L. M. P. Scholten: GBS is niet fundamentalistisch
Dr. John Exalto typeert het verzet van de GBS tegen de Herziene Statenvertaling ten onrechte als een Nederlandse variant van Amerikaans fundamentalisme, betoogt L. M. P. Scholten.
Dr. John Exalto (RD 11-4) vergelijkt de reactie van de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS) op de Herziene Statenvertaling (HSV) met het optreden van Amerikaanse fundamentalisten die zweren bij de King James Version. Kenmerkend voor deze stroming is dat zij de oude Engelse Bijbelvertaling als onfeilbaar beschouwen. De Goddelijke inspiratie van de Heilige Schrift trekken zij door tot en met „de grootste en meest invloedrijke Bijbelvertaling ter wereld.”
De vergelijking van Exalto is onterecht. De GBS heeft steeds afstand gehouden van het genoemde fundamentalisme. Ik behoef alleen maar te herinneren aan een door ds. E. du Marchie van Voorthuysen, een bekend GBS-bestuurslid uit de eerste tijd, veel gebezigde uitdrukking: „De Statenvertalers waren wel geïllumineerd (verlicht) door Gods Geest, maar niet geïnspireerd. Dat waren alleen de Bijbelschrijvers.”
De GBS heeft door de jaren heen in de Angelsaksische wereld een hechte band opgebouwd met de Trinitarian Bible Society (TBS). De TBS houdt vast aan de ongewijzigde King James Version, maar niet omdat zij deze vertaling voor geïnspireerd houdt.
Vanwaar dan de „sterke hang om de zuivere, onverminkte tekst te handhaven en daar tittel noch jota aan te veranderen”, zoals Exalto het GBS-beleid typeert? Dat had niets te maken met fundamentalisme, maar alles met de eenheid van de orthodox-gereformeerden rondom de ene Bijbel. De GBS streefde ernaar om met een uitgave van de Statenvertaling te komen die voor dit hele volksdeel aanvaardbaar was: zogezegd van thuislezers tot linkse bonders. Dit was onzes inziens alleen mogelijk indien het taalkleed van de Statenvertaling zoals dit zich in de negentiende en twintigste eeuw had ontwikkeld, gehandhaafd bleef. Niet verder moderniseren en ook niet terugdraaien. De GBS-editie beperkte zich tot het uitzuiveren van fouten en onregelmatigheden die na 1657 in een proces van meer dan 300 jaar waren ingeslopen. Dat waren er overigens nog altijd honderden, vooral in het leesteken- en hoofdlettergebruik.
De HSV kenmerkt zich door (1) eigentijds taalgebruik, (2) benutting van vorderingen in de Bijbelwetenschap en (3) een kritische evaluatie van de vertaalmethoden der Statenvertalers. Met het eerste kon men erop rekenen dat dit de eenheid van de doelgroep zou verbreken. Het tweede dito, want over die vorderingen werd en wordt zeer verschillend gedacht. De HSV is op dit punt zelf ook een aanvechtbaar compromis. Het derde genoemde aspect van de HSV heeft wezenlijk afbreuk gedaan aan de Statenvertaling. Ik herinner nu alleen maar aan het bekende woord van de Arnhemse predikant Godschalk Aeltius in een brief aan een der Statenvertalers: „Gij hebt met uw consorten een goed werk gedaan, brengende onze Nederlandse Bijbel bij zijn vader en moeder, dat is, bij de eigenschap van de Hebreeuwse en Griekse taal.” Dat unieke element in de Statenvertaling is voor een belangrijk deel verloren gegaan in de HSV. Dat vast te stellen heeft met fundamentalisme niets te maken.
Ten slotte, Exalto schetst volgens het verslag in zijn lezing nog zijn ideale Bijbeluitgave, namelijk dat „de Stichting HSV erin slaagt die Bijbel steeds weer te herzien.” Toe maar! Steeds weer! Bijbeluitgaven permanent onderhorig aan de dan heersende mode op het gebied van Bijbelwetenschap, tekstkritiek, theologie, gangbaar Nederlands en ga zo maar door. Ieder serieus meelevend kerklid zal zich genoodzaakt voelen om bij elke herziening steeds weer de nieuwste Bijbel aan te schaffen. Dan zegt Petrus het anders: En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is (1 Petr. 1:19). Dat is niet fundamentalistisch. Wel fundamenteel.
De auteur is vanaf de oprichting in 1965 betrokken geweest bij het werk van de GBS, eerst als bestuurslid en vervolgens tot 2004 als directeur.