Eerste lockdown was een zegen
Thuis werd een bijzonder begrip, het afgelopen jaar. Thuis is veilig, thuis is verplicht, thuis kan er intussen mooi worden opgeruimd en geklust. Thuis is waar je hoort te zijn en door thuis te blijven zitten we met z’n allen het virus dwars. Confronterend, soms: want waar is thuis?
De thuiswerkmoeder: Soms chaos in hoofd en huis
Pieternel Françoijs (30) uit Meteren, getrouwd, moeder van een dochter van 7 en een zoontje van 3, heeft een parttime kantoorbaan en is eigenaar van de webshop MyDressCode
„We zijn vorig jaar februari nog met de hele familie op vakantie geweest, naar Zuid-Duitsland. Toen kwamen de eerste berichten binnen dat corona ook in Nederland was. Het leek op dat moment nog een ver-van-mijn-bedshow. Maar een maand later zat alles al op slot.
In die eerste lockdown ben ik bij een nieuwe werkgever gestart. Half mei begon ik als managementassistent bij Van Doorn Geldermalsen, een bedrijf dat ontwerp, aanleg en beheer van infrastructuur en groenvoorzieningen doet. Ik solliciteerde in januari, werd een maand later aangenomen, maar kon pas in mei starten, vanwege corona. Mijn nieuwe collega’s zag ik de eerste weken nauwelijks. Gelukkig werden de maatregelen in de zomer steeds soepeler.
Elke werknemer van het bedrijf moet minimaal één dag per week thuiswerken. Als de kinderen niet naar school of de peuterspeelzaal mochten, was die thuiswerkdag best lastig. Gelukkig werkt mijn man vier dagen, en vanwege onregelmatige werktijden is hij vaak overdag thuis. Hij was echt mijn steunpilaar.
Maar het afgelopen jaar waren er ook heel wat dagen dat m’n man wél aan het werk was en ik m’n dochter begeleidde bij het schoolwerk, m’n spelende zoontje in de gaten hield, en ondertussen moest werken. Dat was erg hectisch. Zeker als er ondertussen een vaatwasser piepte, ik een fruithapje moest klaarmaken, er weer een volle beker omviel, er eten gekookt moest worden.
Al die ballen in de lucht houden, dat zorgde tijdens de eerste lockdown echt wel voor chaos in m’n hoofd, en in het huis. Meestal lukte het overdag niet om m’n uren te maken, dus die haalde ik dan ’s avonds of ’s zaterdags in.
Het afgelopen jaar was goed voor m’n geduld. Dat is erg op de proef gesteld
Naast m’n gewone werk heb ik ook nog een webshop, MyDressCode.nl. Daar verkoop ik jurken en accessoires. Het inpakken van bestellingen deed ik overdag; de boekhouding, klantenservice en sociale media in de uurtjes die ’s avonds nog over waren.
De coronacrisis vind ik voor de kinderen het ergst. Mijn dochter is in de zomer jarig. Vorig jaar hielden we een blokjesverjaardag, steeds kwamen er om de beurt wat mensen op visite. Laatst vroeg ze al: „Ik ben toch niet weer tijdens corona jarig?” Ze ziet de bui al hangen; ze weet dat er nu maar één persoon per dag op bezoek mag komen. Ze zit trouwens ook al anderhalf jaar op zwemles. Sinds december zit het zwembad weer dicht, dus ze kan voorlopig nog niet afzwemmen.
Overigens mag ik echt niet klagen. Mijn man en ik hebben ons werk nog, we werken allebei in een stabiele sector. En in onze familie heeft bijna niemand corona gehad. Alleen een oom van m’n man is eraan overleden. Heel heftig. Hij was net drie maanden daarvoor hertrouwd. Het was al een oudere man. Hij stierf in het begin van de crisis.
De coronatijd is trouwens ook in positieve zin een tijd om nooit te vergeten. We hebben als gezin heel veel tijd met elkaar doorgebracht. Dat was fijn. Toen de scholen laatst weer opengingen, had m’n dochter zelfs geen zin om erheen te gaan.
Het afgelopen jaar was ook goed voor m’n geduld. Dat is erg op de proef gesteld en ontwikkeld. Als m’n planning in de soep loopt, kan ik dat nu beter accepteren dan een jaar geleden. Ik ben ook positiever in het leven gaan staan. Nu sta ik meer stil bij de zegeningen, bij wat we nog hebben. De dingen waarvan ik altijd dacht dat ze heel belangrijk waren, blijken toch niet zo belangrijk te zijn. Uiteindelijk zijn we niet voor onszelf op aarde; dat besef is het afgelopen jaar wel gegroeid.
Zo’n slechte tijd was het dus nog niet. Al hoop ik natuurlijk dat die maatregelen snel voorbij zijn. En dat we binnenkort bijvoorbeeld weer de complete familie op verjaardagen mogen uitnodigen.”
De ondernemer: Vrijwillig in isolatie, samen met Riek
Jan Lock (64), voormalig bestuurder van Woord en Daad, nu samen met echtgenote Riek eigenaar van adviesbureau Adicisim
„Toen de eerste berichten over een nieuw virus in China de westerse pers haalden, was me meteen duidelijk dat ik moest oppassen. De ziekte grijpt op een soortgelijke manier in op de longen als mijn auto-immuunziekte. Mijn longarts adviseerde me dringend in zelfisolatie te gaan. De consequentie was dat ook Riek volledig in isolatie moest, anders heeft het weinig zin. Voor haar was het geen vraag wat we moesten doen. Op 12 maart 2020 hebben we op de tuinbank een papier geplakt met de tekst: „Wij zijn in zelfisolatie. Als u wat wilt bezorgen, kunt u dat op de bank zetten.” Het directe contact met mensen hebben we tot een minimum beperkt. Dat voelt voor ons denk ik wat minder zwaar omdat we er zelf voor hebben gekozen. Het is ons niet opgelegd.
Je kunt in zo’n situatie gaan bedenken wat allemaal niet meer mogelijk is, je kunt ook letten op wat nog wel kan. Dat is onze insteek. Daarin spelen opvoeding, karakter en onze geestelijke basis mee, maar ook de ervaring die we aan het begin van ons huwelijk hebben opgedaan in Irian Jaya, waar we werkzaam zijn geweest voor de Zending Gereformeerde Gemeenten. We werden midden in het oerwoud gedropt door een helikopterpiloot. „Over zes weken hoop ik jullie weer te zien”, was zijn afscheidsgroet. We moesten het samen zien te rooien. Dat doen we nu opnieuw.
We ontvangen geen enkel bezoek in huis. De kinderen en kleinkinderen ontmoeten we met enige regelmaat in de tuin. We zitten dan een meter of vijf van hen vandaan, elkaar aanraken is er niet bij. Ja, dat is soms lastig. Ik houd er niet van als mensen in mijn comfortzone komen, maar de kleinkinderen zou ik graag weer eens knuffelen of op de arm nemen. Intussen is er een kleinkind bij gekomen, dat hebben we alleen op afstand bekeken. Dat voelt raar. De oudere kleinkinderen hebben de neiging spontaan naar je toe te komen lopen. Ook voor hen is het een vreemde situatie. Op zulke momenten voel je dat de mens een sociaal schepsel is, dat soms behoefte heeft aan nabijheid. Die behoefte moeten we onderdrukken. Dat is de prijs die we betalen voor de isolatie. Daar staat tegenover dat we in deze tijd heel veel middelen hebben die het draaglijk maken. In onze Irian-tijd kregen we eens in de zes weken dankzij de helikopter een stapeltje brieven en spraken we twee keer op een dag via de radio de teamleden. Op zondag beluisterden we een oude preek op een cassettebandje. Nu kan ik elk moment van de dag met mensen over de hele wereld contact hebben. Zondags horen we onze predikant niet alleen, we zien hem ook. Met de kinderen houden we alternatieve familiebijeenkomsten via Zoom. Tussendoor hebben we geregeld digitaal contact met kleinkinderen, die dan enthousiast hun verhaal vertellen. Ik zal niet zeggen dat de bezwaren van isolatie daardoor verdampen, maar ze worden wel relatief. We gaan er niet onder gebukt.
Lichamelijk voelde ik me in jaren niet zo goed als in het afgelopen jaar
Lichamelijk voelde ik me in jaren niet zo goed. Door mijn ziekte ben ik van elke infectie heel ziek. In het achterliggende jaar heb ik geen griep gehad, ben ik niet verkouden geweest… Om onze conditie op peil te houden, lopen we elke dag een rondje door de polder. Gezellig en gezond. Ook de rest van de dag trekken we intensief met elkaar op. We zijn ooit samen in Irian begonnen; het leek ons mooi om aan het eind van onze maatschappelijke loopbaan opnieuw samen iets te doen. Met ons bedrijf Adicisim adviseren we bij complexe samenwerkingen. Doel is dat mensen hetzelfde gaan denken en voelen over dat wat ze willen bereiken, ook als ze een verschillende culturele achtergrond hebben. Congrueren, noemen we dat met een mooi woord.
We begonnen in 2018 en zijn nu met ons 27e traject bezig. Toen de crisis uitbrak, gingen we ervan uit dat corona het einde van ons bedrijf zou betekenen, maar het werk bleek digitaal prima doorgang te kunnen vinden. De duur van de trajecten is wat langer, maar de resultaten zijn gelijk of soms zelfs beter. En we zijn heel veel rompslomp eromheen kwijt: reistijd, reisbewegingen en de bijbehorende vermoeidheid, zeker in mijn geval. Zo laat corona zien dat dingen heel goed anders kunnen dan we gewend waren.”
De zendingswerker: Bijbellezen onder de mangoboom
Annemieke Vader (58), werkt voor de Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG) in Guinee
„Het is alweer vier jaar geleden dat ik naar Guinee ben uitgezonden. Van 1994 tot 2011 verbleef ik voor de ZGG in Papoea, waarna ik een aantal jaar in Nederland als verpleegkundige in de thuiszorg werkte. Maar ik miste het zendingswerk. Toen er een vacature kwam voor een jeugd- en vrouwenwerker in Guinee, heb ik daarop gesolliciteerd. De Heere heeft het zo geleid dat ik nu in Boké woon.
Op 23 januari vorig jaar verspreidde de overheid voor het eerst een communiqué over corona. Daarin werd opgeroepen om allerlei sanitaire regels na te leven. In Guinee werken veel Chinezen in de mijnbouw. Vanwege de vele reizigers vanuit China was de regering bang voor verspreiding van het virus. Daarom stelde men hier al in een vroeg stadium regels in.
Het land ging 24 maart op slot. Het nieuws vanuit Europa en Amerika stond niet stil, waardoor de bevolking er al snel van doordrongen raakte dat het een ernstige zaak was. Men had hier de ebola-uitbraak van vijf jaar geleden nog op het netvlies, dus iedereen nam corona heel serieus. Men was bang en ongerust, want Guinee heeft niet de medische voorzieningen om ernstig zieken te helpen. Hier zijn geen ic-bedden met beademingsapparatuur.
Vanuit de vrees voor het virus hielden de meesten zich in het begin aan de maatregelen. We moesten 1,5 meter afstand houden, drukte vermijden en handen ontsmetten voordat we openbare ruimtes betraden.
Guinee heeft niet de medische voorzieningen om ernstig zieken te helpen
In samenspraak met de ZGG hebben we als team besloten vanaf 1 april in zelfisolatie te gaan. De zendingswerkers wonen op verschillende plekken in Guinee. Na een paar weken quarantaine konden we elkaar wel veilig opzoeken – we waren namelijk klachtenvrij gebleven. Die bezoekjes waren echt een uitje.
De pandemie had veel invloed op de Guineeërs die hier in huis werken, voor ons koken en allerlei klusjes doen – dat zijn overigens allemaal moslims. Normaal gesproken trekken we veel met elkaar op en dat stopte ineens. Kort voor de quarantaine hebben we ter bemoediging met hen Psalm 130 gelezen: „Bij den Heere is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing.” Hij gaat Zijn weg met mensen, en Hij leidt het wereldgebeuren. Het loopt Hem niet uit de hand. Aan de muur hier hangt een tekst uit 1 Petrus: „Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.” Dat is voor ons allen een les en een troost geweest; alle vragen mogen we in Gods hand leggen.
Eind mei begon ik weer mensen uit te nodigen, ook christenen die normaal gesproken naar de zondagse diensten komen. Vanwege de maatregelen konden die bijeenkomsten niet meer doorgaan; er mochten geen groepen meer samenkomen. Individueel afspreken was natuurlijk wel mogelijk. We zaten dan onder de mangoboom, op 1,5 meter van elkaar. Daar konden we met elkaar praten, uit de Bijbel lezen en bidden.
In het voorjaar zou ik met verlof gaan, maar dat heb ik in overleg met de ZGG uitgesteld. Ik kon eventueel met een repatriëringsvlucht mee, maar in Nederland was er vanwege de lockdown ook weinig bewegingsvrijheid. Uiteindelijk ben ik vanaf begin september op verlof geweest. Ook toen waren er beperkende maatregelen, maar het was fijn om bijvoorbeeld mijn familie en vrienden weer te zien. Wat ik vooral heb gemist waren de kerkdiensten en het contact met gemeenteleden. Maar ergens was het ook goed om die situatie te ervaren, want sindsdien weet ik veel beter wat mensen in Nederland al een jaar lang mee moeten maken.
Na het verlof kon ik weer aan het werk – ik geef onder andere les op verschillende scholen in de stad. Het is fijn dat dat weer kan. En dat ik de buren weer gewoon kan ontmoeten. Corona heeft hier sowieso heel weinig invloed meer op het openbare leven. Het aantal besmettingen en overlijdens blijft laag. Mensen hebben hier heel andere zorgen: malaria en tbc, bijvoorbeeld.”
De thuisloze: Eerste lockdown was een zegen
Marco Benda (52), heeft geen vaste woon- en verblijfplaats. Hij bezoekt vrijwel dagelijks diaconaal centrum de Pauluskerk in Rotterdam
„Ik heb waarschijnlijk geen corona gehad, maar helemaal aan het begin van de crisis, in maart 2020, was ik er wel even bang voor. Ik werd kortademig en voelde me benauwd. Omdat ik in de maatschappelijke opvang verblijf, ben ik aangewezen op een straatdokter. Ik kreeg het niet voor elkaar hem op maandagochtend te zien en ben daarom naar de GGD gegaan. Beneden zaten drie portiers en boven waren mensen aan het vergaderen. Alle afspraken bleken afgezegd. Daarom ben ik naar de poli van het Erasmus MC gelopen, waar ik dokters en verpleegkundigen aantrof in gele pakken, heel apart. Uiteindelijk ben ik getest en bleek ik geen corona te hebben.
Vijf jaar geleden kwam ik in de maatschappelijke opvang terecht. Na onmin met de woningstichting in mijn vorige woonplaats werd mijn huis ontruimd. Op een vrijdagmiddag om drie uur stond ik op m’n pantoffels op straat. Daarna heb ik in diverse opvanglocaties geslapen, eerst in Breda en de laatste drie jaar in Rotterdam.
Toen de coronacrisis uitbrak, sliep ik bij de Nico Adriaans Stichting, de NAS. We lagen met twintig man op logeerbedden in één zaal. ’s Ochtends werden de bedden ingeklapt en in de kast gestopt. Diezelfde ruimte werd gebruikt voor dagopvang voor andere groepen. In de zomer was ik overdag veel buiten, in de winter had in mijn vaste loopje naar de Pauluskerk. Daar zat ik soms hele dagen, van negen tot vier. Als het regent, zit je er droog. Je krijgt een boterham en kunt er naar het toilet.
De eerste lockdown was voor mij een zegen. De dagactiviteiten bij de NAS werden stopgezet en de ruimte voor drugsgebruikers ging dicht, waardoor het overdag vrij rustig was. Degenen die in de opvang sliepen, kregen het advies de hele dag binnen te blijven. Daar heb ik me niet altijd aan gehouden, want met twintig man dag en nacht binnen zitten, is niet te doen. Af en toe maakte ik een ommetje, maar dat werd steeds lastiger. In het begin kon ik bijvoorbeeld nog gebruikmaken van het toilet bij de McDonald’s, maar steeds meer gelegenheden gingen dicht.
Met twintig man dag en nacht binnen zitten, is niet te doen
Of ik me in de opvang aan de coronaregels kon houden? Ik hoestte altijd al in mijn elleboog en deed met één vinger de deur open, omdat niet iedereen even hygiënisch is. Douches en toiletten worden door veel mensen gebruikt. Ze worden twee of drie keer per dag schoongemaakt en ontsmet. Daarna blinkt alles, maar dat duurt nooit lang. Er zijn daklozen die niet tegen schone ruimtes kunnen. Zij maken er snel een bende van. Ik had verwacht dat daklozen door corona als dominosteentjes zouden omvallen, maar dat is niet gebeurd. Ik heb niet gehoord dat iemand uit de opvang corona heeft gehad.
Het ergste vond ik dat door de coronamaatregelen het kantoor van Zorgbeheer gesloten werd. Daar kwam ik geregeld in verband met rechtszaken die ik heb lopen, onder meer tegen de gemeente. Ik kon er een computer gebruiken, kopietjes maken, de administratie bijhouden. Mijn grootste verdriet en frustratie tijdens de coronacrisis was dat ik daar een tijd niet terechtkon en dat rechtszaken moesten worden uitgesteld.
Gelukkig ben ik hoopvol gestemd, anders was ik helemaal doorgedraaid door alle problemen met de gemeente en het UWV. Ik blijf hopen dat ik weer een woning krijg en kan gaan werken, zoals ik eerder deed in de logistiek en als operator, want ik moet nog vijftien jaar tot mijn pensioen. Met een geleende laptop volg ik nu een ICT-cursus bij de LOI, want stilstand is achteruitgang.
Sinds november heb ik een kamer bij de NAS, samen met twee anderen. Overdag ga ik meestal naar de Pauluskerk. Die is al die tijd opengebleven, alleen worden er vanwege corona maar dertig mensen tegelijk toegelaten. Die moeten na anderhalf uur naar buiten, dan kan de volgende groep erin. Ik kan nu weer meedoen aan activiteiten in de Pauluskerk en bezoek bijvoorbeeld het schrijverscafé. Op zondag ga ik er vaak naar de dienst, die met een beperkt aantal bezoekers doorgaat.
Wat ik straks zeker ga doen als corona voorbij is? Fitnessen. Dat kan nu niet, maar ik wil het graag weer oppakken, want sporten is gezond.”
De huismoeder: Samen in actie voor de ander
Esther Huijser (45) uit Ridderkerk, is getrouwd en heeft acht kinderen
„Het afgelopen jaar hebben we als gezin veel meegemaakt. Het begon met het overlijden van ons neefje. Hij was nog maar 16 jaar. Enorm aangrijpend en verdrietig.
Corona had grote impact op de begrafenis, maar de rouwdienst kon nog zonder aanpassingen doorgang vinden. Daar zijn we achteraf heel dankbaar voor.
Een paar dagen na de begrafenis belandde m’n vader met corona in het ziekenhuis. Hij was heel ernstig ziek. Na een week dachten de artsen dat hij het niet ging overleven. Hij was z’n spraak en geheugen kwijt. We mochten hem niet bezoeken. Drie keer per dag belden we met de zusters. Het was een tijd tussen hoop en vrees. Een hectische periode, ook omdat de kinderen toen net thuiszaten, vanwege de sluiting van de scholen. Ik heb gedaan wat ik kon om dat afstandsonderwijs goed vorm te geven, maar heb ze ook veel in de tuin laten spelen; je moet in zo’n tijd prioriteiten stellen.
In dezelfde periode verongelukte ook een collega van onze oudste zoon. Een jongen van 18. Hij stak de weg over en werd geschept. Zulke sterfgevallen hebben impact op het hele gezin.
Gelukkig herstelde mijn vader weer enigszins van corona, maar hij is echt niet meer de oude. Ineens is hij een volledig hulpbehoevende man geworden. En mijn moeder, die zelf nog herstellende was van een hersenoperatie, werd mantelzorger.
In oktober, net voor de herfstvakantie, zijn mijn man en ik ook ziek geworden. Mijn man had milde klachten; ik was er echt stevig ziek van. Zeven dagen 40 graden koorts, zere ogen, hoesten, rugpijn. Ik ben enorm dankbaar dat een antibioticakuur goed aansloeg en ik snel herstelde. Al met al was ik wel een aantal weken uit de running.
Als gezin hebben we veel moeten doorstaan, veel verdriet gehad. Er komt dan ook heel wat op een moeder af, maar ik weet me gezegend met een opgewekt, opgeruimd karakter, en met een lieve man en lieve kinderen. Je bidt elke dag of je kracht, liefde, wijsheid en doorzettingsvermogen mag ontvangen om door te gaan. En onze trouwe en genadige God heeft al die dingen gegeven.
Als gezin hebben we veel moeten doorstaan, veel verdriet gehad
De omstandigheden waren ernaar om in de put te gaan zitten, maar het was ook een jaar met veel mooie momenten. Met name de acties voor hulpbehoevende mensen waren hoogtepunten. We hebben bijvoorbeeld met Vaderdag een sokkenactie voor MAF georganiseerd. Allemaal lieve vriendinnen hebben geholpen om bijna duizend paar sokken in te pakken en te versturen. Met Moederdag hielden we een pioenrozenactie voor de GZB, en met Kerst een rollade-actie voor Woord en Daad. En dat allemaal met hulp van die fantastische vriendinnen die iedere keer weer wilden meedoen.
Ieder jaar organiseer ik met behulp van mensen uit bijna alle kerken van Ridderkerk een wandeltocht, de opbrengst gaat naar de vervolgde kerk. Er lopen zo’n 250 vrouwen mee. Vanwege de maatregelen kon dat dit jaar niet doorgaan. Dat heb ik erg gemist.
Een beetje bezig blijven zit ’m trouwens niet in grote acties. We hebben als gezin aan het begin van de crisis direct een leukedingenpot gemaakt; een bak met allemaal briefjes waar activiteiten op staan die niets kosten. Een luister-cd luisteren, pannenkoeken bakken, op de hond van opa en oma passen, dat soort dingen. Elke dag na het schoolwerk trokken we er een briefje uit.
Voor de kinderen was de bloembollenactie ook mooi. Bij een kweker in Ouddorp zag ik heel veel bloembollen in potjes staan. Vervolgens hebben we kratten vol opgekocht en zijn ermee naar verzorgingshuizen gereden. Naar Salem, bijvoorbeeld. En Riederborgh en Reyerheem. Allemaal in Ridderkerk. Op de stoep of in de tuin zetten we de potjes in de vorm van een hart neer; als hart onder de riem voor al die mensen die binnen zaten. En terwijl m’n kinderen die harten neerzetten, stonden de bewoners achter de ramen te klappen en te zwaaien. Dat was zó ontroerend om te zien. Later hebben we die potjes onder de ouderen en het personeel uitgedeeld. En twee weken geleden hebben we de actie nog eens herhaald.
Ondanks alles kan er nog zo veel wél. Samen, met elkaar.”