Hij legt al jaren letsel door kindermishandeling onder de loep. Jack Menke, forensisch arts in Rotterdam: „Geweld tegen kinderen is dé ziekte van onze samenleving.”
Amper acht weken was de baby. Het kind had letsel op de borst, het gezicht en in de schaamstreek. In het ziekenhuis werd de zuigeling van top tot teen onderzocht. Een röntgenfoto van de skeletstatus van het kind onthulde ribbreuken. Een CT-scan bracht hersenbeschadiging aan het licht.
Amper drie jaar was het jongetje. Op het lichaam van het kind, slachtoffer van seksueel misbruik, zaten meer dan dertig blauwe plekken op de armen, benen en billen. Het letselpatroon doet bijtwonden vermoeden.
Het zijn twee voorbeelden van de duizenden schrijnende zaken van –mogelijke– kindermishandeling die forensisch arts Jack Menke en zijn collega’s op hun bordje krijgen. Nee, de weerzinwekkende onderzoeken houden de arts niet uit zijn slaap. „Ik bewaar professionele distantie”, zegt Menke op zijn werkkamer in Rotterdam.
Intussen motiveert het leed dat hij voorbij ziet komen hem de strijd tegen kindermishandeling voort te zetten. „Geweld tegen kinderen maakt een maatschappij kapot en vormt dé ziekte van de samenleving.”
Menke is medisch directeur van Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR). De arts en zo’n twintig collega’s doen in de regio Rotterdam onder meer lijkschouwing bij verdachte overlijdens, zoals moordzaken en suïcides. Ook onderzoeken ze letsel bij kinderen.
In Nederland zijn jaarlijks naar schatting 120.000 kinderen slachtoffer van mishandeling, waartoe ook geestelijke mishandeling wordt gerekend. Per jaar ondergaan landelijk ongeveer 110 kinderen van 0 tot 12 jaar en 100 12- tot 16-jarigen een forensisch medisch zedenonderzoek.
Blauwe plekken
Bij vermoedens van kindermishandeling voert een forensisch arts bij het slachtoffer een zogeheten top-teenonderzoek uit. Het kind wordt dus van top tot teen bekeken, zegt Menke, binnen FARR gespecialiseerd in onderzoek naar kindermishandeling. Zo is de forensisch arts gespitst op schaafwonden en blauwe plekken, onder meer achter de oren, in de ogen, in de mond, op de borst en in de nek.
Forensisch artsen slagen er de laatste decennia steeds beter in te bepalen hoe waarschijnlijk het is dat letsel is ontstaan door moedwillige mishandeling (in jargon: toegebracht letsel) of door een ongeval (in jargon: accidenteel letsel), betoogt Menke. Een prangende vraag kan bijvoorbeeld zijn: liep een kind bulten en schrammen op door een val met zijn fiets of omdat de ouder hem sloeg?
De artsen worden geholpen door onder meer wetenschappelijk onderzoek in Groot-Brittannië naar letsels na kindermishandeling. Menke: „Het is onwaarschijnlijk dat een baby van vier maanden, die alleen kan rollen, blauwe plekken oploopt anders dan door moedwillige mishandeling of huiduitslag. Stel dat op de hand van een kind een brandplekje zit. Dat zou kunnen zijn ontstaan doordat het kind zijn hand tegen een brandende sigaret duwde, accidenteel letsel dus. Veronderstel dat een kind is gebeten door een mens. Dan is het onwaarschijnlijk dat de verdachte per ongeluk heeft gebeten. Het ligt immers niet voor de hand dat iemand een appel eet en dat er plotseling een kinderarm tussen zit.”
Foto’s
Cruciaal is dat forensisch artsen een kind dat mogelijk slachtoffer is van geweld tijdig onderzoeken. „Van belang is om snel foto’s te nemen van het letsel. Blauwe plekken verdwijnen na een paar dagen. In bijtwonden zit vaak gedurende ongeveer een week DNA uit speeksel van de verdachte. Noodzakelijk is dus binnen afzienbare tijd DNA-sporen rond een bijtwond veilig te stellen”, vertelt Menke, die ook secretaris is van het Forensisch Medisch Genootschap.
Verdachten kunnen met allerlei leugenachtige verklaringen op de proppen komen. Daarom dienen forensisch artsen op de hoogte te zijn van wetenschappelijk onderzoek rond letsel bij kinderen in diverse omstandigheden, stelt Menke. „Stel dat een verdachte ouder zegt dat de verwondingen bij zijn kind veroorzaakt zijn door een ongelukkige val van een trap. Welk letsel ontstaat als een kind van één meter hoogte valt, is wetenschappelijk onderzocht. Duizenden kinderletsels zijn met elkaar vergeleken. Waarschijnlijk is dat het slachtoffertje na een ongelukkige val op één of twee vlakken van het lichaam verwondingen oploopt. Een ouder heeft wat uit te leggen als het kind over zijn hele lijf blauwe plekken blijkt te hebben. Dat letselbeeld rijmt moeilijk met een onfortuinlijke val van een trap. Uiteindelijk velt de rechter het oordeel. Die kan bijvoorbeeld naast een letselrapportage ook beschikken over bijvoorbeeld getuigenverklaringen.”
In spanning
Ouders of verzorgers kunnen onterecht in het beklaagdenbankje belanden als er vragen zijn over de fysieke toestand van hun kind, beaamt Menke. „Onlangs deed zich zo’n kwestie nog voor in een Rotterdams ziekenhuis. Ouders kwamen binnen met hun baby met een plek op de huid die verdacht werd bevonden. Wekenlang zaten die ouders ontzettend in spanning. In een tweede onderzoek concludeerden we uiteindelijk dat het ging om een archipelvlek, een onschuldige, aangeboren pigmentvlek. De ouders vonden het niet leuk dat ze allerlei kritische vragen kregen. Toch begrepen ze de zorgvuldigheid van de hulpverlening.”
Menke erkent dat huisartsen of docenten kunnen twijfelen of ze vermoedens van kindermishandeling gaan melden bij bijvoorbeeld Veilig Thuis, de organisatie voor advies en ondersteuning en het melden van huiselijk geweld en kindermishandeling. „Er bestaat veel handelingsverlegenheid op dat gebied. Mensen zijn ontzettend bang iemand ten onrechte te beschuldigen. Je kunt je arts-patiëntrelatie verpesten op het moment dat je een ouder vraagt: Heb jij je kind geslagen?”
Blauwe plekken
Hij pleit ervoor dat „professionals, zoals docenten en jeugdartsen” meer mogelijkheden krijgen om desnoods anoniem hun zorgen te uiten, bijvoorbeeld in een rechtstreeks telefoontje naar forensisch artsen. „Stel dat een docent mij benadert met zorgen over een blauwe plek op het lichaam van een leerling. Dan kunnen wij die leerkracht op basis van zijn verhaal en eventueel een door hem gestuurde foto van het letsel adviseren met Veilig Thuis in gesprek te gaan.”
Intussen ziet Menke dat zeker artsen meer bedreven zijn geworden in het herkennen van signalen van kindermishandeling. „Als een jaar of dertig geleden een kind onder de blauwe plekken binnen werd gebracht op de spoedeisende hulp dacht vrijwel niemand meteen aan de mogelijkheid van mishandeling. Nu is er veel meer alertheid.”
Slachtoffers van mishandeling in hun jeugd kunnen daar „een leven lang stress” aan overhouden, beklemtoont de forensisch arts. Hij wijst op „baanbrekend” wetenschappelijk onderzoek van de Amerikaanse arts Vincent J. Felitti. Die maakte een lijst van tien slechte ervaringen in iemands jeugd (zogeheten adverse childhood experiences) die een voorbode zijn van problemen op latere leeftijd. „Denk bij de ongunstige jeugdervaringen aan zaken als: slachtoffer zijn van kindermishandeling of misbruik, getuige zijn van huiselijk geweld, in aanraking komen met alcohol en drugs. Iemand die zes van die tien adverse childhood experiences heeft meegemaakt, loopt duizenden procenten meer kans op psychische problemen en suïcidaliteit op latere leeftijd.”
Opvallend is ook dat slachtoffers van onder meer kindermishandeling op latere leeftijd veel vaker last krijgen van hart- en vaatziekten en diabetes, legt hij uit. „De verklaring kan zijn dat slachtoffers zo veel stress ervaren dat ze hun spanningen willen onderdrukken door ongezond te gaan eten.”
Kindermishandeling komt in de beste kringen voor, waarschuwt de arts. „Niet alleen in achterstandswijken slaan ouders hun kinderen. Ooit sprak ik in de Amerikaanse stad San Diego met Mary Clyde Pierce, een van de meest prominente wetenschappers op het terrein van kindermishandeling. Ze vertelde dat ze ooit in gesprek ging met een blanke, hoogopgeleide Amerikaanse man. Ze kon niet geloven dat hij zich schuldig had gemaakt aan ernstige kindermishandeling. Totdat ze videobeelden van wandaden van de man te zien kreeg. Mensen zijn in staat tot heftige misdrijven, zoals een weerloze baby hardhandig door elkaar schudden.”
Mensen die zich te buiten gaan aan mishandeling van kinderen „zijn niet allemaal psychopaten”, geeft Menke aan. „Daders kunnen te maken hebben met veel stress door bijvoorbeeld financiële zorgen of lichamelijke ongemakken. Ze kunnen die spanning afreageren op hun kinderen of partner. Mishandeling is strafbaar. Tegelijk is hulp hard nodig, om herhaling te voorkomen en de oorzaak van het gewelddadige gedrag aan te pakken.”
Pakje sigaretten
De Nederlandse autoriteiten zouden meer uit de kast moeten trekken in de strijd tegen kindermishandeling, vindt Menke, die jarenlang werkte als tropenarts in Afrika. „Er zou een minister tegen huiselijk geweld moeten worden aangesteld. Op pakjes sigaretten staat met grote letters dat rokers een veel grotere kans op allerlei ziekten hebben. Was de overheid rond kindermishandeling ook maar zo alert. Onlangs bezocht ik een bijeenkomst waar Richard Korver sprak. Als advocaat staat hij slachtoffers in zedenzaken bij. Korver betoogde dat de overheid vele miljoenen besteedt aan de jacht op grote drugscriminelen als Ridouan T. Korver zei dat het geld dat de regering steekt in de strijd tegen kindermishandeling daar schril bij af steekt. Ik ben het helemaal met hem eens.”
De recherche zou vaker zijn toevlucht moeten kunnen nemen tot zware opsporingsmiddelen om bewijs tegen verdachten van kindermisbruik rond te krijgen, vindt Menke. „De politie kan bijvoorbeeld afluisterapparatuur plaatsen in de woning van iemand die wordt verdacht van ernstige mishandeling van zijn kind. Ook zou de recherche vaker telefoons moeten kunnen afluisteren. Voor een kind moet thuis immers veilig zijn.”
Makkelijk
In de strijd tegen kindermishandeling en huiselijk geweld is samenwerking tussen de verschillende hulpverlenende instanties onontbeerlijk, benadrukt Menke. Verguld is de Rotterdamse arts met het landelijke ”Handelingskader voor het leveren van forensisch medische expertise voor kinderen (FMEK) door GGD’en”. Dit in 2020 gelanceerde ‘aanvalsplan’ –waar Menke aan meewerkte– beoogt dat de diverse partijen de handen ineenslaan in het belang van mishandelde kinderen. „In de regio Rotterdam gaan wij maandelijks om tafel met onder meer officieren van justitie, de Raad voor de Kinderbescherming en vertrouwensartsen van Veilig Thuis. We bespreken dossiers met elkaar en leren elkaar steeds beter kennen.”
Belangrijk is dat het slachtoffers en professionals makkelijk wordt gemaakt hun verhaal te doen, zegt Menke. Hij wijst op het project Little C, dat binnen enkele maanden in Rotterdam moet worden gelanceerd. „Het is de bedoeling dat diverse hulpverleners op één locatie actief zijn, dus niet verspreid over verschillende plekken in de stad. Bij Little C vinden slachtoffers onder meer vertegenwoordigers van de politie, van Veilig Thuis en forensisch artsen. We willen de drempel voor slachtoffers zo laag mogelijk maken.”