De Nederlandse economie is in 2050 zo goed als volledig circulair; een gesloten kringloop zonder afval. Dat is althans de wens van de overheid. Voordat het zover is, moet er heel wat gebeuren. Onze huidige manier van produceren en consumeren lijkt meer op een rechte lijn richting de afvalbak.
Het is niet verwonderlijk dat we een economie vol afval hebben. De wijze waarop we nu producten maken en gebruiken, is enorm beïnvloed door de tijd rond de twee wereldoorlogen. Uit die tijd stamt de idee van massaproductie en veel fabrieken zijn rond beide oorlogen opgestart. Er is veel ervaring opgedaan met een manier van ontwerpen en produceren waarbij het niet belangrijk was wat er met het product gebeurde als het de fabriek verliet. Het ging erom dat voor elk kapotgeschoten exemplaar zo snel en goedkoop mogelijk weer een nieuwe in de plaats kwam. Op basis van de toen ontwikkelde kennis en ervaring is de grote herbouw van de wereldeconomie opgestart. Er werd een manier van produceren en gebruiken van producten aangeprezen die we vandaag kennen als wegwerpmaatschappij. Alsof we nog steeds in een soort oorlogssituatie leven waarbij nieuwe producten zo snel mogelijk de vorige moeten vervangen.
Zoals vaker op aarde is het ook hier de natuur die als de wal het schip keert. Betaalbare voorraden van allerlei grondstoffen zoals zink en lood beginnen in rap tempo uitgeput te raken. Wat dat betreft is de natuur een prachtig geschapen mechanisme om onze ongeremde verlangens te beteugelen.
Onze overheid realiseert zich dat schaarste van materialen betekent dat ze duur worden en de winstgevendheid van onze economie in gevaar brengen. Dat is dan ook de belangrijkste drijfveer om te kiezen voor een strategie van circulaire economie. Het doel is dat er in 2050 nauwelijks meer nieuwe grondstoffen uit de aarde hoeven te worden gehaald om in onze behoefte aan nieuwe producten te voorzien.
In een circulaire economie worden producten net zo lang gebruikt en opgelapt tot het niet anders meer kan. Zelfs de afvalbak is bedoeld om grondstoffen te leveren in plaats van te verbranden. Je ziet dat terug in het toenemende aanbod van hergebruikte telefoons en laptops, deelfietsen en deelauto’s, accureparatie en zelfs kleding wassen als een abonnement inclusief wasmachine.
Ook op Europees niveau wordt dit toegejuicht. In november vorig jaar nam het Europees Parlement een resolutie over het ”recht om te repareren” aan. Deze resolutie roept op tot heldere informatie voor de consument, zodat je kunt bepalen wat de levensduur en repareerbaarheid zijn van elk nieuw of tweedehands product dat je koopt. Als producten steeds vaker een tweede en derde leven, of nog meer, gaan krijgen, is dat geen overbodige luxe.
Naast dat de natuur ons begrenst, levert ze ook de oplossing: denk in cirkels en kringlopen waarbij het afval van de ene kringloop het voedsel is voor de volgende. Afvallende bladeren bijvoorbeeld verteren tot voedsel en dienen als onderdak voor planten, paddenstoelen en ander leven op de grond. De natuur als inspiratiebron, dat is precies zoals God het bedoeld heeft. We moeten Zijn werken bestuderen om zo te leren hoe we Zijn schepping het beste kunnen beheren.
Een prachtig voorbeeld daarvan is een enzym dat plastic afbreekt. In 2017 berichtte deze krant over een larve van de wasmot die plastic eet en deze middels een enzym afbreekt en omzet in antivries. Was het desbetreffende enzym dat dit voor elkaar kreeg destijds nog onbekend, ondertussen is het gevonden en zodanig veranderd dat de omzetting zes keer zo snel gaat als bij de gevonden larven. Er zijn nog veel meer voorbeelden. De slurf van een olifant die als voorbeeld dient voor een nauwkeurige robotgrijper. Of de vleugels van een uil voor stillere wieken van windmolens. De techniek zit in de natuur en de natuur in de techniek. Voor wie het ziet, is dat tot lof van Hem die alles schiep. Zo wordt God zichtbaar in het alledaagse om ons heen. Zowel in de techniek als in de natuur.
De auteur studeerde Sustainable Energy Technology en is docent aan de opleiding Werktuigbouwkunde op het Hoornbeeck College.