instagram, dan vind ik dat heel bijzonder om te zien. Dan geloof ik ook dat ik daar wel mee door moet gaan.
Een van de eerste gedichtjes in coronatijd maakte ik voor moeders. Het begin was: ”Goedemorgen lieve mama! Gaat het nog een beetje goed? Of loopt je hoofd haast over van alles wat je moet?” Daar kwamen veel reacties op, maar het werd ook doorgestuurd. Zo kreeg ik van iemand uit de kerk een appje met de vraag of ik dat gedichtje had gemaakt. Ze heeft zelf geen Instagram, dus het bereik is vaak groter dan ik denk.
De laatste tijd mis ik vooral de verbinding
Aan de ene kant waren er in maart vorig jaar veel mensen die de lockdown zagen als een kans. Ik zag veel berichten in de trant van: we maken er het beste van. Positiviteit is iets heel moois, maar als dat even een dag niet lukt, neem het jezelf dan niet kwalijk. Dat wil ik de mensen meegeven. Ik voelde dat er ook een andere kant is: de wereld is gebroken. Dat wisten we natuurlijk wel, maar het is tegelijk ook heel confronterend.
De laatste tijd mis ik vooral de verbinding. Kunnen we nog leren om naar elkaar te luisteren? In de eerste lockdown was er veel saamhorigheid, maar dat viel weg toen de regels minder duidelijk werden. Ik schreef daarom in oktober:
De een zei: de kerk kan open, de ander vond dat te gemakkelijk en zag het liefst strengere regels. Iedereen lijkt wel telkens weer anders te denken over de maatregelen; mijn mening wisselt soms ook per week. Maar daardoor is afstemmen met anderen lastig.Mijn laatste nadenkluikje –een gedicht met illustraties in drie delen– raakte veel volgers. ”Ik tekende bloemen in het veld, ze groeien, ze bloeien, ze maken zich niet druk. Hun Vader zorgt voor hen.” Ik hoop dat ik dat steeds weer mag ervaren en het aan anderen kan meegeven.”
De dirigent: Van dertig concerten per jaar naar vier
Muziekdocent en dirigent Arjen J. A. Uitbeijerse (43) uit Moordrecht, wil de lofzang aan God ook in coronatijd gaande houden
„Toen half maart alles op slot ging, kwam net de passietijd eraan. Alle mooie concerten en passionen werden in één keer weggevaagd. In één weekend ging het leven van volledig fysiek naar volledig online. Iedereen zat opeens thuis. Samen met mijn vrouw was ik voor een deel bezig met het geven van thuisonderwijs aan onze drie kinderen. Dat kwam goed van pas, op deze manier had ik geen gelegenheid om te kniezen.
In eerste instantie dacht ik dat alles in mei achter de rug zou zijn. Dat bleek echter al gauw anders te zijn. Dat het zo lang duurde, vond ik erg heftig. Het werkte verlammend op mij. In het normale leven ben ik drie à vier avonden in de week bezig met het dirigeren van koren en het geven van concerten. In april probeerde ik vol goede moed weer wat plannen te maken met koorbesturen. Maar alles werd bij de handen afgebroken. Dat zorgde voor een moedeloos gevoel.
Normaal gesproken geef ik een stuk of dertig concerten in een jaar. Nu bleven er nog ongeveer vier over. Koren betalen me door, maar de concertinkomsten loop ik mis. Dat gaat om heel wat geld.
Naast mijn werk als dirigent ben ik vier dagen per week muziekdocent aan Driestar Hogeschool in Gouda. Mijn colleges ben ik grotendeels online gaan geven. Muziek is een vak dat je samen moet ervaren. Die beleving valt online helemaal weg. Je kunt als docent enthousiast voor het scherm zitten en basisschoolliedjes zingen, maar je merkt dat je tegen een muur op loopt. Je mist de echte ontmoeting. Als iemand me een jaar geleden had gevraagd of muziekles online kon, had ik nee gezegd.
Vroeg je me een jaar geleden of muziekles online kon, dan had ik nee gezegd
Ik merk wel dat ik er nu beter in zit dan tijdens die eerste lockdown. Je kunt tegen de regels vechten en tegen beter weten in hopen dat je weer dingen mag doen, maar door het aanvaarden van de situatie komt er meer creativiteit naar boven. Als de deur op een kier ging, startten mijn koren weer met hun repetities. Daarnaast speelde ik als organist in de kerkdiensten en leverde ik mijn bijdrage aan een zanggroepje in de kerk. Ook heb ik af en toe in een vesperdienst gezongen en meegewerkt aan livestreams van stichting Ars Musica. Je hebt elkaars enthousiasme en moed nodig.
Op een gegeven moment kwam zingen in een kwaad daglicht te staan. Dat was een keerpunt voor mij. Als ik tot in de kerk en op school verplicht mijn mond moet houden, kom ik met mijn geweten in conflict. We moeten ons niet door angst laten leiden. Zang is een goddelijke gave. De lofzang aan God is onze opdracht. Ik blijf ervoor strijden dat we onze mond niet hoeven te houden. Momenteel repeteer ik met diverse koren via het programma Jamulus. Daarmee kunnen koorleden gelijktijdig zingen. Het vraagt wel wat technische kennis: van dirigent word je digirent, zeg ik weleens. Jamulus is een waardig alternatief, maar niet gelijkwaardig. Toen ik merkte dat je iets gezamenlijks kunt doen, werd ik daar blij van. Tegelijk: samen zingen is meer dan alleen samenklank. Het is ook het samen beleven van schoonheid, kunnen zien hoe een ander het beleeft.
Door de coronatijd ben ik gaan zien dat we leven vanuit een maakbaarheidsgedachte. Ik snap de bedoeling van de slogan ”samen verslaan we corona”, maar feitelijk is het onzin. Ik heb geleerd dat ik in Gods hand ben, in Hem geborgen. Vanuit die belijdenis probeer ik te leven. Dat geeft ontspanning. Voor mij is het afgelopen jaar vooral een tegenstrijdig jaar geweest. Vanuit mijn werk als docent en musicus was het een moeilijk jaar, privé een bijzonder en mooi jaar. Er zijn goede dingen gebeurd: een nieuw huis, we zijn gezond gebleven, hebben het goed als gezin. Doordat ik veel meer tijd over had, heb ik me weer op het componeren gestort. Daar kwam ik normaal amper aan toe. In oktober kwam er een verzoek van dominee-dichter Robert Roth, die liederen gemaakt heeft bij de catechismus. Daar schrijf ik nu melodieën en bewerkingen voor. Het geeft veel voldoening om door de teksten heen te kruipen.
Voor de toekomst ben ik hoopvol. Ik geloof dat er weer veel gezongen gaat worden: op koren, in de kerk en op school. Mensen hebben daar behoefte aan.”