Wegkijken, toedekken, relativeren – is er in een besloten gemeenschap sprake van seksueel misbruik, dan is het slachtoffer niet zelden dubbel slachtoffer. Niet alleen van de persoon die hem of haar misbruikte, maar ook van de omgeving.
Rinke Verkerk legt pijnlijk de vinger bij dit fenomeen in haar boek ”Het hele dorp wist het”, dat begin van dit jaar verscheen. Voor iedere leidinggevende binnen de kerkelijke gemeente of een christelijke organisatie is dit boek een must-read.
Dinsdag sprak Verkerk tijdens de conferentie “Veilige Kerk – een hoopvol perspectief”, georganiseerd door Veilige Kerk, een initiatief van drie kerkelijke meldpunten.
Als er één plek is die veilig hoort te zijn, is dat de kerk wel. Intussen weten we dat de kerk voor velen die veilige plek niet is. Integendeel, (seksueel) misbruik komt ook daar voor, tot op de dag van vandaag. Nogal eens is een ambtsdrager, jeugdleider of catecheet de dader.
De kerkelijke gemeente is een omgeving waar gezag een belangrijke rol speelt, waar ambtsdragers doorgaans een Goddelijke roeping hebben ervaren en waar een hoge ambtsopvatting bestaat. Deze op zichzelf mooie en waardevolle aspecten kunnen echter leiden tot machts- en/of seksueel misbruik. Met alle gevolgen van dien.
Kerkelijke gemeenten moeten daarom alles op alles zetten om een veilige plek te zijn voor hun leden. Dat begint met een scherpe prediking van het Woord. Daders van misbruik moeten klip-en-klaar horen dat hun gedrag zonde is. Een bewogen pastorale houding richting misbruikslachtoffers is minstens zo belangrijk. Die aandacht moet niet eenmalig zijn; slachtoffers hebben juist behoefte aan langdurige betrokkenheid.
Kerkenraden hebben een cruciale verantwoordelijkheid voor veiligheid in de kerk. Ambtsdragers denken vaak dat binnen een kerkenraad hetzelfde gedacht wordt over wat verantwoord gedrag is. Het is beter daarover met elkaar het gesprek te voeren, en daarover overeenstemming te bereiken. Pas als de richtlijnen helder zijn, is het mogelijk elkaar aan te spreken. Daarbij, door te spreken over deze pastorale ethiek, geeft de kerkenraad het goede voorbeeld aan andere leidinggevenden in de kerk. Zo werken ambtsdragers aan een cultuur van openheid en duidelijkheid over (seksueel) misbruik.
De kerkenraad is daarnaast verantwoordelijk voor een goede structuur die veiligheid dient. Veel kerkelijke gemeenten hebben inmiddels een vertrouwenspersoon, bij wie slachtoffers terechtkunnen met hun ervaring. Dat is bepaald geen overbodige luxe. De reflex bij twijfelende kerkenraden is nogal eens institutioneel: een slachtoffer kan zich toch melden bij een ambtsdrager of bij een meldpunt op landelijk niveau? Ja, dat kan. Maar zou een kerkenraad er niet alles aan moeten doen om een veilige kerk te zijn? De drempel richting een kerkenraadslid is vaak hoog. Het hebben van een (vrouwelijke) vertrouwenspersoon buiten de kerkenraad die daarvoor is opgeleid, is dan ook aanbevelenswaardig.