Ze bezorgen post, stemmen piano’s of werken in de bouw. Musici die voorheen hun agenda vulden met repetities en optredens, moeten hun inkomsten door de coronacrisis nu op een andere manier bijeenvergaren.
Wat te doen nu het podium geen geld meer biedt? Door corona werden vanaf maart de agenda’s van musici leeggeveegd. Ondanks steun vanuit de overheid –in Nederland de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)– gaan steeds meer musici noodgedwongen op zoek naar ander werk.
Uit een enquête van de Britse Musicians Union bleek in september dat een derde van de professionele musici in Engeland overweegt zijn carrière op te geven. Bijna de helft van de 2000 musici die de vragenlijst invulden, heeft werk buiten de muzikale wereld gevonden. Verreweg het grootste deel (70 procent) besteedde minder dan een kwart van zijn tijd aan zijn of haar professie: muziek maken. Nederlandse cijfers zijn niet bekend, maar zullen vermoedelijk niet veel anders liggen.
Taboe
De ene na de andere musicus kiest dus eieren voor zijn geld. Toch wordt er met collega’s weinig over gesproken, zegt een 40-jarige musicus uit het midden van het land die liever anoniem wil blijven. Dat heeft er volgens hem mee te maken dat er onder musici een taboe op ligt: je hebt gefaald als je er iets bij moet gaan doen. Voor de buitenwacht krijg je snel het stempel ”sneu”. Twee dingen die hij niet wil.
Maar nodig is het vaak wel, bijbeunen in een andere branche. Overheidssteun zorgde in zijn geval de eerste maanden van de lockdown voor een maandelijks inkomen van 1500 euro, waarvan het complete gezin rond moest komen. Het idee van overheidssteun te moeten leven, maakte de musicus ongelukkig. Dus koos hij er enkele maanden geleden voor geen tweede steunpakket aan te vragen, maar te gaan bijverdienen. Drie maanden werkte hij fulltime in de bouw; nu doet hij dat nog twee dagen in de week. Met muziek is hij op dit moment 40 procent van zijn tijd bezig.
Concertpodia
De musicus „wordt er niet blij van” en „gaat ermee ophouden als het kan”, maar voor nu kan hij door zijn werk in de bouw wat gederfde inkomsten compenseren. De bouw verdient zelfs beter dan de muziek, vertelt hij. Dat steekt de musicus misschien nog het meest: dat hij tien jaar naar school is gegaan, goed is in zijn vak, maar daar nu niet mee bezig kan zijn.
Binnen de beperkende coronamaatregelen worden zo nu en dan nog wel concerten gegeven: met maximaal dertig bezoekers en de uitvoerenden op 1,5 meter afstand. Volgens de musicus brengen dat soort concerten echter bij lange na niet genoeg op om van te kunnen leven. Bovendien: musici geven de concerten vaak twee keer op dezelfde avond, voor hetzelfde salaris. De jonge generatie kan zich volgens hem nog enigszins met dat soort optredens bedruipen, maar bij musici die een gezin te voeden hebben, moet er meer binnenkomen.
De kans is groot dat de coronacrisis het cultuurlandschap blijvend aantast. De overheid steunt de concertpodia, maar ook die steun zal op een gegeven moment opdrogen. Er zijn volgens de musicus op dit moment simpelweg te veel musici om de zalen te vullen. Onder aan de streep is de freelancer de pineut.
---
„Zonder crisis deze keuze niet gemaakt”
Pianostemmen deed dirigent en pianist Jacob Schenk (47) uit Urk er altijd een beetje bij. Toen door corona een groot deel van zijn inkomsten wegvielen, pakte hij het serieuzer aan. Nu stemt hij piano’s in het hele land.
„Laat ik maar iets anders proberen”, dacht de Urker musicus in maart. Zijn koren –vier vaste en één projectkoor– lagen stil, concerten vervielen. „Ik stemde al ongeveer vijftien jaar binnen een kleine klantenkring. In die jaren heb ik veel geleerd door het gewoon te gaan doen, door tips van ervaren pianostemmers en door bijvoorbeeld tutorials op YouTube te bekijken. Deze zomer kwam ik Kees de Baat tegen, een gepensioneerd pianotechnicus die pianostemcursussen aanbiedt. Ik ben drie weken bij hem in de leer gegaan.”
Via een artikel in het plaatselijke blad Het Urkerland, onlineadvertenties en contacten met leerlingen en koorbesturen werkt Schenk aan zijn klantenbestand. Gemiddeld stemt hij zes à zeven piano’s per week, ook buiten zijn eigen regio. „Ik heb klanten in Schiedam en Amsterdam.”
Zijn muzikale bezigheden liggen afgezien van wat lessen aan leerlingen nagenoeg stil. „Dat vind ik jammer. Ik zit al 25 jaar in het dirigentenvak. Het stemmen doe ik graag, het is mooi werk en ligt in het verlengde van wat ik al deed. Maar was deze crisis er niet, dan had ik andere keuzes gemaakt.”
De Urker musicus schat in dat hij normaal gesproken 60 procent van zijn inkomsten uit de muziek haalt. Een deel daarvan komt nog steeds binnen. „Mijn koren betalen een tijdje door, al weet ik niet hoe lang dat nog duurt.” Omdat Schenks vrouw ook werkt, kan het stel nog rondkomen. „We zitten niet op de bodem, maar moeten het wel met minder doen. Het kost tijd om het stemwerk verder op te bouwen. Er staan niet in één keer allemaal mensen voor de deur.”
Bovendien levert een stembeurt lang niet op wat Schenk met een concert verdient. „Ik heb drie à vier stembeurten nodig om net zoveel te verdienen als met één concert. Die beurten heb je niet zomaar.”
De harp aan de wilgen hangen en een andere baan kiezen, daar wil Schenk nu liever nog niet aan denken. Tegelijk is hij realistisch. „Als het moet, kan het niet anders. Ik zou wel graag zelfstandig willen blijven.”
Hoe het ook loopt, piano’s blijft hij stemmen. Ook als de coronacrisis tot het verleden behoort. „Het is een complex vak waar je nooit in uitgeleerd raakt. Een soort kunst eigenlijk.”
---
„Post biedt structuur aan lege agenda”
Ze is afgestudeerd violiste, maar brengt nu gemiddeld tien uur per week de post rond. Jeanine Melis (25) uit Tilburg: „Soms loop ik over straat en denk ik: Waar ben ik mee bezig? Ik wil gewoon viool spelen.”
De violiste heeft „lang getwijfeld” voor ze zich in het oranje-zwart van het postbedrijf hulde. Bij de start van de coronapandemie, halverwege maart, hoopte ze dat het allemaal sneller voorbij zou zijn. Dat bleek niet zo te zijn. Concert na concert verdween uit haar agenda. Om rond te kunnen komen, werkt ze per juli enkele dagen in de week bij PostNL.
„Een collega-violist bezorgt ook post, al vóór de coronacrisis”, zegt Melis. „PostNL is heel flexibel. Als ik toch opeens een concert heb, kan ik dat kort van tevoren aangeven en mijn dienst nog ruilen.”
Ze schat in dat ze ongeveer 75 procent van haar inkomsten derft door corona. „Dat is een gemiddelde. In sommige maanden, zoals de passietijd, werk ik voor 150 procent. In de zomer werk ik weer minder.”
Toch zijn de inkomsten niet de enige reden dat Melis het bijbaantje heeft genomen. Sterker: het salaris dat ze verdient met post bezorgen wordt afgetrokken van de Tozo, de geldelijke steun die ze vanuit de overheid krijgt. Dat was nog een reden dat de violiste lang heeft getwijfeld voor ze de baan nam. Uiteindelijk gaf de structuur die de post biedt de doorslag.
Op dit moment gaat 40 procent van haar tijd naar het post bezorgen en 40 procent naar het musiceren. Ongeveer zestien uur per week is ze met muziek bezig: studeren, repeteren en het geven van vioolles. Dat doet de Tilburgse vijf uur per week. „Ik heb lang op de muziekschool lesgegeven, maar was daar juist mee gestopt. Achteraf wel jammer.”
Vóór maart stond haar leven volledig in het teken van de muziek. Dat dit nu anders is, vindt Melis heel moeilijk. „Ik besef wel dat wat ik nu doe, niet is wat ik het liefste zou willen doen. En dat blijft lastig. Aan de andere kant: op deze manier draag ik een steentje bij aan de maatschappij.”
Over de toekomst denkt Melis liever niet te vaak na. Daarvoor is er volgens haar nog te veel onzeker. „Aan het begin had ik een langetermijnvisie. Tegenwoordig leef ik bij de dag.” En als de coronacrisis nog jaren aanhoudt? „Een volledige baanwissel zie ik niet voor me. Dan ga ik nog liever voor mijn hobby hele dagen muziek maken.”