Is de Bijbelse canon een willekeurige verzameling?
Is de Bijbelse canon niet een min of meer willekeurige verzameling geschriften? Deze vraag wordt met de dag actueler.

Immers, de wereld van het Oude en Nieuwe Testament wordt ons steeds beter bekend door middel van belangrijke vondsten in de archeologie en, niet in de laatste plaats, door literaire vondsten. Waarom horen we nooit over andere geschriften, zoals het tweede-eeuwse geschrift de Didachè en het bekende vroegchristelijke geschrift de Herder van Hermas? Die werden immers, zo weten we, in de Vroege Kerk ook veel gelezen. In deze korte bijdrage ga ik graag op deze belangrijke vragen dieper in.
Verschillend
Het Oude Testament en het Nieuwe Testament zijn totaal verschillend. Het Oude Testament speelt zich af in een veel eerdere periode dan het Nieuwe Testament. Ogenschijnlijk hebben ze dus qua chronologie niets met elkaar te maken. De vraag is daarom: wat verbindt die twee? Het antwoord is: de vervulling. Het Nieuwe Testament laat eigenlijk zien hoe het Oude Testament in Christus vervuld is. In de Vroege Kerk zag men het Oude Testament dus eigenlijk als de basis waarop het Nieuwe Testament stond, precies zoals een pilaar op een voetstuk staat.
Wanneer we het Nieuwe Testament qua vorm analyseren, komen we tot verschillende genres: de vier evangeliën, die het leven en sterven van Jezus beschrijven, het unieke boek Handelingen, over het ontstaan van de christelijke gemeenten, en de brieven van de apostelen. Het gaat dan om de apostelen Petrus, Paulus, Judas, Jakobus en Johannes. Het Nieuwe Testament wordt afgesloten door het boek Openbaring.
Het Oude Testament laat zich ook verdelen in enkele categorieën. Allereerst de historische boeken, de zogenaamde Pentateuch, het boek Richteren en de boeken over de koningen en de kronieken. Daarnaast is er de poëzie, waaronder de boeken Job, Psalmen, Spreuken, Prediker en Hooglied. Ten slotte wordt een groot deel van het Oude Testament ingenomen door enkele toonaangevende profeten, zoals Jesaja en Jeremia, en de zogenaamde twaalf kleine profeten. Het Oude Testament is voor het grootste gedeelte geschreven in het Hebreeuws.
Band tussen het Oude en Nieuwe Testament ligt in de vervulling in Christus Jezus
Vervulling
Wanneer we de balans opmaken met betrekking tot het Oude en het Nieuwe Testament lijkt de diversiteit tussen de beide testamenten de eenheid in de weg te staan. Grotere verschillen zijn nauwelijks denkbaar: in het ene staat het Joodse volk centraal, in het andere gaat het om het leven van de vroege christenen in navolging van Christus. Hoe hebben deze twee zo totaal verschillende testamenten ooit een eenheid en een canon kunnen vormen?

Als kort antwoord op deze vraag kom ik toch op het eerdere antwoord terug: door de vervulling die er is in Christus Jezus. De schaduwendienst in het Oude Testament, in het bijzonder de offerdienst in de tabernakel en de tempel, verwijzen naar het offer dat gebracht werd door Christus Jezus. Veel profetieën vonden hun uiteindelijke vervulling in Christus en werden in het Nieuwe Testament aangehaald als verwijzingen naar Hem.
Maar hoe kunnen een Hebreeuws Oud Testament en een Grieks Nieuw Testament ooit een eenheid vormen? Zijn dit niet twee verschillende werelden? Het zijn inderdaad twee verschillende werelden. Maar wel door Christus Zelf aan elkaar verbonden.
Het Hebreeuwse Oude Testament werd in Alexandrië al ver voor Christus’ komst vanuit het Hebreeuws in het Grieks vertaald. Bij zijn toespraak op de eerste pinksterdag werd door Petrus het Oude Testament waarschijnlijk in het Grieks geciteerd en door iedereen begrepen. In de wereld van het Nieuwe Testament konden beide testamenten op deze manier gemakkelijk aan elkaar worden verbonden.
Geïnspireerd
In de vroegchristelijke gemeente was het gezag van de apostelen richtinggevend. De brieven van de apostelen waren voor de nieuw gestichte gemeenten bepalend voor de vraag hoe zij Christus moesten volgen. Hoe kreeg Christus gestalte in hun leven? Daarover schreven de apostelen, waarbij zij in hun brieven over allerlei situaties spraken en richting gaven aan deze christenen van het eerste uur. Toch is dit nog niet alles. In het afsluitende boek Openbaring komt het machtige perspectief voor de gelovigen in beeld: na een leven vol strijd zullen zij verenigd worden met het geslachte Lam, Jezus Christus, de Zoon van God, hun Verlosser.
De Vroege Kerk heeft de moed gehad om allerlei wonderlijke openbaringen van de hand te wijzen als niet passend in de apostolische traditie
In het begin van de vierde eeuw gaf keizer Constantijn, de keizer die aan de christenen godsdienstvrijheid gaf, opdracht om vijftig Bijbelhandschriften te maken. We zouden nu zeggen: vijftig Bijbels te laten drukken. De inhoud van deze oeroude Bijbelhandschriften is wat wij nu kennen als de canon. Bij sommige vergelijkbare handschriften zien we soms dat er nog een boek bijgevoegd is, zoals de brief van Barnabas. Maar het is opvallend dat de canon zoals wij die kennen in deze handschriften al compleet is.
De kerk heeft daarbij de moed gehad om allerlei wonderlijke openbaringen en soms ook zeer extreme zogenaamde vroegchristelijke geschriften van de hand te wijzen als niet passend in de apostolische traditie. Zo keurt de kerkvader Ambrosius het Evangelie van Thomas af als een geschrift dat niet door de Heilige Geest is geïnspireerd. De overtuiging was dat boeken van het Oude en Nieuwe Testament wél door de Heilige Geest zijn geïnspireerd. En dat is nog steeds de overtuiging van hen die Christus willen volgen.