Opinie

Bart Jan Spruyt: L.M.P. Scholten verdient meer waardering

Als iemand in de gereformeerde gezindte een eredoctoraat zou verdienen, is het L. M. P. Scholten. Zijn columns –onlangs opnieuw uitgegeven– tonen zijn grote kennis, naast zijn rigide logica.

29 November 2019 14:20Gewijzigd op 16 November 2020 17:38
L.M.P. Scholten bij zijn afscheid als directeur van de Gereformeerde Bijbelstichting, in 2004. beeld RD, Sjaak Verboom
L.M.P. Scholten bij zijn afscheid als directeur van de Gereformeerde Bijbelstichting, in 2004. beeld RD, Sjaak Verboom

In reformatorische kring hebben plannen bestaan om het bolwerk van eigen lagere en middelbare scholen te bekronen met een eigen universiteit. Dat die er nooit is gekomen, is om meer dan één reden misschien best wel jammer. Een van de redenen is dat een universiteit eredoctoraten mag verlenen, en er zijn in de kring van de gereformeerde gezindte zomaar wat kandidaten die daarvoor in aanmerking komen. Mijn allereerste voorkeur zou uitgaan naar L. M. P. (Bert) Scholten (1939).

Dat realiseerde ik mij toen ik onlangs de boeken aanschafte waarin een keur van zijn columns in De Wachter Sions (het kerkelijk blad van Scholtens Gereformeerde Gemeenten in Nederland) is bijeengebracht. Er zijn inmiddels twee delen verschenen bij uitgeverij Koster: ”Onze levenswandel” en ”Om de zuivere waarheid”. Er volgt nog een derde deel. Het zijn weloverwogen artikelen die een doorwrochte kennis laten zien van alle onderwerpen waarover Scholten zijn commentaren schreef, van oude ethische vragen rondom rok en dobbelsteen tot oude dogmatische kwesties rondom verbond en belofte.

Het is goed dat deze bundels verschijnen, want Scholten heeft weinig boeken gepubliceerd. Er liggen nog aantekeningen voor een boek over de Dordtse kerkorde dat zijn opus magnum moest worden. Hij heeft zijn beste krachten gegeven aan de journalistiek, de politiek, een uitgeverij en als directeur aan de Gereformeerde Bijbelstichting. Hij leidde het project dat leidde tot de fraaie, gecorrigeerde uitgave van de Statenvertaling met de kanttekeningen. En in die functie schreef hij ook een groot aantal artikelen over exegese en Bijbelvertaling, die in twee banden zijn gebundeld.

Onvoorspelbaarheid

Scholten is van huis uit gereformeerd, maar wijzigde zijn geestelijke koers na lezing van een meditatie van ds. C. Smits in een verkiezingskrantje van de SGP. Scholten speelde binnen zijn eigen kerkverband een voorname rol. En alhoewel hij ook binnen de SGP actief was, is hij binnen het geheel van de gereformeerde gezindte altijd enigszins in de marge gebleven. Als docent godsdienst werd hij op de Guido de Brès niet aangenomen, en het RD wilde hem niet als hoofdredacteur en ook niet als kerknieuwsredacteur, alhoewel hij in die tijd de enige binnen de gereformeerde gezindte was met journalistieke ervaring.

Waarin schuilt nu de kracht van Scholtens essayistiek? In de eerste plaats in zijn onvoorspelbaarheid. Scholten is een man die zelf nadenkt en daarom geregeld op onverwachte standpunten uitkomt. In een tijd waarin het reformatorisch onderwijs zich keerde tegen de exclusieve aandacht voor het individuele kind, schreef Scholten het prachtige essay ”Gelijk aderen op de rug van een hand”. Daarin roemt hij, in fraaie volzinnen, juist de individualiteit van elk mens. De loop van de aderen op de rug van een hand zijn bij ieder mens uniek. Die uniciteit lijkt zinloos, maar: „Zodra een ander de rug van mijn hand liefdevol streelt, lopen de aderen juist op de plaats waar zij behoren te lopen. Van zinloos uniek wordt ons bestaan zinvol door de aandacht, de bemoeienis, de nabijheid van een ander.”

Een tweede kenmerk van Scholtens werk is de filologische precisie. Hij kijkt naar de betekenis van woorden, afzonderlijk en in hun verband. In die fijnbesnaarde aandacht ligt duidelijk zijn liefde en zijn kracht. En dat oog voor detail combineert hij moeiteloos met een brede blik, met oog dus voor het geheel waarin het detail past, of juist niet. Dat is geen alledaagse combinatie.

Bij die geleerdheid hoort natuurlijk ook een charmante onhandigheid. Scholten werd eens gebeld door een secretaris van koningin Beatrix, die hem vroeg of hij haar wilde adviseren over de gereformeerde gezindte. Scholten keek in zijn agenda, en zei: „Het spijt me, maar dan heb ik een lezing voor Dorkas.” „Dorkas?” vroeg de secretaris. „Ja, onze vrouwenvereniging”, antwoordde Scholten. „Maar natuurlijk”, zei de secretaris beleefd, en hij hing op.

Met die filologische preoccupatie gaat helaas, als ik mij ook een voorzichtig woord van kritiek mag veroorloven, een nogal cerebrale verknochtheid aan de letter gepaard. Er is in de artikelen van Scholten weinig poëzie, wel heel veel logica van een haast harde strengheid. Hij verdedigde dan ook uitvoerig de tiende stelling bij het proefschrift van C. Steenblok, over „de logische denkfunctie die door de zondeval niet is aangetast.”

Dobbelstenen

In dat spoor verdergaand, schetst Scholten met ijzeren precisie waarom we bij een kinderspelletje geen dobbelstenen mogen gebruiken en niet naar Bachs Matthäus Passion mogen. Een lichte ergernis kan de lezer dan overvallen. Maar je hoeft Scholtens hoogcalvinistische opvattingen over verbond en belofte en zijn rigide opvattingen over een kinderspelletje als Mens-erger-je-niet niet te delen, om toch in te zien dat zijn opvattingen doordacht zijn en respectabel verwoord.

Het viel mij op dat Scholten zich beroept op John Gill (1697-1771), een Engelse hoogcalvinistische baptist, een groot taalgeleerde en exegeet. Alhoewel John Duncan niet veel van het hoogcalvinisme moest hebben (een huis zonder deur, zoals het arminianisme een deur zonder huis is), had hij een zwak voor Gill. Hij was zijns inziens de knapste van alle hypercalvinisten, schreef een mooi commentaar op Johannes, en was een „eerbiedig en serieus mens”. Scholten is de John Gill van zijn kerkverband.

Bescheidenheid is hem altijd blijven sieren. „Ik zie mij genoodzaakt dat tegen te spreken”, zei hij ernstig toen een journalist hem prees om zijn deskundigheid. Hij woont nu in Winterdijk, 80 jaar oud, en lijdt aan de ziekte van Parkinson, naar hij vorig jaar vertelde in een interview met De Winterdijker.

Scholten, de in 1964 bijna aan de Vrije Universiteit afgestudeerde theoloog, was de geleerdste van de reformatorische christenen van zijn generatie en wellicht daarom ook het meest bescheiden. Wat meer waardering was gepast geweest.

Dr. Bart Jan Spruyt doceert cultuur en maatschappij aan hogeschool de Driestar in Gouda en kerkgeschiedenis en apologetiek aan het Hersteld Hervormde Seminarie aan de VU in Amsterdam

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer