Van ikigai tot yoga: over christenen en cultuur
Hoe kun je ten volste betekenis geven aan je leven? Die vraag kwam vorige week langs in een gesprek, en ik stuurde mijn gesprekspartner toen een diagram van ikigai.

Dat is een Japans woord dat letterlijk ”bestaansreden” betekent. Het heeft vooral betekenis voor de invulling van je dag. Volgens dit concept gaat het erom dat je zoekt naar vervulling in vier gebieden: doe wat je diepe vreugde geeft, waar je goed in bent, wat de wereld nodig heeft en waar je voor betaald krijgt. Daar waar die vier samenkomen, zit je in het centrum van ikigai.
Ik vind het een sterk concept, vooral ook omdat de vier gebieden heel makkelijk vanuit de Bijbel te verdedigen zijn. De Amerikaanse presbyteriaanse theoloog Frederick Buechner zei het zo: „De plaats waar God je roept is de plaats waar jouw diepe vreugde de diepe honger van de wereld ontmoet.” Dan zit je al halverwege ikigai. Je zou zelfs kunnen zeggen dat je het begrip door er zo over te praten kunt verrijken en transformeren, zodat Christus er de centrale plaats in krijgt. Hij is de bron van onze vreugde, onze talenten en onze roeping.
Speelfilms
Maar toch: ikigai als zodanig is geen christelijk idee. Is dat een probleem? Moet je zo’n concept wel willen gebruiken? Met die vraag zitten we midden in een oneindige discussie die christenen al eeuwen verdeelt: de discussie over hoe christenen zich tot de (niet-christelijke) cultuur moeten verhouden.
Iedereen kent hiervan voorbeelden uit zijn eigen leven. Mag je als christen speelfilms kijken? En zo ja, welke dan? Kun je naar seculiere muziek luisteren? Mag je aan yoga doen? Kun je de boeken van Harry Potter lezen? Kunnen nieuwe christenen uit bijvoorbeeld de islam elementen uit hun cultuur behouden? En welke dan? Trouwens, welke concepten uit onze eigen kerkelijke cultuur zijn eigenlijk meer werelds dan Bijbels?
Die vragen zijn eindeloos en de antwoorden erop zullen altijd blijven verschillen omdat er nu eenmaal verschillende perspectieven mogelijk zijn op de omgang met de cultuur. Er is niet één model dat een altijddurende geldigheid heeft.
Mijden
En toch valt er meer te zeggen dan: zoek het dus maar uit. Naast mij ligt het befaamde werk ”Christ & Culture” uit 1951, geschreven door de Amerikaanse theoloog Helmut Richard Niebuhr (niet te verwarren met zijn broer Reinhold Niebuhr). Het is een klassieker, al kan ik tot mijn verbijstering bijna 75 jaar later nog altijd geen Nederlandse vertaling vinden.
Het boek van Niebuhr is vooral belangrijk omdat het vijf verschillende posities schetst die in de kerkgeschiedenis steeds weer terugkomen als het gaat om hoe christenen zich verhouden tot de cultuur.
In de eerste positie die Niebuhr schetst zullen heel wat reformatorische christenen zich herkennen: die van Christus tegenover de cultuur. In de cultuur buiten de kerk is weinig te vinden; christenen doen er goed aan om de cultuur radicaal te mijden als werelds en besmet met de zonde. Het is een makkelijke, eenduidige positie. Als je je niet met de cultuur bemoeit, kun je er ook niet door worden beïnvloed. Althans, dat is het idee. Maar het klopt niet, want iedereen staat per definitie in de cultuur. Dat kan niet anders; het is een gegeven met ons mens-zijn. En ook een door en door kerkelijke cultuur is besmet met zonde.
Aan het andere uiterste van het spectrum vinden we Christus in de cultuur. Hier wordt geen enkel onderscheid meer gemaakt tussen de Bijbel en de cultuur; God en sporen van Zijn licht zijn overal te vinden. Je kunt de cultuur dus kritiekloos omarmen. Vooral aan liberale protestantse zijde vind je deze positie terug.
Transformeren
De drie overige posities (Christus boven de cultuur, Christus in conflict met de cultuur en Christus als vernieuwer van de cultuur) nemen een middenpositie in: niet cultuurmijdend, maar ook niet kritiekloos erin opgaan. Het is niet zo verwonderlijk dat Niebuhr zich vooral op die middenposities richt.
Christenen zijn geroepen om het goede in de cultuur te bevestigen
Met name de laatste, die van Christus als vernieuwer van de cultuur, biedt volgens hem perspectief, en ik kan hem daar prima in volgen. Dat gezichtspunt benadrukt dat alle cultuuruitingen weliswaar onder Gods oordeel vallen, maar óók dat God soeverein heerst over de cultuur. Er is dus oordeel én zegen. Christenen zijn geroepen om het goede in de cultuur te bevestigen en datgene wat door zonde is aangevreten te transformeren.
Dat is, volgens Niebuhr, wat Augustinus en Calvijn deden. Het is ook wat ik aan het begin van dit artikel probeerde te doen met het Japanse concept ikigai.
Cultuurroeping
Maar wie dacht dat je met dit model alle vragen over christenen en hun staan in de cultuur kunt oplossen, komt bedrogen uit. Niebuhr zelf erkent dat dit niet mogelijk is, en bovendien zijn de modellen die hij aanreikt soms wel erg beperkend.
In plaats van lukraak een model toe te passen is het beter om te denken vanuit het complete Bijbelse verhaal van schepping, zondeval en herschepping, zegt bijvoorbeeld de invloedrijke Amerikaanse evangelicale theoloog Don A. Carson. Hij schreef een genuanceerd boek over het werk van Niebuhr, ”Christ and Culture Revisited”. De Bijbels-theologische benadering waarbij hij héél de Schrift recht wil doen, is een belangrijke aanvulling op en correctie van de modellen van Niebuhr.
Kortom, er moet nagedacht blijven worden. Wél blijft wat mij betreft staan dat christenen niet alleen ach en wee hoeven te roepen, maar in plaats daarvan een hoge cultuurroeping hebben. En dat is een gedachte die het beslist verdient om eens grondig afgestoft te worden.
Journalist Jacob Hoekman speurt in de geschiedenis naar antwoorden op weerbarstige vragen bij het nieuws.