Ze groeide op in Alkmaar, zonder God en zonder hoop. Nu is Laura Ras (29) terug. Terug in Alkmaar, om het Evangelie te delen. En dan staat er soms ineens een stadsgenoot voor haar neus die ze nog kent uit de kroeg.
Het is een huis met herinneringen, de rijtjeswoning in de Alkmaarse yuppenbuurt waar Ras nu vier maanden met haar gezin woont. Het is de plek waar broer Thom overleed toen hij 21 was. Laura, elf maanden ouder, zat naast zijn bed. „Juist hier brengt God mij terug”, zegt ze nu. „Hier herinnert Hij me aan Thoms sterven. Omdat Hij me steeds weer aan Zijn voeten wil hebben, mij leert het van Hem te verwachten. God houdt me klein, want ik zoek het zo gauw weer in mezelf. Zo ben ik ook opgevoed: maak zelf wat van je leven, hang zelf de slingers op. Dat zit er nog zo in.”
U bent hier dus heel anders opgevoed dan u nu in het leven staat. Hoe zagen uw jonge jaren eruit?
„Mijn ouders zijn gescheiden toen ik 1 was. Ik groeide op met mijn moeder en broertje. Mijn moeder werkte veel om rond te komen en mijn vader woonde in Eindhoven. Hem zagen we eens in de twee weken. Thom en ik waren veel bij onze opa en oma. Zij zijn belangrijk geweest voor een veilige plek en stabiele basis in mijn jeugd.
In mijn puberteit was ik erg zoekend naar mezelf, mijn identiteit. Ik struggelde met een eetstoornis. Ook vond ik het moeilijk mensen te vertrouwen. Het bewijs zag ik om me heen: mijn hele familie is gescheiden, op mijn opa en oma na. Ik wilde daarom zelf alleen latrelaties aangaan, zodat ik de regie hield en niemand mij kon beschadigen.”
Hoe was de band met uw broer?
„Met Thom was ik close: wij samen vormden de stabiele factor. We zaten ook in dezelfde klas. Mijn wereld stond op zijn kop toen hij leukemie kreeg en drie jaar later uitbehandeld bleek. Met onze familie zochten we naar leven, niet wetende dat het leven in Jezus te vinden is. Thom wilde zelf zó graag leven. Hij vroeg de artsen: „Hoe kan het dat ik ziek ben geworden?” Op zijn sterfbed wilde hij dat nog weten. „Pure pech”, zeiden de dokters.
We waren strijdvaardig en gingen naar Amerika voor een behandeling. Ik had daarvoor een crowdfundingsactie opgezet. Na twee maanden moesten we terug. De chemo’s hadden geen zin meer. Het was beter om thuis te sterven.”
Is hij daarna snel overleden?
„Binnen een paar dagen nadat we thuiskwamen, op 14 januari 2017. Ik raakte depressief en ben een tijdje naar Spanje geweest om tot rust te komen en de taal te leren – ik volgde een keuzevak Spaans. Toen ik terugkwam, stuurde Jan, een medestudent van de UvA, een berichtje via Facebook. Hij schreef dat hij nog weleens aan me dacht en wilde afspreken. Een jongen uit Urk! Daar leven mensen nog in de middeleeuwen, dacht ik. Omdat het me wel grappig leek als ik kon zeggen met een Urker te hebben gedatet, zei ik ja.
Tijdens onze date vroeg ik naar zijn geloof, want dat triggerde mij. „Je bidt voor het eten, wat is dat precies? Hoezo zou je dat doen?” Hij vertelde erover, maar zei ook dat hij zelf niets meer met het geloof had. Hij vond het beklemmend. Ons gesprek werd steeds meer een debat waarin Jan het geloof, waar hij dus eigenlijk niet achter stond, steeds meer ging verdedigen. Gek, vond ik.
Onze relatie werd serieuzer, maar op Urk was ik nog niet geweest. Ik wilde weten hoe Jan was opgegroeid, dus zei: „Ik ga zondag bij jou naar de kerk”. Nou, als ik dat dan zo graag wilde, zouden we niet naar zijn eigen gemeente gaan, maar naar een minder traditionele kerk. „Je denkt toch zeker niet dat ik er voor mezelf heen ga?” vroeg ik. „Ik wil weten wie jíj bent en wat jíj hebt meegekregen in je jeugd, of je nu meegaat of niet.” Toen stemde hij in: „Doe een hoedje op en trek een rok aan, dan gaan we erheen.”
„Ik wilde weten hoe Jan was opgegroeid, dus zei: „Ik ga zondag bij jou naar de kerk”” - Laura Ras, evangeliseert in Alkmaar
Hoe hebt u de eerste keer in de kerk ervaren?
„Als een cultuurshock. Ik zie mezelf nog binnenkomen, al die ogen op me gericht. En die orgelmuziek… Verschrikkelijk, ik kon het niet aanhoren. Tegelijk zag ik jonge mensen, die daar vrijwillig twee keer op een zondag kwamen. Dan moest er toch wel iets te beleven zijn?
Ds. M.A. Kempeneers, een gastpredikant, preekte over Mattheüs 11:28: „Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” Hij had het niet alleen over zondaren die bij Jezus rust kunnen vinden. Ook over mensen in diepe depressie of rouw. Ik spitste mijn oren. „Stel dat iemand in je omgeving ziek is, een jong iemand die nog graag wil leven”, zei de predikant. „Diegene vraagt zich af waarom hij moet sterven. En de artsen zeggen: „Pure pech.””
Even stopt ze. „Ik begin er weer van te rillen. Maar toen ik het hoorde, zag ik de vader van Jan zitten, voorin bij de kerkenraad. Ik dacht: hé, mijn verhaal wordt hier doorverteld. Dat voelde niet veilig. Het kwam niet in me op dat het van God kwam. Die bestond voor mijn gevoel niet.
De dominee riep op om tot Jezus te komen en zei dat je geen rust kunt vinden in yoga of bij filosofen. Ik zocht in die tijd bij grote denkers naar de zin van het leven. Zij schreven dat je in alle omstandigheden keuzes hebt. Het maakte me leeg en ik raakte erdoor in een dieper dal. Ik was niet in staat mezelf gelukkig te maken.”
En uw broertje had ook geen keuze om ziek te worden…
„Precies. Tijdens de preek werd gezegd dat ziekte door de zondeval komt. Dat riep veel vragen op. Had mijn broertje iets verkeerd gedaan waarvoor hij gestraft werd? Na de dienst wilde ik alles op een rijtje krijgen en voorlopig geen contact meer met Jan. Ik had het gevoel dat hij aan mij trok, en zijn familie al helemaal.
De dag erna belde een vriendin. Ze kwam net terug van een paranormale sessie waarbij ze in contact probeerde te komen met haar overleden moeder. „Terwijl die vrouw met mij bezig was, zag ze jouw broertje in de kamer staan”, vertelde ze. De vrouw had naar mij gevraagd. Ik kon contact met haar opnemen en in gesprek gaan. Wow, dacht ik, wat bijzonder, dát ga ik doen.
Hoewel ik Jan even niet meer wilde spreken, deelde ik het toch met hem – zonder te weten wat hij ervan vond. Hij drong erop aan de afspraak op de lange baan te schuiven, zodat we het eerst konden bespreken. Ik had daar geen boodschap aan, wilde mijn eigen keuzes maken. Jan vertelde het ook aan zijn ouders. Die stonden perplex. Hoe God op zondag zo had gesproken en dat op maandag dit gebeurde.”
De duivel sprong er direct bovenop?
„Direct. Voor Jans ouders was dát een bevestiging dat God aan het werk was. Ze begonnen aanhoudend voor mij te bidden. En ik schoof de afspraak voor me uit, want stiekem nam ik Jan toch wel serieus. Ik wilde meer over het geloof weten en zocht op internet hoe in de Bijbel wordt gedacht over goed en kwaad, over het huwelijk, de kerk. Over dood, hemel en hel.
Zonder dat iemand het wist, ging ik de zondag erna naar het Lichtbaken in Hoorn, een evangelisatiepost. Het was advent en de preek ging over de Vredevorst, wonderbare Raadsman, sterke God. De dienst in Urk was geëindigd met de boodschap dat alleen bij Jezus rust te vinden is. Maar ik wist nog niet Wie Jezus was en waarom Hij moest komen. In Hoorn legde ds. A. Simons uit wat de week ervoor nog onduidelijk was gebleven. Hij sloot af met: „Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt. Jezus is Degene Die je rust kan geven. Hij is gekomen om te verlossen van de zonde.”
Ik voelde me helemaal nog niet zo’n zondaar, dus die oproep klonk een beetje als reddingsvesten uitdelen in de woestijn. Toen ik naar mijn auto liep, dacht ik wel: wow, wat bizar wat ik meemaak. Wéér die tekst. Het was alsof de dominee speciaal voor mij preekte, dus die Simons moest ik volgen. In het begin was ik meer volger van Simons dan van Jezus. Ik luisterde alles wat ik online van hem kon vinden. Zijn preken schreef ik helemaal uit. Ik leerde zó veel en ontving het Woord met blijdschap.”
Wat vond Jan daar eigenlijk van?
„Hij vroeg zich af wat er met mij gebeurde. Jan kende een leven ver bij God vandaan, maar was gezegend met veel Bijbelkennis. In hem had ik een persoonlijke Google. Met Kerst kreeg ik twee dagboekjes van Jans familie. Onafhankelijk van elkaar hadden ze op 14 januari, de sterfdag van mijn broertje, de tekst: „Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” Dat was zo’n bevestiging van dat God bestaat!
Maar als ik de Bijbel zou geloven, betekende dat ook dat Thom in de hel was. Een enorme drempel. Ik vond het zo onrechtvaardig, en soms nog. Ik weet: God is soeverein, Hij heeft recht op ieders leven. Tegelijk herken ik Maria’s woorden na de dood van Lazarus: „Heere, als U hier geweest was, was mijn broer niet gestorven.” De Heere heeft mij geroepen en liet Zich op Thoms sterfdag weer zien met die tekst. Zo groot en vol genade is Hij! Maar waarom was Hij er niet voordat mijn broertje stierf? Die vraag zal blijven knagen.”
Hoe keek uw familie naar uw zoektocht?
„Die vond dat ik moest stoppen, het was allemaal niet waar. Op een gegeven moment ben ik heel lang aan het bidden en huilen geweest, met al die schriften vol preekaantekeningen voor me op tafel uitgespreid. Alles stortte ik voor God uit. Ik was zo diep verdrietig. Daarna opende ik mijn dagboekje. Ik moest lezen uit Micha 7, waar staat: „Geloof je vrienden niet. De zoon veracht zijn vader en de dochter staat op tegen haar moeder, zelfs je eigen huisgenoten zijn je vijanden… Maar: Mijn God zal mij horen.”
Míjn God… Wat een belofte, net na dat gebed! Toen wist ik: Hij is ook míjn God. Dat drong zo diep door. Ik stond op, was blij. Zó blij. Gelijk belde ik Jan: „Moet je luisteren wat ik heb meegemaakt. Ik ben een kind van God, want míjn God hoort mij. Ik geloof dat Jezus voor mijn zonden gestorven is. Alles is goed tussen God en mij.””
Konden jullie toen ook samen verder?
„Jan zat nog vast in de wereld, hij ging alleen om mij naar de kerk. Op den duur raakte ik ervan overtuigd dat het huwelijk Gods bedoeling is. Ik wilde trouwen, maar alleen met een christen. Anders zou ik op zoek gaan naar iemand anders, zei ik tegen hem. Ik drong erop aan dat hij zou breken met zijn zondige leven. Vooral het uitgaansleven trok aan Jan. Uiteindelijk is hij ook gaan roepen naar de hemel en met God gaan leven. Het maakte ons zo overtuigd van de weg die God met ons ging, dat we vrij snel zijn getrouwd.”
U ging werken op de Pieter Zandt. Hoe was dat, op een reformatorische school?
„In het begin enorm wennen. Ik was op zoek naar gemeenschap in het geloof en werd warm ontvangen. Toch lag toen voor mijn gevoel de nadruk sterk op de buitenkant. Dat vond ik verwarrend. Ik zag er misschien ook niet uit als een refo. Ik droeg wel een rok en kleedde me netjes, maar ik kwam uit Alkmaar. Natuurlijk was ik van harte bereid me aan te passen, ook in de geloofstaal die gesproken werd. Op den duur begon ik het wereldje te snappen en leerde ik me erin bewegen. Na een jaar of vier was ik een hele refo, al bleef ik ook een beetje buitenstaander. Eigenlijk vond ik dat prima. Ik kon me nu eenmaal niet vereenzelvigen met de opvoeding van collega’s. Wel kon ik volgens mij dicht bij de leerlingen staan, die worstelden met dezelfde vragen als ik vroeger: Bestaat God wel? Wie is Jezus eigenlijk? Kan ik zomaar in Jezus geloven?
In de klas sprak ik open over mijn bekering. In het begin was het lastig er de juiste woorden aan te geven; ik wilde niemand voor het hoofd stoten. Hoe ik op de Pieter Zandt een plek heb gekregen en hoe God mij daar gebruikte, maakt me zo klein. Ik ging weg omdat we verhuisden naar Alkmaar – een groot offer. Soms zou ik terug willen, dan hunker ik weer naar de gemeenschap op de reformatorische school.”
„Na een jaar of vier op de Pieter Zandt was ik een hele refo, al bleef ik ook een beetje buitenstaander” - Laura Ras, evangeliseert in Alkmaar
Hoe kwamen jullie weer in Alkmaar terecht?
„In het begin van ons huwelijk woonden we nog in Alkmaar – zondags gingen we in Urk naar de kerk. Daar hoorden we een preek over Romeinen 10:14: „Hoe zullen zij in Hem geloven van Wie zij niet gehoord hebben?” Vanuit mijn flatje keek ik over de stad. Duizenden mensen leven en sterven hier zonder God. Ik kende de waarheid en wilde die wel van de daken schreeuwen. Vroeger was ik zelf niet in aanraking gekomen met het geloof, dus voelde ik me verantwoordelijk.
Jan ervaarde ook: wat we hebben meegemaakt, kunnen we niet voor onszelf houden. Ons werd duidelijk dat we in Alkmaar moesten zijn. Jan ging theologie studeren in Apeldoorn en we verhuisden naar Kampen. In Alkmaar zette ik me in voor Bij de Bron, de evangelisatiepost van de Gereformeerde Gemeenten. Anderhalf jaar geleden begonnen we met activiteiten in het centrum van de stad. Bij de Bron zit in een andere wijk, daar komen veelal moslims. Wij richten ons op jonge mensen die zoeken naar zingeving.”
Op welke manier geven jullie het evangelisatiewerk vorm?
„We geven Bijbelcursussen en houden vieringen op christelijke feestdagen. Nu komen we vooral via via in contact met mensen. In het begin flyerden we veel en gingen we langs de deuren met oliebollen en kerstkaartjes of met plantjes en een uitnodiging voor de paasviering. God heeft dat gezegend. Zo kwam Johan, een oude bekende uit de kroeg, anderhalf jaar geleden naar de paasviering. Hij is nu een goede vriend van ons, die vurig is in het geloof. Via hem kwamen nog twee hoogopgeleide dertigers bij ons terecht. Zo bijzonder! Ze zitten nu alle drie in ons team. Dit klinkt trouwens heel makkelijk. Maar er komt veel strijd op af.”
Hoe merkt u dat concreet?
„De invloed van new age is sterk. Jonge Alkmaarders zijn bezig met het ontdekken van de god in zichzelf door meditatietechnieken en het aanroepen van occulte machten. Dat herken ik uit mijn oude leven. Ik heb nog steeds mijn kwetsbare kanten van vroeger. Toen ik via die vrouw in contact wilde komen met mijn overleden broer, heb ik de deur naar het kwaad bijna opengezet. Gelukkig ben ik nooit fysiek in haar kamer gekomen, daar heeft God me voor bewaard. Maar het blijft een zwakke plek. Ik heb weleens meegemaakt dat iemand tijdens een gesprek over mijn bekering zei dat Thom achter mij stond. Een aanval van de boze. De afgelopen acht jaar ben ik echt wel meer gefundeerd en geworteld geraakt in het Woord, maar zoiets raakt me en beangstigt me nog steeds.”
Dit voorjaar werd ineens de huur opgezegd van de lutherse kerk, waar jullie activiteiten organiseerden. Hoe was dit voor jullie?
„Een schok. Ineens verloren we perspectief. Later bleek dat de kerk er niet achter stond hoe wij het Evangelie uitdragen. Behalve geen locatie hadden we toen ook nog geen huis. We hebben een tijdje bij mijn moeder ingewoond. Nadat tal van bezichtigingen niets opleverden, was voor ons de vraag of we hier nog moesten zijn. Uiteindelijk bood mijn moeder aan dit huis van haar te kopen. Zij verhuisde naar een appartement. Vanuit ons huis mogen we nu het Evangelie uitdragen. Onze directe buren en de overburen komen naar de Bijbelcursus. Alles wordt zo gezegend!
We hebben nu in de remonstrantse kerk tijdelijk onderdak gekregen. Op termijn hopen we voor het evangelisatiewerk plek te krijgen in de christelijke boekhandel, een paar straten verderop. Daar willen we activiteiten organiseren en goede Bijbelse literatuur aanbieden.”
Hoe reageerde uw familie op jullie besluit hier te gaan evangeliseren?
„Ze vonden het fijn dat we terugkwamen naar Alkmaar, maar snappen niet helemaal waarom. Ze vinden dat wij meer in onze mars hebben met ons opleidingsniveau en begrijpen niet dat Jan voor zijn werk afhankelijk is van giften. Zelf werk ik tweeënhalve dag per week op mijn oude middelbare school. Ook in onze financiën zijn we afhankelijk van de Heere.
De overtuiging van mijn familie is: dit is jouw pad, jouw waarheid, jouw ding. Dat doet soms pijn. Maar ik heb God. En als Hij voor mij is, wie zal dan tegen mij zijn? Ik heb er een andere familie bij gekregen, zei ds. W.P. Emaus bij mijn doopdienst: de gemeente, Gods huisgezin.”
Voelde de terugkeer in Alkmaar voor uzelf als thuiskomen of ervaarde u afstand, omdat u nu christen bent?
„Ik was klaar voor de overstap. Dat je hier van Godswege bent, geeft een fundament onder je beslissing. Wel miste ik meteen de veiligheid van Kampen, de kerk, de Pieter Zandt. Ik wist natuurlijk goed waar ik heenging en dat maakte ons des te vuriger in onze roeping. Doordat die drie dertigers relatief snel tot geloof kwamen, liet God zien dat Hij mensen in Alkmaar op het oog heeft. Dát is waarin ik mijn vreugde vind en waardoor ik steeds meer doordrongen raak van de waarheid.
Bij oude bekenden moet ik wel altijd een drempel over. De lutherse kerk zit aan de Oudegracht en daar fietste ik vroeger ’s nachts langs als ik uit de kroeg kwam. Het is soms een strijd mezelf van nu te zijn, die nieuwe mens, in een omgeving waar mensen mijn oude leven nog kennen. Wij mensen willen graag dat iedereen ons accepteert. Het is waar dat Jezus volgen scheiding brengt in contacten. Dat doet soms pijn.”
„Het is soms een strijd mezelf van nu te zijn, die nieuwe mens, in een omgeving waar mensen mijn oude leven nog kennen” - Laura Ras, evangeliseert in Alkmaar
Uw kinderen groeien nu in een seculiere stad op.
„Ik zie het als mijn eerste roeping de huisgodsdienst te bewaken. We mogen erop vertrouwen dat God onze kinderen vasthoudt. Wonder boven wonder kan onze dochter naar een christelijk schooltje, hier vlak achter. Ik wist nooit dat dat hier zat.
Het wonen en leven hier maakt me nóg afhankelijker. We staan aan het front, voelen de geestelijke strijd. Daarin leer ik het alleen van Jezus te verwachten. Het brengt mij telkens bij het kruis en daar mag ik beseffen: de overwinning is behaald.”
Wat drijft iemand in zijn of haar leven? Hoe is hij of zij gevormd? In deze rubriek een persoonlijk interview met een meer of minder bekend persoon uit de breedte van de samenleving. Deze aflevering: Laura Ras. Volgende week: Kees van Ekris.