Schipperen tussen computerscherm en klaslokaal
De ene leerling zit in het lokaal. Een ander volgt de les online. Vanachter de keukentafel. Of vanuit bed. Sinds vorige week zijn scholen weer overgestapt op hybride onderwijs. „Eigenlijk werkt het niet.”
De meest ingewikkelde manier van lesgeven. Zo karakteriseren vier docenten van het Driestar College in Gouda het hybride onderwijs. De constructie waarin een deel van de klas de les vanuit het lokaal en een ander deel de les vanuit huis volgt, kan weliswaar rekenen op het begrip van Corinna de Groot, Corine de Heer, Teun de Jong en Robert de Raaf. Enthousiast erover is het viertal bepaald niet.
Alle leerlingen thuis, of alle leerlingen op school werkt qua onderwijs eigenlijk beter, vinden de docenten. „Dan kun je je richten op één groep”, zegt De Raaf, docent Engels. „Nu zit je eigenlijk in een spagaat tussen de leerlingen die de les online volgen en de scholieren die in het lokaal aanwezig zijn.”
Beide groepen leerlingen evenveel aandacht geven, gaat in de praktijk niet, merkt het viertal. De scholieren die thuiszitten, komen er over het algemeen vaak maar wat bekaaid af. Voor de docenten zelf neemt de lesvoorbereiding daarnaast fiks toe. Een interactieve werkvorm, waarbij leerlingen samen bezig zijn, kun je bijvoorbeeld wel in de klas uitvoeren, zegt De Jong, docent Nederlands. „Maar dan zitten de leerlingen thuis er voor spek en bonen bij. Onwenselijk. Dus dan moet je voor hen weer iets anders bedenken. Je moet je lessen dus steeds geschikt maken voor twee groepen.”
De vier docenten hebben nogal eens het gevoel dat ze zichzelf eigenlijk in tweeën moeten splitsen. „De leerlingen in het lokaal willen aan het begin van de les bijvoorbeeld vaak nog even een praatje maken”, legt De Jong uit. „Maar als docent moet je ook beschikbaar zijn voor de scholieren thuis. Het gebeurt bijvoorbeeld wel dat een leerling nog even online aan de bel trekt, omdat hij bijvoorbeeld problemen heeft met inloggen. Je kunt dan beide scholieren niet je volle aandacht geven. Dat is niet echt een fijn gevoel.”
Structuur
Het viertal is wel „echt blij” dat de middelbare scholen weer verruimd open zijn. „We hebben de leerlingen gemist”, zegt De Raaf. „Als je dat in de klas zegt, denken de leerlingen: het zal wel. Maar het is echt zo. Het contact met hen, daar ga je toch voor.”
Lesgeven in lege lokalen was helemaal niks, vindt De Groot, docent godsdienst. „Nu heb je in ieder geval weer een deel van de leerlingen voor je.”
Sinds vorige week dinsdag mogen de Driestarleerlingen om de dag naar school. Maandag, woensdag en vrijdag de ene helft van de klas, dinsdag en donderdag de andere helft. De week erop wisselt het regime.
De leerlingen van het praktijkonderwijs zijn wel iedere dag present, evenals de zorgleerlingen. Toch hebben ook hun docenten te maken met het hybride lesgeven. Een leerling die bijvoorbeeld verkouden is, haakt namelijk via Teams aan. „Verkoudheid kun je niet plannen”, lacht De Heer, docent praktijkonderwijs. „Het kan dus zomaar gebeuren dat ik pas om acht uur ’s morgens zie dat er drie leerlingen via Teams meedoen. Dat zorgt dan op zo’n moment best even voor stress.”
Het hoge praktische gehalte van haar lessen maakt het lastig om de scholieren vanuit huis mee te laten doen. „Neem bijvoorbeeld een vak als textiel. Ik heb geen idee over welke materialen een scholier thuis beschikt. Zeggen: Ga maar thuis aan de slag met de opdracht, werkt dus niet.”
Improviseren is dus het devies. Zelf grijpt De Heer regelmatig terug op een opdrachtenkaart die de docenten praktijkonderwijs tijdens de eerste lockdown maakten. Daarop staan klusjes als grasmaaien, een cake bakken of een band plakken. „Daarmee kunnen de leerlingen vaak wel aan de slag. Of ik vraag hun of ze thuis iets creatiefs kunnen doen. Ze sturen mij dan een foto van het resultaat. Dat het dan kwalitatief een andere invulling van de lesdag wordt, zij zo. Het is roeien met de riemen die je hebt.”
Verdieping
De drie docenten die dagelijks met halve klassen te maken hebben, geven hun onderwijs verschillend vorm. Zo kiest De Groot ervoor om twee keer dezelfde les te geven. De eerste keer aan de ene helft van de klas die fysiek aanwezig is, de andere dag aan de andere helft. De leerlingen die thuis zitten, gaan aan de slag met zelfstudieopdrachten.
Het vak godsdienst draait bij uitstek om interactie en verdieping, licht de docente toe. „In onlinelessen blijft het toch vaak bij de droge feiten, is mijn ervaring. Wat je ook probeert: het gesprek komt niet op gang. Ik geef dan liever twee keer dezelfde les met gesprek, dan één keer zonder.”
Ook De Raaf kiest weleens voor die constructie. „Als je bijvoorbeeld een les wilt met veel interactie, laat ik de thuiszitters weleens zelfstandig werken. De dag daarop draai ik dat om. Maar dat kan niet altijd. Je moet net een opdracht hebben liggen die de leerlingen thuis, zonder al te veel uitleg, kunnen maken.”
Ook De Jong heeft een soortgelijke werkwijze overwogen. „Maar bij het vak Nederlands is zo’n constructie lastig”, legt hij uit. „Zeker in de onderbouw. Vaak moet je toch eerst de stof uitleggen, voordat de leerlingen aan de slag kunnen.”
Spotify
Over hun leerlingen hebben ze niets te klagen, vinden de vier docenten. Die doen boven verwachting mee. Maar dat de thuiszitters tijdens de les ook met andere dingen bezig zijn, staat voor de docenten vast. Zo vroeg De Jong onlangs of een leerling zijn scherm even wilde delen. „Er stonden een stuk of zes tabbladen open. Spotify, meerdere spelletjes, diverse Teamschats. Tja, dit gebeurt dus allemaal tijdens mijn les, dacht ik.”
De Raaf kan erover meepraten. „Onlangs zei ik –ruim voor de bel ging– tegen de leerlingen dat ze alvast konden uitloggen. Maar juist de scholieren die bij mij niet bekendstaan om hun ijver, bleven aanwezig. Die hadden blijkbaar de Teamsles aangezet, maar waren zelf afgehaakt. Je probeert zulke situaties te voorkomen, maar volledig grip daarop heb je niet.”
De periode van onlineles en van hybride onderwijs doet wel wat met de kwaliteit van het onderwijs, vindt het viertal. „Je kunt met het onlineonderwijs best bereiken dat iedereen hoort wat je zegt”, concludeert De Groot. „Ik denk ook dat de inhoud van de uitleg van de stof niet drastisch is aangepast. Maar de ontvangst is op een of andere manier anders.”
Het zit hem in het directe contact, zegt De Heer. „Je ziet niet of het kwartje valt bij de leerlingen die thuiszitten. De les is voor hen toch statischer. Juist contact en interactie blijken echt een voorwaarde te zijn voor goed onderwijs.”