Actuele kerkorde en zelfverloochening onmisbaar tegen misbruik gezag
Er moet veel meer aandacht komen voor onafhankelijkheid en onpartijdigheid in kerkenraden en dagelijkse besturen. Een actuele kerkorde is daarvoor onmisbaar. Echt heilzaam is echter de innerlijke gezindheid van Jezus Christus: de ander uitnemender achten dan zichzelf.
Met interesse las ik de artikelen over kerkelijke rechtspraak van mr. H. de Hek (RD 16-11), ds. J.M.D. de Heer (RD 2-12 en 2-1) en mr. W.N.L. Donker en mr. D. Vergunst (RD 12-12 en 11-1). Aangezien de discussie zich vooral richtte op kerken die een (gemoderniseerde) variant van de Dordtse Kerkorde (DKO) van 1619 gebruiken, hield ik mij erbuiten. Naar aanleiding van het laatste artikel van ds. De Heer en de reactie daarop van mr. Donker en mr. Vergunst reageer ik nu toch.
De discussie richtte zich op kerkrechtelijke afwegingen waarmee elk kerkgenootschap te maken heeft: Hoe blijft het kerkrecht trouw aan het Woord? En hoe kan het tegelijkertijd antwoorden bieden op vragen en problemen van deze tijd?
In de kerkorde van 1951 van de voormalige Nederlandse Hervormde Kerk zijn hierin keuzes gemaakt. Recent kreeg dat een vervolg in de Hersteld Hervormde Kerk. Ik ben mij bewust van het onderscheid tussen hervormd en gereformeerd kerkrecht en ook van de ‘mindere’ kanten van het hervormde kerkrecht. Toch kan er van elkaar geleerd worden.
Schrift en kerkorde
Terecht stellen mr. Donker en mr. Vergunst dat de Bijbel geen exact uitgewerkt schema aanreikt inzake kerkorde en kerkrecht. Wel zijn er duidelijke kaders, zoals door ds. De Heer geschetst. Deze kaders bieden ruimte voor evaluatie en ontwikkeling. Als het doel maar helder is: het gaat er niet om gelijk te worden aan het wereldlijke procesrecht, maar het gaat om de gehoorzaamheid aan het Hoofd van de Kerk en om Zijn gerechtigheid. Natuurlijk kan er wel lering getrokken worden uit het procesrecht.
Rechtvaardige en zondaar
Collega De Heer schetst in zijn artikel dat ambtsdragers handelen onder volmacht van Jezus Christus. Daarmee wordt de verantwoordelijkheid van ambtsdragers zeer scherp getekend. Ambtsdragers handelen niet op eigen gezag, maar namens het Hoofd van de Kerk. Dit vraagt om zuivere motieven en een handelen dat in overeenstemming is met de wil van hun Volmachtgever, Jezus Christus. Zelfkennis en Christuskennis zijn daarbij essentieel. Ook voor een ambtsdrager geldt dat hij tegelijk rechtvaardige en zondaar is. Dat zondaarsaspect doortrekt helaas de kerk. De gevolgen ervan schaden niet alleen personen en de kerk, maar bovenal Jezus Christus. De strijd tegen zonde, en vooral tegen misbruik van gezag, moet serieus genomen worden. Dit geldt zeker in kerkordelijk opzicht. Ter illustratie hiervan geef ik enkele voorbeelden uit de (Hersteld) Hervormde Kerkorde (HKO).
Keuzes
Mr. Vergunst en mr. Donker leggen de vinger bij de begrenzing van de ambtstermijnen in de DKO. In de HKO is de zittingstijd van ouderlingen en diakenen beperkt tot achtereenvolgens drie termijnen van vier jaar en een leeftijdsgrens. Dat geldt binnen de HHK ook. Predikanten moeten, wanneer zij de AOW-leeftijd bereiken, verplicht met emeritaat. Dat betekent dat zij dan geen dienstdoend predikant meer zijn. Hierdoor kunnen zij bijvoorbeeld ook geen lid meer zijn van een college voor het opzicht. Deze duidelijke regels voorkomen dat de kerk een zaak wordt van enkele ambtsdragers die jarenlang zitting blijven houden. Hierdoor ontstaat een groot risico dat gezag omslaat in macht en dan ontstaat al snel een informele kerkelijke hiërarchie.
Het is ook ongewenst om nauwe familierelaties in een kerkenraad of kerkelijk college te hebben. Dat werkt belangenverstrengeling in de hand. Om die reden zijn er in de kerkorde regels opgenomen om bloed- en aanverwantschap in kerkenraden en colleges te voorkomen.
Bij het toepassen van kerkelijke tucht (het opzicht) komt dat helemaal nauw. In een gemeente wordt het opzicht uitgevoerd door het consistorie (ouderlingen en predikant). Op regionaal en landelijk niveau zijn hiervoor aparte colleges ingesteld. Hierdoor worden tuchtzaken niet in een classicale vergadering of generale synode behandeld. Kerkordelijk gezien heeft de ambtelijke vergadering haar volmacht om opzicht te houden gedelegeerd aan deze colleges. Het blijft daarom een ambtelijke taak. De leden van deze colleges zijn ambtsdragers, benoemd door de classicale vergadering of de generale synode. Aan elk college zijn een of meer juristen met adviserende stem toegevoegd. Ook voor de kerkelijke rechtspraak zijn aparte colleges ingesteld; hiervan zijn ook niet-ambtsdragers lid en zijn juristen stemhebbend lid. Op deze manier worden onafhankelijkheid, onpartijdigheid, kwaliteit en zorgvuldigheid meer gewaarborgd. Desondanks blijkt met regelmaat dat dit niet voldoende is. Het artikel van mr. De Hek is helaas ook illustratief voor de HHK.
Wrakingskamer
Dat heeft bij recente revisie van de kerkorde van de HHK geleid tot forse aanpassingen om die onafhankelijkheid en onpartijdigheid nog meer te waarborgen. Een voorbeeld hiervan is het opnemen van een wrakingsregeling. Dat betekent dat, wanneer een klager of aangeklaagde meent dat een lid van een consistorie of van een opzichthoudend of rechtsprekend college partijdig of niet-onafhankelijk is, deze een verzoek tot wraking kan doen. In november 2024 besloot de generale synode tot het instellen van een aparte wrakingskamer om deze wrakingsverzoeken te behandelen. De leden van de wrakingskamer mogen geen lid zijn van een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen. Ook mogen zij geen deel uitmaken van een college voor het opzicht. Deze kamer, met ten minste twee juristen, beoordeelt alleen de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van een gewraakt lid en is inhoudelijk niet betrokken bij een zaak.
Is hiermee het spreekwoordelijke lek boven water? Nee, zeker niet. De satan is listig en de mens blijft geniepig. In bredere zin moet er, althans binnen de HHK, veel meer aandacht komen voor onafhankelijkheid en onpartijdigheid, zowel in kerkenraden als bijvoorbeeld in (brede) moderamina (dagelijkse besturen). Naast goede kerkordelijke regelingen is ”good governance” behulpzaam. Dat blijft echter buitenkant. Echt heilzaam is de innerlijke gezindheid van Jezus Christus: de ander uitnemender achten dan zichzelf. Dat geeft een innerlijke strijd van zelfverloochening, maar ook een dieper besef van afhankelijkheid van Jezus Christus. Het gaat immers om Zijn belang (en dus niet om dat van onszelf of anderen).
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Poederoijen & Loevestein en gespecialiseerd in het (hersteld) hervormde kerkrecht. Hij doet aan de TUU promotieonderzoek naar prof. dr. F.L. Rutgers (1836-1917) en de verhouding lokaal-bovenlokaal in de kerk en is secretaris van het centrum voor religie en recht aan de VU.