Recensie: Honderd jaar pleidooi voor liturgievernieuwing
Bij het eeuwfeest van de Liturgische Kring, in november in Den Haag gevierd, verscheen een kloek boek: ”De kerk is wat ze viert”. Daarin heeft drs. Mieke Breij de geschiedenis van de studiekring, die jarenlang gold als motor achter de liturgische vernieuwingen in de Nederlandse Hervormde Kerk, uitvoerig gedocumenteerd.
Het is Breij –archivaris bij Het Utrechts Archief– wel toevertrouwd om zo’n klus te klaren. Eerder schreef ze vergelijkbare boeken over onder meer de cantorij van de Utrechtse Domkerk en over Domcantor Maarten Kooij. Voor deze jubileumuitgave ging ze opnieuw talloze archieven in en notulen door, om een zo compleet mogelijk beeld te schetsen van wat de Liturgische Kring allemaal gedaan heeft en wie er betrokken waren bij dit toch wat elitaire gezelschap. Daarbij haalde Breij een grote hoeveelheid foto’s boven water, die het boek verluchten en het verhaal inkleuren. Zo krijgen veel mensen een gezicht. Maar ook bijvoorbeeld kerkgebouwen die naar de inzichten van de Liturgische Beweging werden gebouwd, zoals in IJmuiden en Scheveningen, zijn afgebeeld en fungeren als waardevolle illustraties bij het verhaal.
Het is op een bepaalde manier echt een jubileumboek geworden: de historie wordt met veel feiten beschreven, maar die beschrijving is niet objectief. Dat blijkt al uit de achterflap: „In de afgelopen honderd jaar heeft zich in de protestantse eredienst een opzienbarende transformatie voltrokken. Een al te verbale domineesliturgie ontwikkelde zich tot eredienst van de geloofsgemeenschap, van waaruit de lofzang van de kerk van eeuwen kon opklinken. De nu 100-jarige Liturgische Kring fungeerde decennialang als motor van de vernieuwing.” Dat is inderdaad het beeld dat de lezer krijgt voorgeschoteld: De erediensten aan het begin van de 19e eeuw waren slechts kommer en kwel. Maar gelukkig kwam er vanaf de tweede helft van de 19e eeuw een liturgisch ontwaken bij drie generaties ethische theologen (onder wie vader en zoon Gunning), waarna dr. J. H. Gerretsen in 1911 in de Haagse Kloosterkerk de eerste liturgische dienst hield. Vervolgens werd in 1921 een Liturgische Commissie opgericht (even later: Liturgische Kring), die de bezinning op het wezen van de eredienst en op allerlei deelaspecten (zingen, kerkelijk jaar, knielbank, het avondmaal centraal, gewaden) vormgaf, met als grote motor de Groningse hoogleraar prof. dr. Gerardus van der Leeuw.
Het was dus een positief proces, deze liturgievernieuwing. En de situatie ervóór was in de ogen van Breij eigenlijk alleen maar negatief. Twee nuanceringen van dit toch wel erg zwart-witte beeld. Calvinisten in ons land zagen volgens Breij het kerkgebouw alleen maar „als een puur functionele ruimte van steen en hout” waar geen plek was voor versieringen. Dat idee heb ik toch niet als ik in de barokke, achtkantige Oostkerk in Middelburg loop: in de 17e eeuw speciaal gebouwd voor de protestantse eredienst. En over het kerkelijk jaar: dat werd volgens Breij tot een minimum beperkt, waarbij bijvoorbeeld nieuwjaar niet werd gevierd en de lijdenstijd niet werd ingekleurd. Dat is feitelijk onjuist, getuige bijvoorbeeld de tekstboekjes die in veel steden gebruikt werden om de periode van Kerst tot en met Pinksteren in te vullen.
In de beschreven eeuw kwam er ook kritiek op de theologie van de Liturgische Beweging. Dr. O. Noordmans legde bijvoorbeeld de vinger bij de sacramentstheologie van prof. Van der Leeuw. En de Utrechtse predikant dr. G. W. Oberman werd beticht van roomse ideeën. Breij beschrijft het allemaal, maar het is duidelijk dat haar sympathie niet ligt bij de bezwaarmakers. Zij benadrukt vooral het goede en mooie en nodige van deze beweging in het algemeen en de kring in het bijzonder. En er ís ook veel goeds te noemen uit deze eeuw liturgiegeschiedenis, dat is helder. Maar de reflectie op het gegeven dat er toch wel wat theologische wissels omgingen, en op de vraag wat het kerkvolk eigenlijk vond van wat de kring allemaal deed – die mis ik een beetje in dit rijke boek.
De kerk is wat ze viert. 100 Jaar Liturgische Kring, Mieke Breij; uitg. KokBoekencentrum; 398 blz.; € 27,50