Gemiddeld zit in elke basisschoolklas een kind dat misbruikt is. Hoe komt het dat de omgeving zo vaak wegkijkt? Rinke Verkerk raakte gefascineerd door die vraag. „We laten niet tot ons doordringen dat overal daders wonen.”
Paniekaanvallen en wrede nachtmerries over verkrachting: kort na de geboorte van haar tweede kind vult het hoofd van Rinke Verkerk (33) zich met angsten die lijken op symptomen van een misbruiktrauma. Ze durft haar baby met niemand alleen te laten; zelfs niet met haar man.
Er volgt tweeënhalf jaar therapie. Uiteindelijk concludeert ze dat andere onverwerkte gebeurtenissen op deze indringende manier aandacht vragen. Hoe goed ze ook zoekt, herinneringen aan misbruik als kind komen niet boven. Als ze met familieleden in gesprek wil om een verklaring te vinden, gaat dat niet. „Het was alsof ze wilden dat er niets met mij was gebeurd, en daarom voor zichzelf besloten dát er ook niets was gebeurd”, vertelt de journalist in het tuinhuis – zwart, met rode luiken buiten en schemerlampen binnen – waar ze ook haar ND-columns schrijft.
„Die houding maakte me heel kwaad. Want het hielp mij niet.” Verkerk raakt gefascineerd door de rol van omstanders bij kindermisbruik en komt erachter dat de reactie uit haar omgeving op mogelijk misbruik haast universeel is. „Mensen vinden misbruik zo vreselijk dat ze de gedachte aan de mogelijkheid weigeren toe te laten.”
Schoolgenootje
Dan herinnert ze zich Lenneke. Een schoolgenootje dat haar, toen ze samen naar huis fietsten, vertelde dat ze was misbruikt door haar opa. „Ik hielp haar niet. Ik bleek zelf ook zo’n wegkijkende omstander…” Twintig jaar later, na het opkomen van die herinnering, neemt Verkerk contact op met Lenneke. De reconstructie van haar verhaal wordt een boek (”Het hele dorp wist het”), dat 30 januari bij De Correspondent Uitgevers verscheen.
Toen u Lenneke de dag na haar onthulling op school zag, liep u snel door.
„Ik dacht: anders moet ik betrokken blijven. Lenneke neemt het me niet kwalijk, zegt ze nu. Ik was 13 en wist niet wat ik moest. Al jong en onbewust leerde ik haar familie mijden. „Da’s van Veenstra”, werd gewaarschuwd. Bij een pannenkoekenfeest lieten alle kinderen, inclusief ik, de baksels van Lenneke’s moeder liggen. Aan dat groepsproces werkte iedereen op zijn eigen kleine manier mee.”
U had allerlei negatieve gedachten over Lenneke.
„Uit wat anderen over haar zeiden, maakte ik op dat ze vermoeiend was. Ik vind het nu heel verdrietig om hardop te zeggen, maar ik had zelfs het gevoel dat ze een beetje vies was. Onze afwijzing begon zij te belichamen. Het werd een selffulfilling prophecy. Ze wist zichzelf geen houding meer te geven; ging meer aandacht vragen. En als 13-jarige was ik vooral bezig met zelfbehoud. Ik had me wel anders willen opstellen, maar wist niet hoe.
Had ik met Lenneke naar de schooldirecteur moeten gaan? Had ze al mee gepraat. Haar moeten helpen aangifte te doen? Was al gebeurd. Therapie aanbevelen? Volgde ze al. Lenneke valt níets te verwijten. Toch hielpen we haar niet. Haar behoefte gehoord te worden, werd ons excuus haar niet te hoeven horen. Dit verhaal houdt ons als omstanders een duidelijke spiegel voor. Daarom ben ik zo blij dat ik het mocht opschrijven. Zij het met gefingeerd namen, om de veiligheid van de betrokkenen te waarborgen.”
Waarom houden we ons er vaak buiten?
„We willen niet dat ónze kinderen misbruikt worden. Dus maken we onszelf wijs dat de slachtoffers een ander soort mensen zijn dan wij. En dat het waarschijnlijk meeviel. We laten niet tot ons doordringen dat overal daders wonen. We mijden de betrokkenen. We hebben het er niet meer over. De ironie is: door het op afstand te willen houden, creëren we de voorwaarden voor misbruik. We duwen het verder de geheime sfeer in, maken slachtoffers monddood en houden plegers niet verantwoordelijk. Daardoor kon Lenneke, terwijl haar opa al eens eerder veroordeeld was, ook slachtoffer worden.”
Reacties uit de omgeving zijn voor slachtoffers vaak traumatischer dan het misbruik zelf, ontdekte u.
„Omdat trauma niet zozeer wordt veroorzaakt door een overweldigende ervaring, maar door de overtuiging die je daardoor over jezelf krijgt. Bij misbruik gaat dat heel diep: je gaat aan jezelf twijfelen. Niet per se aan je vaardigheden –zoals je na een auto-ongeluk kunt piekeren over je oplettendheid– maar aan je persoonlijkheid. Het doet je geloven: ik ben slecht. Doordat er iets mis is met mij, gebeurde dit. Ik moet me schuldig voelen. Omstanders kunnen een tegengeluid geven, maar helaas: vaak bevestigen ze dat gevoel. Dat wordt ook wel ”the second rape” genoemd.”
Teksten over vergeving
Kerkgenoten en christelijk leiders met wie Lenneke haar verhaal deelde, stelden haar ook teleur. „In de kerk zijn mensen geneigd misbruik toe te dekken met teksten over vergeving. Leeftijdsgenoten zeiden tegen Lenneke dat ze niet zo verdrietig zou zijn als ze meer zou bidden en bijbellezen. Dat is victim blaming.” Verkerks grote ogen vlammen. „Vaak hoorden medegelovigen Lenneke’s verhaal aan, rondden het gesprek af met gebed en dat was het dan.”
Hoe kunnen we wél goede omstanders zijn?
„Het begint ermee onder ogen te zien dat misbruik veel voorkomt, ook in onze eigen sociale kring. Zonder afweer zul je pas iemand zijn waar slachtoffers misschien mee durven praten. Schakel altijd deskundige hulp in. Dat hoeft niet meteen rigoureus. Je kunt anoniem chatten met Centrum Seksueel Geweld, vertellen wat je hebt gehoord of vermoedt en praten over de beste vervolgstappen.
Goed omstanderschap is een zaak van de lange adem. Je moet het slachtoffer eerlijk zeggen welke rol jij kan spelen. Niemand kan het hele gewicht van zo’n probleem dragen of altijd bereikbaar zijn. Schilder daders niet af als monsters. Het effectiefst is fout gedrag afkeuren zonder de persoon af te keuren. Anders ontkennen we ongepast gedrag zo lang mogelijk en als dat niet meer gaat, slaan we door in verkettering. Daar hebben slachtoffers niets aan.”
Besteedt u in uw boek bewust geen aandacht aan onterechte beschuldigingen die levenslange schade kunnen toebrengen?
„De ”is het wel waar?”-vraag als uitweg wilde ik wegnemen. Bij alle zaken in het boek is het misbruik overtuigend aangetoond en veroordeeld in de rechtbank. Twijfel daaraan is geen reden weg te kijken. Laat waarheidsvinding en veroordeling over aan de politie en rechtspraak. In mijn boek schrijf ik dat maar 2 tot 8 procent van de aanklachten niet klopt. Als een kind beweert dat er iets is gebeurd, is het aan omstanders serieus te luisteren en professionals erbij te halen om te ontdekken wat er speelt.”
Wat zou u lezers aanraden die ook een ‘Lenneke’ kennen: iemand uit hun verleden die misbruikt werd, voor wie ze weinig of niets hebben betekend?
„Een van de belangrijkste taken van omstanders is het ontschuldigen van slachtoffers. Als tegengeluid op de negatieve conclusies die zij vaak over zichzelf trekken. Het is nooit te laat om aan te geven dat hij of zij niet verantwoordelijk is voor het gebeurde, en ook niet voor de gevolgen. Laat weten dat die schuld bij de dader ligt, en bij jou als omstander. Betuig spijt voor waar je niet goed mee omging. Dat is nooit zonde van de moeite.”
Lenneke’s verhaal bevestigt dat uw angsten realiteit kunnen worden.
„De bezorgdheid om mijn kinderen was een tijd extreem. Echt niemand is te vertrouwen, dacht ik. Nu is er meer aanvaarding. Ik kan mijn kinderen nooit helemaal beschermen. Maar ik breng ze grotere schade toe als ik hen daarom maar bij iedereen weghoud.
Daarnaast leerde ik dat vérgaand herstel mogelijk is. Dat iedereen een kern heeft die niemand kapot kan maken. Zelf had ik het lijntje daarmee doorgeknipt om bepaald lijden niet te voelen. Als je weer contact maakt met wie je ten diepste bent, moet je eerst door veel pijn. Maar als je ermee dealt, als je eerlijk bent over wat er met je is gebeurd en als een ander het wil horen, volgt er genezing. Ik weet dat mijn kinderen ook zo’n kern hebben. Vanuit ervaring geloof ik daarom diep dat niemand kapot kan maken wie zij echt zijn. Dat geeft bodem om te leven met gebrokenheid.”
Wat kun je doen wanneer er een kind is waar je je zorgen om maakt?
„Volgens deskundigen is het goed aan kinderen te vertellen: er bestaan geheimen die niet leuk zijn. Die kunnen gaan over mensen die je lief vindt. En daar mag je altijd over praten. Met iemand die je vertrouwt. Dat hoeft niet per se met mij. Zo’n niet-leuk geheim is nooit jouw schuld. Je krijgt geen straf en niemand wordt boos als je erover vertelt. Tegen mijn 4-jarige dochter zeg ik duidelijk dat grote mensen niet aan haar billen of vagina hoeven te zitten. En dat ze het altijd mag zeggen als er iets gebeurt wat ze niet fijn vindt.”
Schrijnend dat sommige slachtoffers zelf uiteindelijk dader worden. Wat zou u zeggen tegen iemand die voelt dat hij gevoelig is voor het plegen van misbruik?
„Dat je geholpen kan worden. Je bent niet intrinsiek slecht. Maar je moet wel verantwoordelijkheid nemen voor neigingen of daden die anderen beschadigen.
Een goede start is anoniem chatten of bellen met Stop it Now. Ook bij De Waag werken mensen die je niet veroordelen. Ze vinden het juist goed als je verantwoordelijkheid neemt voor gevoelens waar je zelf ook niet om hebt gevraagd. Stel dat niet uit. Je gedrag en gevoelens stoppen niet vanzelf. Als je ermee doorgaat, wordt het moeilijker van jezelf te houden. Je kunt echt geholpen worden. Behandeling heeft altijd zin.
Een jongen die was betrapt op het bezit van kinderporno gaf een kamerplant aan de zedenrechercheur die ik sprak voor mijn boek. Zo groot was de opluchting toen hij niet meer terug kon. Want de waarheid maakt vrij. En die ga je niet tegenhouden. Dus je kunt beter zelf verantwoordelijkheid nemen.” Elk woord benadrukkend: „De waarheid maakt vrij.”
Is die uitspraak voor u verbonden met het christelijk geloof?
„Het is eerder andersom: sinds ik hiermee bezig ben, vind ik veel aspecten van het christelijk geloof ingewikkeld geworden. Maar er zijn een paar mooie dingen blijven staan. Dat de waarheid vrijmaakt, is er een van.”
Wat is zo ingewikkeld geworden aan het geloof?
„Ik heb niet om dit bestaan gevraagd. Met al die risico’s. Ik ben superblij met mijn kinderen en hou heel veel van mijn man. Ik ervaar het leven ook niet als totaal zinloos. Maar ik vind het nogal… een aangelegenheid. Dat mensen maar met je kunnen doen wat ze willen – vooral met kinderen. En dat God dat laat gebeuren. Daar heb ik veel moeite mee. Die kwestie heeft Hij nog niet voor mij opgelost.”
En Lenneke, gelooft die nog?
„Ja, dat wel. Wonderlijk genoeg. Ik denk dat ze goed onderscheid kan maken tussen de teleurstellende kerkgangers die haar omringden en God.”
Wat is er naast ”de waarheid maakt vrij” nog meer blijven staan voor u?
„Het andere wat mij ontroert, is dat echte genezing ten koste van niemand gaat. Als de waarheid iedereen inhaalt, is dat beter voor slachtoffers, omstanders én daders. Het brengt slachtoffers heling als ze erkenning krijgen. Als omstanders verantwoordelijkheid nemen, wordt hun gemeenschap gezonder. Ontmaskerde daders kunnen in het reine komen met zichzelf.
Dat vind ik zoiets liefdevols: dat zelfs voor daders de waarheid helend is. We vechten ertegen, want het voelt alsof het ons gaat vernietigen. Daarom liegen we. Daarom kijken we weg en doen we aan victim blaming. Maar als we de waarheid onder ogen zien en verantwoordelijkheid nemen, zijn we daarmee gediend. Genade, is dat dus.”
Ervaart u zelf ook iets van die genade?
„Ik heb het sterk ervaren toen ik mijn eigen daderschap moest erkennen richting mijn man. Ik had woedeaanvallen. Er zat een diepe agressie in mij, doordat ik als kind pijn werd gedaan en volslagen machteloos stond.”
U doelt op huiselijk geweld toch?
„Ja, mijn ouders gebruikten fysiek en verbaal geweld. Ik heb me heel bang gevoeld. Dat meppen kwam natuurlijk ergens vandaan; mijn vader en moeder hebben hun eigen verhaal. We kunnen het er nu goed over hebben, ze hebben hun excuses aangeboden – maar dat had tijd nodig. Zoals het mij tijd kostte onder ogen te zien dat ik mijn man onveilig liet voelen. Als ik machteloosheid ervoer, vlamde die woede uit mijn kindertijd weer op. En nu ben ik groot, dus nu kan ik schreeuwen en smijten wat ik wil.
Ik deed daar schamper over. Mijn man is twintig centimeter langer dan ik, en veel sterker. Dus ik dacht: moet jij bang zijn voor mij? Maar Job was voortdurend alert; wilde voorkomen dat ik een uitbarsting kreeg. Ik moest door veel schaamte en een enorm schuldgevoel heen om verantwoordelijkheid te nemen. Maar het werd een bevrijding. Job heeft me vergeven. Dus ja, ik heb die genade leren kennen vanuit de daderkant.”
En hoe gaat het met u als slachtoffer?
„Best goed. Ik had fysieke problemen. Rusteloze benen. Slecht slapen. Dissociatie: mezelf uitzetten, door bijvoorbeeld tot half vijf ’s nachts series te kijken. Ik dacht: zo ben ik gewoon. Maar het is allemaal veranderd. Ik kan het leven beter verdragen. Omdat ik geen weggestopte pijn meer heb waar ik van weg moet lopen. Ik ben rustiger geworden en heb meer zelfvertrouwen. Hoogleraar Judith Lewis Herman schrijft heel mooi dat het leven van mensen die hun trauma verwerken steeds normaler wordt, steeds dagelijkser. Dat ervaar ik. En dat wens ik alle ‘Lennekes’ ook. Ik hoop dat mijn boek er een beetje aan bij mag dragen.”
Het hele dorp wist het, Rinke Verkerk; uitg. De Correspondent; 288 blz.; € 22,-