Ondanks de uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parlement bleef de Nederlandse kiezer donderdag massaal thuis. Ook een ‘echt’ parlement lokt burgers blijkbaar niet naar de stembus.
De geschatte opkomst van 37 procent is trouwens min of meer gelijk aan die van 36,8 bij de vorige verkiezingen in 2009. Maar na die verkiezingen trad het Verdrag van Lissabon in werking, waardoor het Europees Parlement veel meer bevoegdheden kreeg. Tot een grotere deelname heeft dat niet geleid.
Pro-Europese partijen wezen in het verleden vaak op de versterking van het EP om mensen voor Europa te interesseren, maar dat heeft niet gewerkt. Ook de crisis rond de euro heeft de kiezer niet kunnen activeren.
De opkomst voor Europese verkiezingen is in Nederland trouwens nooit hoog geweest. Bij de eerste stemming in 1979 was die 58,1 procent, maar sindsdien lag die altijd op 50 procent of lager.
De verbrokkeling van Nederlandse partijen in het Europees Parlement zette donderdag door. Het lijkt waarschijnlijk dat 50Plus en de Partij voor de Dieren tot het EP toetreden. Dat betekent dat Nederland nu tien groepen afvaardigt, tegenover acht in 2009. Nationaal is diezelfde versnippering aan de gang.
Als de voorlopige uitslag klopt, is de SP donderdag groter geworden dan de PvdA (hoewel het niet zeker is of SP-kiezers bij de PvdA vandaan komen). Voor het PvdA-kader moet dit bijzonder pijnlijk zijn. Dit kan gevolgen hebben voor de stabiliteit van de VVD/PvdA-coalitie.
De uitslag voor de SP en D66 versterkt de indruk dat de tijd van de oude volkspartijen voorbij is. Radicale groepen die hameren op deelbelangen zijn in opkomst. Het kenmerk van de volkspartij is dat alle belangen daar worden samengebracht tot één geheel. SP en D66 zijn van een heel ander kaliber. In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog hebben volkspartijen steeds veel steun gehad, maar in ons land hebben ze het momenteel zwaar.
D66-leider Pechtold stelde donderdagavond dat Nederland „overtuigend voor Europa” heeft gekozen. Gezien het resultaat van zijn eigen partij (van 11,3 naar 15,6 procent) is dat begrijpelijk. D66 heeft zich de afgelopen jaren gepresenteerd als echte Europese partij, die op termijn de Tweede Kamer als overbodig ziet.
Maar toch valt op Pechtolds stelling wel iets af te dingen. In de eerste plaats lijkt D66 stemmen te hebben weggesnoept van de andere pro-Europese partij, GroenLinks. Die liep donderdag van 8,9 procent terug naar 7,3 en levert waarschijnlijk een zetel in. Bovendien hebben de eurosceptische partijen SP en CU/SGP juist samen meer dan 4 procent gewonnen.
Wel valt met deze uitslag te zeggen dat Nederland niet anti-Europees is, terwijl dat in de afgelopen tijd wel de beeldvorming was. Ook in de buitenlandse kranten werd vanmorgen met enige verbazing gemeld dat de doorbraak van Wilders was uitgebleven.
De Europese Commissie maande Nederland om geen verkiezingsuitslagen bekend te maken, vanwege het gevaar van beïnvloeding van kiezers in landen die nog moeten stemmen. Als deze beïnvloeding inderdaad bestaat, hoeft men zich over de anti-Europese stem geen zorgen meer te maken. Maar dat blijft afwachten.
Alle uitslagen en beschouwingen gebeuren nu op basis van exitpolls en beperkte uitslagen. De uiteindelijke resultaten kunnen er toch heel anders uitzien. Zo is bijvoorbeeld onzeker of 50Plus de kiesdeler wel heeft gehaald. Vraag is dan naar welke partij die zetel moet: D66, CDA of CU/SGP?
Zeker als zondagavond de uitslag heel veel anders is dan donderdagavond voorgesteld, zal de roep komen om weer onmiddellijk na het sluiten van de stembussen uitslagen te geven. Het organiseren van verkiezingen is in beginsel een nationale verantwoordelijkheid. Naar goed Europees gebruik is elk land vrij verkiezingen te houden op een manier die het beste aansluit bij de eigen traditie; doordeweeks of op zondag; op één dag of verspreid over twee dagen. De bal daarvoor ligt dus vooral bij de Nederlandse regering.