Jongeren in de jeugdzorg missen positieve aandacht. Hulpverleners dienen hun prioriteiten rigoureus te veranderen, zegt prof. dr. Annemiek Harder. „Een gesprek met een jongere gaat vóór een rapportage. Zo simpel moet het zijn.”
„Aandacht” is het thema van de elfde editie van de Week van Het Vergeten Kind, die deze maandag begint. En die aandacht voor het thema is hard nodig, stelt Margot Ende-van den Broek, directeur van stichting Het Vergeten Kind. Want jongeren in de jeugdzorg voelen zich vaak niet gezien en gehoord. Dat bleek al uit eerdere onderzoeken en wordt nog eens onderstreept door interviews die Het Vergeten Kind voerde met 41 van deze jongeren.
Ze vertellen dat hulpverleners vaak gehaast overkomen. Tijd voor een praatje is er niet. Ook als er wel een gesprek is, voelen jongeren zich soms niet gehoord, blijkt uit de interviews. Dan zit een hulpverlener bijvoorbeeld vooral naar de computer te kijken en voelt het voor de jongere of hij alleen maar snel een vragenlijstje afwerkt.
Voor de campagne van Het Vergeten Kind vertellen een aantal jongeren uitgebreid over hun ervaringen. Het verhaal van Evita is voor directeur Ende een schrijnend voorbeeld van hoe het niet moet. „Zij woonde op een woongroep. Toen ze een keer heel verdrietig was, huilde ze op de groep. De leidster zei: Ga maar naar je kamer, want je verpest de sfeer. Dat is afschuwelijk om te horen, en precies niet wat je nodig hebt op zo’n moment.”
Enerzijds heeft Ende begrip voor hulpverleners. „Zij staan vaak in hun eentje op een groep met acht licht ontvlambare pubers. Dat is ook geen doen. Ik praat een reactie als deze daarmee niet goed, maar tegen zo’n achtergrond is die wel te verklaren.”
Grotere omslag
Aandacht moet van bijzaak hoofdzaak worden, vindt Ende. „We zien dat het sommige hulpverleners lukt om wél die positieve aandacht te geven. Dus de professionals moeten ook zeker de hand in eigen boezem steken. Tegelijkertijd zitten ze in een systeem dat gericht is op efficiëntie en kampen ze met een hoge werkdruk. Er is dus een grotere omslag nodig dan alleen op individueel niveau. Ook organisaties en gemeenten moeten aan de bak.”
Verandering is ook nodig volgens Annemiek Harder, bijzonder hoogleraar orthopedagogiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zij doet onderzoek naar de vraag welke hulpverlening werkt bij uithuisgeplaatste jongeren. Als er geen goede relatie is tussen een hulpverlener en een jongere en zijn ouders, gaat de hulp waarschijnlijk geen goed doen, stelt zij vast. En voor een goede relatie is aandacht een heel belangrijk aspect, vertelt ze. „Alleen dan weet je wat er speelt en kun je rekening houden met de behoefte van de jongere en de ouders. De uitkomst van de hulp is dan positiever. Je ziet bijvoorbeeld sneller een afname van gedragsproblemen.”
Krijgt een jongere geen aandacht in de hulpverlening, dan kan dat zelfs een tweede trauma veroorzaken, stelt Harder. „Zo’n jongere voelt zich mogelijk afgewezen en heeft het idee dat hij er niet toe doet. Dat breekt zijn zelfbeeld nog verder af.” Ook op de lange termijn heeft gebrek aan aandacht gevolgen. „Het vertrouwen in hulpverlening daalt, en zoiets is niet zomaar gerepareerd.”
Ambitieus
„Frustrerend” vindt de hoogleraar het dat jongeren nog altijd een gebrek aan aandacht ervaren. „Er zijn eerdere studies die hetzelfde uitwijzen. Het is dus niet iets nieuws.”
Is het niet iets te ambitieus om vol in te zetten op persoonlijke aandacht, in een tijd van geldgebrek, personeelstekort en wachtlijsten? Nee, vinden zowel Ende als Harder.
Ende: „Ik denk dat de campagne juist nu gevoerd moet worden. De roep om alsmaar meer efficiëntie is een doodlopende weg. Hulpverleners verlaten de sector omdat ze geen tijd hebben om dat te doen waarvoor ze hulpverlener zijn geworden, namelijk aandacht geven aan jongeren. We zitten in een vicieuze cirkel waar we uit moeten komen.”
Ook Harder vindt personeelstekort of geldgebrek geen goede redenen om niet met het thema aandacht aan de slag te gaan. „Natuurlijk, het zijn factoren waar we mee te maken hebben. Maar ik denk dat het iedere keer aan de hulpverlener is om de jongere op de eerste plaats te zetten. Dan ga je dus het gesprek aan met een jongere die dat nodig heeft, in plaats van aan een rapportage te werken.”
En die rapportage dan? „Die moet veel beknopter. En binnen de organisatie moet je als hulpverlener aangeven: we moeten andere prioriteiten stellen, voor de jongeren.”