Een boek tegen een boek, dat is de bedoeling van ”De man die geen hekel had aan Joden”. Chaja Polak wil Nederland ervan overtuigen dat ”Oorlogsouders” van Isabel van Boetzelaer tegengesproken moet worden, of beter nog: ongelezen moet blijven.
De man „die geen hekel had aan Joden” is Willem van Boetzelaer, de vader van Isabel. In de Tweede Wereldoorlog vecht hij aan het oostfront bij de WikingDivisie van de SS. Terug in Nederland, tijdens de tweede helft van de oorlog, brengt hij het tot hoofd van een commando van de Sicherheitspolizei. Zijn naaste medewerker en vriend is Johannes de Krom. Dat is degene die Polaks ouders oppakt en haar vader ernstig mishandelt. Polaks vader wordt via Westerbork weggevoerd en overleeft de oorlog niet. Van Boetzelaer werd na de oorlog veroordeeld tot levenslang, maar kreeg na twaalf jaar gratie.
Isabel van Boetzelaer, de dochter van de bewuste Willem, publiceerde in maart 2017 een boek over het oorlogsverleden van haar ouders en de nasleep daarvan, ”Oorlogsouders”. Het boek trekt breed de aandacht en wordt positief ontvangen. Ad van Liempt, autoriteit op het gebied van de Tweede Wereldoorlog, spreekt zich lovend uit bijvoorbeeld; Kamp Westerbork nodigt de schrijfster uit en NRC Handelsblad plaatst een kritiekloos interview. Chaja Polak ziet het met stijgend onbegrip aan: hoe kan zo’n pertinent onjuist verhaal zo gewillig ontvangen worden?
Onjuist, dat is het zeker. Isabel van Boetzelaer beaamt enkele keren in haar boek dat haar vader terecht veroordeeld is na de oorlog. Toch negeert ze vrijwel alle negatieve getuigenissen die na de oorlog tijdens de rechtszitting zijn gegeven. Ze portretteert haar vader juist bewust als een zachtaardige man, die door het lot nu eenmaal in die positie is terechtgekomen: „maar als hij het niet deed, dan was er wel een ander.”
Mitella
Ook voor haar Duitse familie van moederskant probeert ze sympathie te winnen door hen als naïeve, antinazistische militairen voor te stellen. Haar opa, Hilmar von Recke, zou zijn arm in een mitella hebben gedragen zodat hij de Hitlergroet niet hoefde te brengen. Met het huwelijk van zijn dochter, Isabels moeder, met SS’er Willem had hij volgens Isabel dan ook grote moeite: hij was de eerste nazi die in huis werd ontvangen. Niets is minder waar, zo laat Polak echter zien. Met enkele minuten zoekwerk op internet is te achterhalen dat opa Hilmar kampcommandant was, een fervente nazi. Het duurt tot de vierde editie voordat Van Boetzelaer deze grote fout herstelt, en dan ook nog maar minimaal.
Verder staat Isabel in ”Oorlogsouders” uitgebreid stil bij de lange en in haar ogen zware naoorlogse gevangenschap van Willem en de waardige wijze waarop hij dit droeg. Terecht is Polak ook hierover heel kritisch. Er was wel degelijk een keus om bij de SS te gaan, mee te werken aan het opsporen van Joden en verzetslieden, gewelddadige medewerkers te accepteren. Daarnaast is het slachtofferschap van Van Boetzelaer van geheel andere aard dan van Joden: hij kreeg immers rechtvaardige straf voor zijn bewust gekozen daden. Dit besef ontbreekt geheel.
Polak roept daarom Van Liempt, Kamp Westerbork en anderen op om hun steun in te trekken voor ”Oorlogsouders”. Niet omdat kinderen van foute ouders hun herinneringen niet mogen hebben en daarover niet mogen publiceren; wel omdat dit eerlijk moet gebeuren, vanuit een besef dat de rol van slachtoffer voor oorlogsmisdadigers niet past. Polak noemt dit, in navolging van anderen, nivellering. Het doet denken aan de verhalen die Gerhard Durlacher en anderen schreven over hun terugkeer uit de kampen in naoorlogs Nederland: „niet zeuren, wij hebben ook veel meegemaakt” kreeg Durlacher te horen toen hij over zijn kampervaringen begon. Polak schreef eerder al indrukwekkend proza over de Tweede Wereldoorlog en bewijst ons nu weer een dienst door bij deze scheve voorstelling van zaken de vinger te leggen.
Boekgegevens
De man die geen hekel had aan Joden. Een botsing met het verleden, Chaja Polak; uitg. Atlas Contact; 141 blz.; € 18,99.