Als we ons afvragen hoe het lezen van de Bijbel ons tot voordeel kan zijn, kunnen we antwoorden vinden bij Thomas Watson en Theodorus van der Groe. Laatstgenoemde reikt ons niet minder dan tien punten aan.
Hoe lees ik met profijt Gods Woord? Om die vraag te kunnen beantwoorden, moeten we eerst oog hebben voor het Goddelijk gezag van Gods Woord. Dat is voor ons wellicht een uitgemaakte zaak. Toch is het goed er aandacht voor te vragen. Het heeft de drie-enige God behaagd Zich door middel van Zijn Woord, Zijn wil, Zijn Wet en Zijn Evangelie aan diepgevallen Adamskinderen bekend te maken.
Dat de Bijbel werkelijk Gods eigen Woord is, kan met argumenten worden aangetoond. Het boek ”De hoofdsom van de geloofsleer” van Thomas Watson is hiervoor behulpzaam: „De grijze haren van de Schrift maken haar eerbiedwaardig; geen enkele menselijke historie gaat zo ver terug als de Bijbel. Zij beschrijft zelfs dingen die er vóór de tijd waren.” Een ander bewijs betreft de inhoud: „Wie zou Gods verborgenheden hebben kunnen verstaan als de Heilige Schrift ons die niet had geopenbaard?” Vervolgens noemt Watson de wonderlijke bewaring van de Heilige Schrift door alle eeuwen heen. Als vierde bewijs noemt hij de profetieën, waarvan er al zeer veel vervuld zijn. En als vijfde de eerlijkheid en de onpartijdigheid waarmee de Bijbelschrijvers geschreven hebben. Ze hebben hun eigen zonden en gebreken eerlijk beschreven.”
Hoogstpersoonlijk
Het is beslist noodzakelijk om besef te hebben van de goddelijke autoriteit van de Bijbel. We zijn zo gewend om dagelijks uit Gods Woord te lezen, te vertellen, te spreken, zeker ook als leerkracht. Maar wat is het gevaar toch groot dat we er vaak niet bij stilstaan dat dit Woord het Woord van de drie-enige God is. Hij spreekt door middel van Zijn Woord rechtstreeks en hoogstpersoonlijk tot ons. Dat het bij ons allen zou mogen zijn zoals het was bij de dichter van Psalm 85: „Ik zal horen wat God de Heere spreken zal.”
Als het gaat om de vraag hoe we met profijt de Bijbel kunnen lezen, doen we er goed aan ons te laten leiden door een zeer lezenswaardig boekje van ds. Theodorus van der Groe: ”De plicht van het lezen van de Heilige Schrift en andere godgeleerde boeken”. Deze 18e-eeuwse predikant beschrijft hierin hoe men met het meeste profijt Gods Woord kan lezen. Maar voordat Van der Groe dat uitlegt, beantwoordt hij de vraag: „Hoe komt het dat mensen jaren onder Gods Woord kunnen zitten, het Woord horen en het Woord lezen zonder daaruit geestelijke vrucht voor hun ziel te ontvangen? Dit komt voornamelijk doordat zulke mensen nooit eens een oprecht, ernstig gebed tot God doen, voor, tijdens of na het lezen, om de zielverlichtende en bewerkende genade van Gods Geest.” Verharding onder de prediking van Gods Woord is inderdaad een wezenlijk gevaar.
Lezen en bidden
Van der Groe geeft in zijn boek tien punten aan om met het meeste profijt de Bijbel te lezen: „Wilt u met het meeste profijt Gods Woord lezen, dan moeten lezen en bidden altijd samengaan. Zoals Augustinus zei: „Wie met God wil zijn, moet bidden en lezen.” Daarnaast moeten we lezen met een hartelijke aandacht, dus met de aandacht van het hart. Ten derde hebben we een goede kennis en verstand nodig.” De apostel Filippus vroeg immers aan de Moorman: „Verstaat gij ook hetgeen gij leest?” (Handelingen 8:30). Zijn er ook van die Moormannen in ons midden, die het verlangen hebben om onderwijs te ontvangen?
In zijn vierde punt wijst Van der Groe op de noodzakelijkheid van een hartelijk geloof in de waarheid. „Wie van ons is werkelijk verlegen om zaligmakend geloof? Dat moet een van de vaste artikelen in ons dagelijks gebed zijn.” Vervolgens zegt Van der Groe dat wij moeten lezen met een week, teer en gevoelig hart. Hij gebruikt hiervoor het treffende beeld van een steen die door de regen aan de buitenkant wel nat wordt, maar waarin de regen niet kan doordringen. Zo is het ook met ons hart, wanneer dat hard blijft onder de zaligmakende middelen van het Evangelie. Dat is volgens Van der Groe een allerverschrikkelijkste zonde.
Leven der gerechtigheid
Bij het zesde punt stelt Van der Groe een vraag: „Wat doen wij met het gehoorde en het gelezene? Wij moeten met hetgeen we gelezen en gehoord hebben tot onszelf inkeren en dat in ons hart bewaren.” Dat brengt ons bij het beeld van Maria, de moeder van Jezus, van wie we lezen: „Doch Maria bewaarde deze woorden alle tezamen, overleggende die in haar hart” (Lukas 2:19). Wat is er echt nodig om, evenals Maria, Gods Woord te bewaren in het hart? Een oprechte liefde en hartelijke hoogachting voor het Woord des Heeren. En dat wij de hemelse kracht daarvan beginnen te smaken.
Vervolgens moeten we wat wij lezen in de praktijk brengen. Dit zegt Jezus zelf: „Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zo gij dezelve doet” (Johannes 13:17). Ik citeer Van der Groe: „Zolang de mensen tevreden zijn met enkel horen, lezen, onderzoeken en weten van het Woord, en niet met alle kracht arbeiden om door de zielheiligende genade van de Geest hun kennis van de dingen van het Woord tot een geestelijk leven der gerechtigheid over te brengen, zo tonen zij daarmee, dat zij nog rechtgeaarde kinderen van de satan zijn, en dat zij zijn goddeloos beeld van de zonde nog in hun harten dragen.”
Het tiende punt waarmee Van der Groe aangeeft hoe wij met profijt Gods Woord kunnen lezen, luidt als volgt: „Dan behoren wij te lezen in het licht en aan de voeten van Christus. Wat zal iemand doen met de Bijbel zonder het ontdekkende licht van Christus’ Geest?”
Ik wens van harte dat wij allen, evenals de Moorman, oprecht begerig mogen zijn of worden naar hemels onderwijs en een hemelse Uitlegger en dat wij als een zwarte zondaar een blanke Borg mogen begeren en leren kennen.
De auteur is predikant in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Dit artikel is een samenvatting van de lezing getiteld ”Hoe lees ik met profijt Gods Woord?”, die hij uitsprak tijdens de najaarsvergadering van de Kontaktvereniging van Leerkrachten en Studenten (KLS) in Barneveld.