Een aantal reformatorische kerken bezint zich op de verstaanbaarheid van de Statenvertaling. Deze bezinning kan zomaar ontaarden in een kerkelijk conflict. Maar dat hoeft niet.
Het Reformatorisch Dagblad presenteerde recent de uitkomsten van een onderzoek onder zijn achterban. Van de onderzochte onderwerpen veroorzaakte de uitkomst van de enquêtevragen over de verstaanbaarheid van de Statenvertaling een stroom aan reacties. Twee interviews met catecheten verklaarden de uitkomsten van dit onderzoek. De teneur van deze interviews en van het overgrote deel van de reacties was dat het probleem van de verstaanbaarheid een probleem van de jeugd is.
Ruim vijftien jaar geleden kwamen ambtsdragers van alle reformatorische kerkverbanden bij elkaar. De jongste was ongeveer dertig jaar. De meerderheid was lid van een of meer kerkelijke commissies; verschillende zaten daarnaast in een of meer besturen van een reformatorische organisatie. Het doel van de bijeenkomst was een bezinning op de verstaanbaarheid van de Statenvertaling.
De huidige uitgaven van de Statenvertaling zijn revisies van een 19e-eeuwse revisie. Twee stichtingen en een uitgeverij hebben zonder kerkelijke opdracht deze revisie herzien: de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS), Uitgeverij Jongbloed en de Stichting Herziening Statenvertaling, de zogenaamde HSV. Onderling verschillen de drie herziene versies in meer of mindere mate van elkaar.
Tijdens de interkerkelijke bezinning werd een aantal geselecteerde woorden, uitdrukkingen en verzen uit de GBS-uitgave of Jongbloed-editie gepresenteerd. Op de vraag wie van de ambtsdragers de betekenissen wist, bleef het stil. De verstaanbaarheid van de Statenvertaling is een probleem van jong en oud.
Nu het stof naar aanleiding van de RD-enquête is neergedaald, is het tijd om lering te trekken uit voorvallen in de kerkgeschiedenis die verder helpen in de bezinning op de verstaanbaarheid van een vertaling. Iemand van wie reformatorische kerkverbanden over dit thema kunnen leren, is Hieronymus (347-420 na Chr.), de beschermheilige van de Bijbelvertalers.
Als een van de weinigen in zijn tijd beheerst Hieronymus uitstekend het Latijn, Grieks, Hebreeuws en Syrisch. Het grootste deel van zijn leven wijdt hij aan Schriftstudie en publiceren. In de kerk geniet hij een groot vertrouwen. Als blijk daarvan verzoekt de kerkelijke leiding hem om de gangbare Latijnse Bijbelvertaling op woorden te herzien. Gezien de status en deskundigheid van Hieronymus kan de kerk zich geen betere kandidaat wensen.
Hieronymus vervaardigt een aantal herzieningen die goed ontvangen worden. Op enig moment besluit hij op eigen houtje het Oude Testament rechtstreeks uit het Hebreeuws in het Latijn te vertalen, maar dan gaat het mis.
Hieronymus’ beslissing komt voort uit een groeiende onvrede over het resultaat van reviseren. Hij herziet een gereviseerde vertaling met het oog op de doeltaal, de taal van de lezer, maar controleert die niet aan de hand van de brontaal, de taal van de Schrift.
Hieronymus kiest niet langer voor de verstaanbaarheid en tegen de betrouwbaarheid van een vertaling; hij wil beide handhaven. Om die reden vertaalt hij oudtestamentische Bijbelboeken rechtstreeks uit het Hebreeuws in het Latijn. Zonder overleg met de kerkelijke leiding publiceert Hieronymus nieuwe vertalingen, waaronder een van het boek Jona.
Op een zondag verzorgt een voorganger van een kleine Noord-Afrikaanse gemeente de Schriftlezing uit deze nieuwe vertaling van Jona. Tijdens de lezing horen kerkgangers verschillen tussen hun Bijbel en die van hun voorganger. Op hun vraag naar de betrouwbaarheid van zijn vertaling blijft de voorganger het antwoord schuldig. Omdat de prediker het Hebreeuws niet beheerst, vraagt men om het oordeel van Joodse plaatsgenoten. Wanneer die op grond van het Hebreeuws de nieuwe vertaling afkeuren, is de chaos compleet.
Augustinus, de verantwoordelijke bisschop, kan ternauwernood voorkomen dat de de arme man het veld moet ruimen. Hij schrijft Hieronymus een venijnige brief. Hij verwijt hem onzorgvuldigheid, trekt zijn integriteit in twijfel, eist dat hij zich publiekelijk distantieert van zijn nieuwe vertalingen en wil dat hij per direct daarmee stopt.
Augustinus benadrukt het goddelijk gezag van de bestaande vertaling; een Latijnse overzetting van een gereviseerde Griekse vertaling van het Oude Testament. Ondanks alle aanpassingen bezit die vertaling volgens Augustinus goddelijk gezag, omdat God de vertalers geïnspireerd heeft. De unieke omstandigheden waaronder zij hun vertaalarbeid feilloos verricht hebben, bewijst deze goddelijke inspiratie.
Kerkvolk
In zijn boze brief verschuilt Augustinus zich achter de status van een gangbare vertaling, de emotie van het kerkvolk en het oordeel van enkele Joden. Zo verbloemt hij zijn onkunde van de grondtalen van de Schrift, maar trekt ondertussen wel Hieronymus’ integriteit en deskundigheid in twijfel. Pas jaren later reiken de twee elkaar de broederhand.
De clash tussen Hieronymus en Augustinus is meer dan een botsing tussen twee uitgesproken karakters. Deze controverse is vooral een conflict tussen een solistische Bijbelwetenschapper en een bisschop die in het centrum van het kerkelijk leven staat, maar het Hebreeuws niet en het Grieks nauwelijks beheerst.
In dit kerkelijk conflict draait het niet zozeer om deskundigheid, maar vooral om vertrouwen. Met hun ondoordacht handelen frustreren Hieronymus en Augustinus een kerkelijke bezinning op de vraag hoe de Bijbel verstaanbaar en betrouwbaar vanuit de grondtalen overgezet moet worden. Pas duizend jaar later kiezen de reformatoren op dit punt tegen Augustinus en voor Hieronymus en vertalen zij de Bijbel in de taal van het volk.
Vandaag staan reformatorische kerkverbanden voor de keus om de visie van Hieronymus te omarmen of de lijn van Augustinus voort te zetten. Een herziene 19e-eeuwse versie tot in lengte van jaren op woorden reviseren zonder die revisie aan de hand van de grondtalen te controleren, levert broddelwerk. Publiceert een stichting wel zo’n herziening dan ontstaat een vruchteloos en polariserend debat over de vraag of deze herziening niet toch een nieuwe vertaling is.
De vereiste deskundigheid voor een nieuwe vertaling is in de reformatorische kerkverbanden aanwezig. Rest alleen nog de vraag of die elkaar vertrouwen en bereid zijn om in overeenstemming met de vertaalprincipes van de Statenvertalers gezamenlijk een visie te ontwikkelen. Die visie kiest vanuit gereformeerd principe niet tussen verstaanbaarheid of betrouwbaarheid, maar zorgt in de geest van de Statenvertalers voor een betrouwbare en verstaanbare vertaling van de Bijbel.