Terugdringen broeikasgassen onontkoombaar
Uit het nieuwe rapport van het VN Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) blijkt dat de ambities uit het Parijsakkoord onvoldoende zijn om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad. Het klimaat overlaten aan het aardse systeem zelf, wat Guus Berkhout voorstelt (RD 1-10), is dus geen optie. Dat kan de aarde wel aan, maar de mensheid niet, reageert Herman Russchenberg.
Terecht zegt Berkhout dat we goede rentmeesters moeten zijn van onze planeet. Zijn opvatting van rentmeesterschap verschilt echter van de mijne: goed rentmeesterschap betekent dat we de planeet in goede staat achterlaten voor de generaties na ons, voor onze kinderen en kleinkinderen. Berkhout lijkt als Pontius Pilatus zijn handen in onschuld te wassen en zijn ogen te sluiten voor de effecten van menselijk handelen.
In de laatste pakweg anderhalve eeuw is de wereldbevolking gegroeid van 1 naar meer dan 7 miljard, waarvan meer dan de helft in stedelijk gebied woont. Ontbossing en verstedelijking, industrialisatie en massaconsumptie, het grootschalige gebruik van fossiele brandstoffen: het heeft allemaal bijgedragen aan de toenemende uitstoot van broeikasgassen. Onbedoeld hebben we zo het klimaat laten veranderen. Inmiddels hebben we inzicht gekregen in die mechanismen. We weten ook dat we er iets aan zullen moeten doen. Klimaatverandering tegengaan kan alleen door de emissie van broeikasgassen terug te brengen.
Dat hoeven we niet te doen om de planeet aarde te redden. Het aardse systeem zal zich inderdaad naar een nieuw evenwicht bewegen. Dat gebeurt alleen op een tijdschaal van honderden jaren; de klimaatverandering waar we het hier over hebben, doet zich voor over een tijdspanne van tientallen jaren, over enkele generaties dus. Het (bewust) door elkaar halen van de lange en de korte termijn is een fout die klimaatcritici vaker maken. Het zonnestelsel beïnvloedt het klimaat, maar dan heb je het dus over heel langzame veranderingen.
Op korte termijn
Een paar graden meer of minder stelt op kosmische schaal natuurlijk ook niet zo veel voor. Wij mensen zijn veel kwetsbaarder voor zulke veranderingen. Hoeven we ons over de aarde dus niet druk te maken, waar we ons wel zorgen over moeten maken, is of de mensheid wel kan bestaan op zo’n aarde die een paar graden warmer is dan nu. Het antwoord is nee.
De klimaatverandering heeft bij 2 graden temperatuursverhoging gevaarlijke en onomkeerbare gevolgen, mogelijk al eerder. Overstromingen, extreem weer, droogte, verzilting, afnemende landbouwopbrengsten en verminderde biodiversiteit. Laten we de aarde aan zichzelf over, dan zullen we dus ook af en toe een zondvloed moeten accepteren. Willen we dat niet, dan moeten we ons concentreren op de klimaateffecten op korte termijn, dus op een termijn van honderd jaar.
Ja, CO2 is onmisbaar. Het houdt de aarde warm; te veel CO2 maakt de aarde echter te warm. En ook al is er in principe een balans tussen de opname en de afgifte van CO2, zoals Berkhout beweert, die balans wordt verstoord door de extra CO2 die wij aan het systeem hebben toegevoegd door industrialisatie en verstedelijking.
Van die extra CO2 wordt 55 procent opgenomen door de natuur, dus door de oceanen en bossen; 45 procent komt in de atmosfeer terecht en zorgt voor opwarming. Maar ook de extra CO2 in de oceanen heeft gevolgen, in de vorm van verzuring, wat weer een desastreuze invloed heeft op schaaldieren en koraal. En naarmate de oceanen verder opwarmen, kunnen ze ook steeds minder van die (extra) CO2 opnemen. Warm water neemt immers minder CO2 op dan koud water.
Zoet water
Berkhout verwart verder regionale klimaatverschillen met klimaatverandering. Regionale klimaatverschillen worden inderdaad niet veroorzaakt door verschillen in CO2-concentraties. Die komen door verschillen in topografie, door windpatronen en door de stand van de zon. Simpel gezegd is het dus aan de evenaar warmer dan aan de polen. Klimaatverandering zorgt ervoor dat de lokale weers- en klimaatverschijnselen veranderen, maar ook weer met lokale verschillen.
Dat zal winnaars en verliezers opleveren. Zo waren in ons land veel mensen blij met de afgelopen lange, hete zomer. Of dat nog zo is als we er vijf op een rij krijgen, is maar de vraag. En uiteindelijk zullen we er allemaal last van krijgen. Want de toegenomen CO2 in de atmosfeer mag dan deels hebben bijgedragen aan het groener worden van de planeet, voor het telen van voedsel is meer nodig dan CO2 alleen. Vraag het de tuinders in het Westland. Het is juist de beschikbaarheid van voldoende zoet water voor irrigatie die nu wordt bedreigd.
Tegelijkertijd is Berkhout wel een voorstander van duurzaamheid, zolang dat maar komt in de vorm van aandacht voor biodiversiteit, de uitputting van natuurlijke hulpbronnen en het tegengaan van vervuiling. Duurzaamheid is blijkbaar goed, zolang we het woord klimaat maar niet gebruiken. Daar moeten we dan eerst nog wel even een nieuwe, schone energiebron voor ontwikkelen die op het eind van het verhaal van Berkhout opeens uit het niets zijn opwachting maakt.
Menselijk handelen ligt ten grondslag aan klimaatverandering. Doen alsof dat niet zo is, is slecht rentmeesterschap en getuigt van kop-in-het-zandpolitiek. Wachten op de natuur zelf is misschien goed voor de aarde, maar niet voor de mens. Toch lijkt dat de boodschap van Berkhout: ”Après moi le déluge” (Na mij de zondvloed).
De auteur is hoogleraar atmosfeeronderzoek aan de TU Delft.