Over vroege schrijfsters rijgen de mannelijke vooroordelen zich aaneen: ze schrijven humorloos, saai en vroom. Maar de vrouwelijke stem is het waard gehoord te worden, vindt Pieta van Beek. In een nieuw boek laat ze ruim zeventig vrouwen uit Zuid-Afrika spreken.
Het gesprek vindt plaats op een bijzondere plek: het voormalige woonhuis van Anna Maria van Schurman in Utrecht. De bijzonder ontwikkelde vrouw woonde er het grootste deel van haar leven. Nu zit er een konditorei in het pand aan Achter de Dom 8.
De locatie is niet toevallig: Van Beek (60) –opgestoken grijs haar, fleurige sjaal om het hoofd– is gefascineerd door Van Schurman. En niet alleen door haar.
Achttien jaar woonde Van Beek, filoloog en als onderzoeker verbonden aan de Universiteit Utrecht en Stellenbosch, in Zuid-Afrika. Daar rijpte het plan om schrijvende vrouwen een stem te geven. Van vrouwen die in de zeventiende eeuw vanuit Nederland naar Zuid-Afrika emigreerden tot aan hedendaagse Afrikaanse schrijfsters. Het leverde ”My Mother’s Mother’s Mother” op: een omvangrijk werk met ruim zeventig vrouwelijke auteurs van 1641 tot nu, dat Van Beek samenstelde met de Zuid-Afrikaanse universitair docent en literatuurcriticus Annemarié van Niekerk.
Waarom dit boek?
„Toen ik in 1989 een wandeling maakte in Stellenbosch in Zuid-Afrika, ontdekte ik per ongeluk een grafsteengedicht van een vrouw, in het Nederlands. Dat fascineerde me. Daar ontstond het idee om iets te doen met vrouwelijke schrijfsters die vanuit Nederland naar Zuid-Afrika trokken en zich daar vestigden. En met hun culturele nazaten. De mannelijke stem in de literatuur is nog altijd dominant. Met dit boek willen we recht doen aan de vrouwelijke literaire stem. Zie het als daad van rechtvaardigheid. Om ”his story” aan te vullen met haar verhaal. Het is niet bedoeld om de mannen te overheersen.”
Met ”My Mother’s Mother’s Mother” wilt u de stemmen van de eerste Nederlandssprekende vrouwen in Zuid-Afrika en hen die in hun voetstappen volgden, over de eeuwen heen, samenbrengen. Bent u hierin geslaagd?
„Dit boek is een eerste overzicht van vrouwen die in het Nederlands geschreven en gesproken hebben en van wie de taal (het Afrikaans) en het ontwikkelingsniveau veranderden. Het heeft twintig jaar gekost om dit boek te schrijven. Ik denk dat we er redelijk in geslaagd zijn. Al ligt er stof voor nog twee boeken.”
Waarin onderscheidt de vrouwelijke literaire stem zich van de mannelijke?
„De vrouwelijke stem is nog maar kort bekend. Er zijn veel vooroordelen over de manier waarop vrouwen, zeker vroeger, schrijven: humorloos, vroom en stilistisch zwak. Doordat mannen vaak een veel betere opleiding hadden, maakten ze eerder kennis met prachtige voorbeelden als Vergilius en Homerus. Dat beïnvloedt hun schrijven. Vrouwen werd vroeger de toegang tot zulke teksten ontzegd, omdat verdere opleiding voor hen verboden was. Werk van vrouwen en mannen kan dus niet hetzelfde zijn. De oudste werken van vrouwen zijn eenvoudige egodocumenten, bijvoorbeeld dagboeken of brieven. Naarmate de vrouwen een hogere opleiding volgen en meer kennis krijgen, wordt hun schrijfwerk ook beter. Vrouwen verhouden zich anders tot van hun voorgangers dan mannen. Enerzijds omdat ze weinig vrouwelijke voorbeelden hebben. Anderzijds omdat ze zich eerder in een traditie voegen dan zich ertegen afzetten, wat bij mannen vaak gebeurt.”
Christelijke vrouwen in de zeventiende eeuw waren dankzij de Bijbel redelijk geletterd. Hoe groot was de invloed van de godsdienst op wat vrouwen in die tijd schreven?
„Heel groot. De Bijbel en religieuze literatuur uit die tijd waren de enige teksten die deze vrouwen mochten lezen. Ze hadden geen hogere opleiding, maar waren dankzij die boeken geletterd. Die beperkte hen tegelijkertijd in de manier waarop ze zichzelf als vrouw zagen. In dit boek tonen we het stempel van religie in het werk van bijvoorbeeld Marie du Toit, maar ook in het werk van de rooms-katholieke Sheila Cussons en Olga Kirsch, die Joods was. Door de toenemende hogere opleiding van vrouwen werd hun werk breder. Een hedendaagse auteur als Antjie Krog schrijft veel politieker.”
Wat heeft een piëtistische schrijfster als Susanna de Vries –die correspondeerde met oudvader Theodorus van der Groe– te maken met een dichteres als Ronelda Kamfer, die zich in haar gedichten vrij sterk afzet tegen het apartheidsverleden?
„Het vrouw-zijn bindt de schrijfsters samen. De geschiedenis is sinds Susanna de Vries verdergegaan. Dus komen er in het boek ook schrijfsters aan bod die heel anders in het leven staan dan zij, zoals Ronelda Kamfer. Alle auteurs uit het boek, ook de nu nog levende, hebben een christelijke opvoeding gehad.”
Ik mis in het tweede deel van het boek met recente Afrikaanstalige schrijfsters een naam die in christelijke kring veel gelezen wordt: Irma Joubert.
„Ik had graag de christelijke lijn iets sterker doorgetrokken naar het tweede deel, dat onder redactie van Annemarié viel. Maar we moesten keuzes maken, anders was het boek nog veel dikker geworden. We hebben met zeventig schrijfsters al zoveel opgenomen. Dit boek levert stof op voor andere boeken: bijvoorbeeld over vrouwen in de moderne zendingsgeschiedenis of in de kerk. Daar moeten anderen maar mee aan de slag gaan.”
Welke reacties verwacht u?
„In Stellenbosch, waar ik jarenlang lesgaf op de universiteit, zijn ze heel trots en blij dat we het werk van Afrikaanstalige vrouwen in zo’n lange periode beschikbaar hebben gemaakt.”
In het werk van de vrouwen en in de begeleidende teksten zijn woorden als ”zwart”, ”bruin” en ”wit” gebruikt om groepen mensen aan te duiden. Dit ligt gevoelig.
„Dat klopt, dat is een kwetsbaar punt. Tegelijk ontkom je er niet aan om deze woorden te gebruiken. We wilden niets veranderen aan de bronteksten van de in het boek opgenomen vrouwen. Deze teksten zijn een deel van ons erfgoed. Ik hoop dat we over vijftien jaar niet meer over deze onderscheidingen hoeven te praten.”
Voor wie is dit boek bedoeld?
„Ik hoop dat het de hele wereld over gaat. Het is bedoeld om vrouwen ‘voormoeders’ te geven, als tegenhanger van voorvaders. En hen te bemoedigen, troosten en hun een spiegel voor te houden. Hoe is mijn leven in vergelijking met deze vrouwen? Mannen moeten dit boek ook lezen. Zo maken ze kennis met de geschiedenis van vrouwen en kunnen ze die in hun overzichten opnemen.
Ik hoop dat dit idee opgevolgd wordt voor de andere voormalige koloniën: bijvoorbeeld Suriname en voormalig Nederlands-Indië. Het beste is elke dag een stukje te lezen en zo kennis te maken met deze teksten.”
Welke vrouw sprong er voor u uit?
„Petronella Camijn. Zij leefde tussen 1787 en 1868 en was kunstenares en daarnaast schrijfster. Ze heeft ook slaven vrijgekocht. Uit haar teksten maak ik op dat ze een hartelijke vrouw moet zijn geweest. En ze schrijft met humor.”
Boekgegevens
My Mother’s Mother’s Mother. South African Women’s Writing from 17th-Century Dutch to Contemporary Afrikaans, Pieta van Beek en Annemarié van Niekerk; uitg. Leiden University Press; 958 blz.; € 69,50