CGK staan na afwijzing toekomstplan met lege handen
Het noodplan om de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) in twee afdelingen te verdelen, kreeg donderdag te weinig steun in de synode. Daarmee is „de crisis alleen maar complexer geworden”, zei voorzitter ds. P.D.J. Buijs.

Opnieuw gebruikte de preses donderdagmiddag in Nunspeet het woord „verslagenheid”. Net als in januari strandde een reddingsplan voor het diep verdeelde kerkverband in de synode. Ds. Buijs kon niet veel meer dan een wens uitspreken: „We bevelen de kerken in de handen van de Koning van de kerk aan.”
Even daarvoor had de „houtskoolschets” van het synodebestuur om de CGK te „herschikken” in een A- en een B-deel niet de vereiste 80 procent steun gekregen. Van de 52 synodeleden stemden er 31 voor het plan, 12 tegen en 9 onthielden zich van stemming. Er waren 35 voorstemmers nodig, slechts 4 meer dus.
Tachtig
Over de eis van 80 procent was lang gediscussieerd. Het moderamen had dat getal gekozen omdat het om een belangrijk besluit gaat: het raakt de toekomst van het kerkverband en daarom is er veel draagvlak nodig.
Sommige synodeleden wilden zich niet op zo’n hoog percentage vastpinnen. Afgevaardigde J. den Besten stelde voor om „een gekwalificeerde meerderheid van 70 procent” aan te houden. En woensdag had adviseur prof. dr. M.J. Kater nog namens de hoogleraren van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) gewaarschuwd dat het spreken over „een ruime meerderheid” misschien beter zou zijn.
Ds. J.G. Schenau wilde een „arbitrair percentage” voorkomen: bij belangrijke besluiten moet worden gestreefd naar unanimiteit. Dat leek onhaalbaar, dus kwam de predikant uit Goes met een ingewikkeld stemsysteem. Kort gezegd: bij een eerste peiling zou er een meerderheid van 51 procent moeten zijn. Vervolgens zou de helft van de minderheid gevraagd kunnen worden zich bij de meerderheid te voegen. Dat zou vervolgens bij een stemming kunnen leiden tot een draagvlak van meer dan 75 procent.

Synodelid A. Verburg zei het „niet zuiver” te vinden om het tijdens „de wedstrijd” over de manier van stemmen te hebben „en de regels te veranderen”. Afgevaardigde J. Jurg was juist niet blij met het noemen van een percentage van 80. Het voorstel van ds. Schenau noemde hij een „gouden weg” om de eenheid in de kerken terug te krijgen.
De discussies over getallen werd ds. R. Bikker op een gegeven moment wat te veel. Hij „baalde” en was „heel teleurgesteld” over de gang van zaken. „Hoe kunnen we nú nog met gezag spreken?” Ds. Buijs begreep dat wel: de discussies over percentages zijn misschien moeilijk te begrijpen voor de „buitenwacht”, maar het gaat wél om belangrijke en ingrijpende besluiten: over de toekomst van het kerkverband.
Ds. Schenau proefde „sympathie” voor zijn voorstel, maar onvoldoende steun. Dus trok hij het in. Daarna schaarde een meerderheid van de synodeleden, 44, zich achter het voorstel van het moderamen om het percentage op 80 te zetten. De lat lag daarmee hoog.
Onvoldoende steun
Te hoog, bleek later. Het plan van het moderamen was in de nacht van woensdag op donderdag nog op allerlei punten aangepast door elementen uit voorstellen (amendementen) van synodeleden daarin te verwerken. Kern van het plan is een kerk met twee afdelingen, A en B: de eerste is voor gemeenten die zich houden aan de afspraken rond vrouw en ambt en homoseksualiteit, de tweede voor gemeenten die daarvan afwijken. Beide zouden aparte classes en particuliere synodes krijgen en niet verantwoordelijk zijn voor wat er in het andere deel gebeurt.
Er zou wel een gezamenlijke synode komen, maar zonder vrouwelijke afgevaardigden. Zo zou het werk van bijvoorbeeld zending, evangelisatie en de TUA toch samen gedragen kunnen worden.
Tijdens de bespreking van het besluitvoorstel maakte ouderling D. Schaafsma een opmerking over de opdracht aan de in te stellen commissie die het plan verder zou moeten uitwerken. Niet alleen „middengemeenten”, ook allerlei andere gemeenten zouden intern verdeeld kunnen raken bij dit plan, zei de afgevaardigde. Hij stelde daarom voor het woordje ”midden” te schrappen.
Schaafsma: „Ik ben in mijn leven lid geweest van tal van cgk’s, zoals Groningen, Bunschoten, Driebergen en Renswoude. Geen van die beschouwde ik als midden- of flankgemeente. Ze waren gewoon CGK. En we willen toch dat géén van onze gemeenten verdeeld raakt? Schrap daarom dat woordje ”midden”.”
Ds. A.D. Fokkema beloofde namens het moderamen dat de passage over middengemeenten iets zou worden aangepast. In de finale besluittekst stond dan ook dat een „evenwichtig samengestelde” commissie van „ten minste vijf broeders uit deze synode” in de uitwerking van haar plan „zo veel als mogelijk voorkomt dat gemeenten, in het bijzonder gemeenten die zich in het midden van de kerken zien staan, intern verdeeld raken”.
Vooral ds. J. Nutma liet zijn bezwaren horen tegen de door het moderamen voorgestelde route. „Er dreigen nu twee schaapskooien te ontstaan”, betoogde hij. „Mogen we dit nog kerk noemen? Voor mij bent u allen broeders. Maar krijgen we dan nu een kerk met twee pijlers? Hebben we dan twee fundamenten? En niet één, namelijk Christus? Hoezo komt hier dan één dak boven te staan? Is dat dan misschien voor de buitenkant, voor het mooie plaatje? Wat mij betreft moet dat tussenschot er zo snel mogelijk tussenuit.”

Na de afwijzing van de houtskoolschets, kreeg ook ds. Nutma’s voorstel om éérst met elkaar te praten over hermeneutiek (de uitleg en toepassing van de Bijbel in deze tijd) en ecclesiologie (de leer van de kerk) onvoldoende steun in de synode. Daarmee staan de CGK, wat toekomstplannen betreft, met lege handen.