De kerk moet het Evangelie naar moslims communiceren als het Evangelie van het Koninkrijk dat niet van deze wereld is, aldus prof. dr. B. J. G. Reitsma. Vrijdagmiddag hield hij zijn oratie over ”De kerk in de context van de islam: macht of minderheid?”. Daarbij ging hij uitgebreid in op de woorden van Jezus in Johannes 18:36: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld.” Een samenvatting van de afsluitende conclusies.
Johannes typeert Jezus als de Koning van een Rijk dat niet van deze wereld is. Dat houdt allereerst in dat Jezus de eschatologische Koning is, in Wie God tot Zijn volk komt en door Wie de eschatologische heilstijd aanbreekt.
Vervolgens betekent het dat dit rijk van een totaal andere orde is dan reguliere koninkrijken, omdat het zijn oorsprong niet heeft in zonde en duisternis, maar in God. Het is een geheel nieuwe werkelijkheid, die niet met wapens of geweld kan worden verdedigd of uitgebreid. Het is veeleer het lijden van de eschatologische Koning, dat de nieuwe heilstijd inaugureert. In de gemeenschap van hen die Jezus als Koning erkennen, licht het Koninkrijk van Jezus op. Zij delen echter ook in het lijden van hun Meester, omdat zij net als Hij niet van deze wereld zijn; daarom haat de wereld hen.
Wat betekent dit voor de situatie van de kerk in de context van de islam vandaag? Wat is de verhouding tussen geloof en macht?
Bij het zoeken naar de betekenis van dit gedeelte voor de situatie van de kerk in de context van de islam is mijns inziens het uitgangspunt dat de heerschappij van God over de wereld niet verbonden kan worden met geweld. Dat betekent impliciet dat de macht van Christus zich niet manifesteert als reguliere aardse macht. Het christendom is op het speelveld van de machten geen speler als alle andere.
Dit alles is fundamenteel voor de kerk in de context van de islam en leidt tot een aantal mogelijke conclusies.
Minderheid
1. Zouden we de kerk in de context van de islam in de eerste plaats niet principieel theologisch moeten typeren als minderheid, zelfs als zij numeriek in de maatschappij een meerderheid vormt? Wanneer het koninkrijk niet met aardse macht van doen heeft, is het hoogste doel van de kerk niet om koste wat het kost haar positie in de maatschappij te versterken. Christenen zijn representanten van een ander koninkrijk, dat eschatologisch van aard is en zich onttrekt aan de machten van deze tijd. Dat betekent in wezen dat als de kerk dit minderheidsprincipe opgeeft, zij haar identiteit als gemeente van Christus kwijtraakt.
”Minderheid” is voor mij in dit verband een theologische kwalificatie, die niets te maken heeft met capitulatie en onmacht, noch met het accepteren van onrecht of onderdrukking. Het wil slechts zeggen dat de kerk in het machtsspel van de maatschappij niet meedoet. De macht van de gemeente van Christus is de macht van de liefde, de macht die anderen geen kwaad kan doen maar zich vooral manifesteert als dienstbaarheid om anderen in vrijheid te stellen.
Misschien is het in dit verband wel tekenend dat de kerk ook numeriek in Europa steeds sterker een minderheid aan het worden is. Hoewel het een pijnlijke gewaarwording is, is het tegelijkertijd ook een levendige herinnering aan het wezen van de kerk als minderheid. Wellicht is het de enige manier waarop voor niet-westerlingen, en in het bijzonder voor moslims, duidelijk kan worden dat het christelijk geloof geen westerse religie is. Pas als christenen zich op geen enkele wijze meer kunnen identificeren met machthebbers zal dat onbetwist zijn.
2. Wanneer het christelijk geloof zich moeilijk laat verenigen met macht, dan ligt het voor de hand vraagtekens te zetten bij ”christelijke politiek”. Wordt geen onrecht gedaan aan de aard van het Evangelie wanneer christenen zich niet alleen identificeren met de westerse machthebbers, maar zich zelfs als machthebbers opwerpen?
Natuurlijk is christelijke politiek niet hetzelfde als een kerk met politieke macht; juist het politieke systeem schept ruimte om kerk en staat te blijven onderscheiden. Niettemin wekt christelijke politiek de suggestie dat het de politiek van Christus is. Het suggereert naar moslims ook dat christen-zijn te maken heeft met het streven naar aardse heerschappij op westerse wijze.
Daarmee verdwijnt de notie dat het Rijk van Christus van een andere (politieke) orde is en worden westerse idealen vermengd met het Evangelie. Een dergelijk Evangelie is voor niet-westerlingen, inclusief christenen, problematisch.
Kruistochtmentaliteit
3. In de derde plaats is de kerk in de relatie tot de islam voor alles geroepen om profetisch in de maatschappij present te zijn. Dat het Evangelie geweldloos is, betekent nog niet dat het apolitiek is. De kernbelijdenis van de christelijke gemeente is ”Jezus is Heer”. Hij is de eschatologische Koning, die alle machten ter verantwoording roept. Dat is uitermate politiek. Zijn heerschappij komt weliswaar van elders, maar breekt niettemin in de concrete wereldorde in. Daarom kan er voor de gemeente van Christus ook geen sprake zijn van een terugtrekking uit de werkelijkheid.
De wijze waarop dit gestalte krijgt is echter niet de weg van de christelijke politiek of de aardse macht, maar van het profetisch getuigenis. Zoals Jezus door de Vader in de wereld gezonden is om getuige te zijn van de waarheid, zo is de gemeente door Jezus de wereld in gezonden om van diezelfde waarheid te getuigen. De gemeente van Christus is geroepen het nieuwe leven in woorden en daden present te stellen. Zo roept de kerk door wat zij is -door haar wezen-, de politiek, de machten en de structuren van de maatschappij ter verantwoording. Zij ontmaskert machten, economisch, politiek en militair en stelt die ter discussie.
4. Zou de kerk vandaag in de vierde plaats in relatie tot de islam niet heel radicaal afstand moeten nemen van elke vorm van ”kruistochtmentaliteit”? Er valt in de kerkgeschiedenis een lange traditie te ontwaren waarin kruis en zwaard zeer nauw met elkaar verbonden zijn. De vraag is of de kerk er daardoor nog in geslaagd is het Evangelie naar moslims te communiceren als het Evangelie van het Koninkrijk dat niet van deze wereld is.
Het bezwaar dat tegen deze redenering van christelijke zijde zou kunnen worden ingebracht, is dat als het christendom zich niet met geweld had verdedigd, Europa nu islamitisch zou zijn. Hoewel ik die redenering in praktische zin kan volgen, zo is het in de wereld vaak gegaan, roept het principieel bij mij de vraag op naar de kracht van het christelijk geloof. Wat betekent het voor de kwaliteit van het christelijk geloof dat het met muren beschermd moet worden?
De kerk heeft een schat die niet kan worden afgenomen, ook niet wanneer de kerk haar vrijheid kwijtraakt. Als het Evangelie door maatschappelijke of religieuze stroming kan worden ontkracht, is het de vraag of dat Evangelie het waard is om voor te leven, laat staan om voor te sterven. Mijn overtuiging is echter dat het Koninkrijk van Christus door niets kan worden aangetast of overwonnen, juist omdat het niet van deze wereld is. Christenen hebben in deze wereld dan ook geen reden tot angst, zelfs niet voor een militante en extremistische islam.
Innerlijke kracht
Zou het niet zo kunnen zijn dat de christenen die steun zoeken bij politieke partijen die zich hard opstellen ten opzichte van de islam, zoals de PVV, ten diepste onzeker zijn over de kwaliteit van het Koninkrijk van Christus of anders van hun eigen verbondenheid met dat Koninkrijk? Die harde opstelling op maatschappelijk vlak -het willen verbieden van de Koran, het willen tegengaan van de bouw van moskeeën en waar mogelijk moslims niet tot Nederland toe te laten of zelfs uit te zetten- wekt bij mij de indruk van grote kwetsbaarheid en angst.
Wanneer het christendom zich expliciet distantieert van elke vorm van kruistochtmentaliteit, heeft dat een aantal consequenties:
a. Het vraagt om de innerlijke kracht van de christelijke gemeente. Wanneer zij deel uitmaakt van een onaantastbaar Koninkrijk, komt het erop aan dat de kerk werkelijk gelooft in dat Koninkrijk.
b. Het vraagt van de kerk een open houding naar moslims. Als de kerk overtuigd is van haar bijzondere getuigenis aangaande de waarheid en niets te verliezen heeft, kan zij in alle openheid en zonder angst de ontmoeting met de islam aangaan.
c. Het vraagt van de kerk dat zij eerlijk en kritisch kijkt naar wat in de kerkelijke bronnen of traditie aanleiding gegeven heeft voor de verbinding van het kruis met macht en geweld. De theologie is geroepen tot een blijvende studie van Bijbelse teksten die hiervoor gebruikt zijn en tot een hernieuwde doordenking van de betekenis van de komst van Jezus Christus voor het verstaan van Oude en Nieuwe Testament en voor de plaats van de kerk in de context van de islam.
d. Het vraagt tot slot een open, maar ook kritische interactie met de islam. Ik weet dat vele moslims zich bedreigd voelen door de westerse moraal, cultuur en religie. Tegelijkertijd ga ik er omgekeerd van uit dat het mogelijk is om op vergelijkbare wijze islamitische tradities te bevragen die religie en het zwaard met elkaar verbinden en geen ruimte bieden aan christenen.
Lijden
5. Is het tot slot niet zo dat de kerk naar haar wezen een kerk is die lijdt? Omdat het Koninkrijk niet van deze wereld is, maar toch door de gemeente in de wereld aanwezig is, ontstaat er spanning. De enige weg die de kerk daarin kan gaan is de weg van Jezus Christus. Dat is altijd de weg van het kruis. Kan de kerk als minderheid in deze wereld anders aanwezig zijn dan als een kerk die lijdt?
De leerlingen staan niet boven hun Meester. De Koning van het Rijk dat niet van deze wereld is, heeft in deze wereld geleden en door zijn lijden en sterven de wereld overwonnen. Zou het met een gebrek aan profetische kracht te maken hebben, dat de kerk in het Westen daar zo weinig van merkt?
De auteur is bijzonder hoogleraar ”de kerk in de context van de islam” aan de Vrije Universiteit en directeur van het studiecentrum van Open Doors.