Column (Mariska Dijkstra): Begrensd
Denk je aan je snelheid? Ik kijk lichtelijk geërgerd naast me. Als ik er ergens niet tegen kan, zijn het opmerkingen over mijn rijstijl. En hij weet dat.
Ik rij prima, wil ik mijn man toesnauwen, maar ik denk opeens aan de snelheidsregels die sinds half maart dit jaar in heel Nederland gelden. Snel laat ik het gas los. Weer vergeten.
100 kilometer per uur. Er zijn mensen die het heerlijk vinden. En ik ben lichtelijk jaloers op hen. Deze personen hebben blijkbaar geen haast in het leven. En kunnen het prima vinden met de DAF’s en Scania’s op onze rechterrijbanen.
Ik kan er nog altijd slecht aan wennen. Net als je op stoom begint te raken, moet je je alweer inhouden.
Hoe vaak ik mezelf de afgelopen tijd niet heb moeten terugfluiten, omdat de snelheidsmeter te ver omhoog ging. Dan trok ik me keer op keer weer beschaamd achter een vrachtwagen terug. Blijkbaar hebben al die weken thuiswerken me nog niet de nodige rust gebracht.
Onze auto heeft cruise control, weet ik. Een begrenzer die bepaalt hoe snel je gaat; je kunt niet harder, maar ook niet zachter. Schijnt heerlijk te rijden, maar alleen al het wóórd ”begrenzing” laat me steigeren.
Het kan komen door de coronacrisis dat ik zo heftig reageer. Er is al zo veel begrensd. Afstand houden in de winkelstraat, niet meer knuffelen met dierbaren, niet zingen in de kerk. Het wil maar niet wennen. En dan ook nog die 100 kilometer per uur, die zonder al te veel ophef –want coronacrisis– op de Nederlandse snelwegen is doorgevoerd.
Natuurlijk zie ik nu de ingezonden brieven al binnenstromen. Het ontwikkelen van enige mate van zelfbeheersing kan toch geen kwaad; dat wordt in de Bijbel zelfs als goede vrucht beschreven. En zoals zo vaak hebben briefschrijvers een punt. Dus oefen ik mij de komende weken in matigheid. Ook op de snelweg.
Gelukkig blijkt onze bolide over een compromis te beschikken: een functie waarmee je alleen de maximumsnelheid instelt en je daaronder gewoon helemaal zelf de regie houdt. Daardoor voel ik me iets minder een marionet.
Als ik nu te hard dreig te gaan volgt geen commentaar van medepassagiers. Mijn motor houdt gewoon in, zonder me m’n misdaad nog eens nadrukkelijk in te wrijven.
Gelukkig kan ik het van hém wél hebben.