Meditatie: Zonde en dood
„De prikkel nu des doods is de zonde, en de kracht der zonde is de wet.”
1 Korinthe 15:56
Het gedeelte uit Psalm 6 dat we overdenken kan misschien ook zo worden opgevat dat David hier „de zonde” die begaan wordt door het overtreden van Gods wet als dood typeert. Zoals wij „de prikkel van de dood” ook „de dood” noemen, omdat ze te vergelijken is met de dood. Want de prikkel van de dood is de zonde (1 Korinthe 15:56).
En in deze dood wordt de zonde ook goed getypeerd: dat men aan God niet gedachtig is, dat men Zijn wet en geboden veracht. Men zou dit als het ware een ”dodenrijk” kunnen noemen of ”geestelijke verblinding”, die degene die zondigt, dat wil zeggen degene die sterft, opneemt en naar zich toe trekt. „En gelijk het hun niet goed heeft gedacht God in erkentenis te houden, zo heeft God hen overgegeven in een verkeerde zin” (Romeinen 1:28).
Welnu, van die dood en van dat dodenrijk smeekt de ziel dat zij veilig door God mag worden weerhouden, terwijl zij met haar bekering tot God zwoegt en in de weer is en de daarmee samenhangende moeilijkheden voelt. En daarom voegde ze eraan toe: „Ik ben moe geworden van mijn zuchten”.
En alsof het allemaal maar weinig gebaat heeft, voegt zij er nog dit aan toe en zegt: „Ik zal nacht op nacht mijn bed met tranen wassen.” Het bed is een aanduiding voor de plaats waar de zieke en zwakke geest tot rust komt.
Augustinus,
kerkvader te Hippo
(”Psalm 6”, ca. 400)