Voor Justin Welby was het nauwelijks nog mogelijk om op de zetel van de aartsbisschop van Canterbury te blijven zitten.
De lijst van beschuldigingen in het vorige week verschenen onderzoeksrapport over de reactie van de Anglicaanse Kerk op het misbruik door kinderwerker John Smyth was daarvoor te lang en te ernstig. De 250 pagina’s laten een onthutsend beeld zien: Smyth misbruikte gedurende meer dan veertig jaar op zijn minst 115 volwassenen en kinderen. Dat maakte het tot misschien wel de grootste misbruikzaak ooit binnen de Kerk van Engeland.
Dat valt Welby en de kerkleiding aan te rekenen. In 2013, kort na de aanstelling van Welby als aartsbisschop en geestelijk leider van de anglicanen, was de misbruikzaak tot in de hoogste kringen van de Church of England bekend geworden. De ernst van de situatie had op dat moment moeten leiden tot aangifte. Dat gebeurde echter niet.
Welby wist ervan en was er verantwoordelijk voor. Bovendien was hij vrijwilliger geweest op de zomerkampen van Smyth. Ze kenden elkaar en stuurden elkaar nog jaren kerstkaarten toe.
De kerk heeft in deze misbruikzaak, en helaas ook in andere, grote en onherstelbare steken laten vallen. Juist in de christelijke gemeente moet de waarheid altijd aan het licht worden gebracht, dienen slachtoffers van (seksueel) misbruik te allen tijde beschermd te worden en daders hard te worden aangepakt. Dat alles gebeurde niet of onvoldoende, en daarom is het terecht dat Welby zijn koffers pakt om Lambeth Palace te verlaten.
De keuze van Welby om niet langer door te gaan als hoofd van de 85 miljoen leden tellende wereldwijde Anglicaanse Gemeenschap kan tegelijk ook dapper worden genoemd. Hij geeft daarmee het signaal af dat de kerk ernst moet blijven maken met de strijd tegen misbruik.
Met het aftreden van Welby is het probleem van misbruik binnen de kerk natuurlijk niet opgelost. Slachtoffers benadrukken terecht dat Welby niet „de zondebok” mag zijn, maar dat meer mensen verantwoordelijk of zelfs dader waren.
Behoudende anglicanen rouwen niet om het aftreden van Welby. Toen hij in 2013 aantrad als 105e aartsbisschop van Canterbury, waren de verwachtingen hoog – soms te hoog. Welby was afkomstig uit een charismatisch-evangelicaal milieu, maar al snel werd duidelijk dat hij niet de man was die hun belangen behartigde of die opkwam voor het klassieke anglicaanse geluid. De pragmatisch ingestelde Welby manoeuvreerde steeds tussen de behoudende en de vooruitstrevende flanken in zijn kerk, waarbij hij meestal het midden opzocht. Dat gold ook voor gevoelige onderwerpen, zoals het zegenen van relaties van mensen van hetzelfde geslacht in de kerk, waarbij de Church of England vorig jaar afstand nam van een Bijbelse visie op huwelijk en relaties.
Het is de vraag of de nieuwe leider van de Anglicaanse Gemeenschap de kerk beter zal kunnen leiden. Engelsen noemen de functie van aartsbisschop van Canterbury een „onmogelijke job”.