Denken vanuit Hoofd van de Kerk onmisbaar voor kerkrecht
Het woord ”kerk” is afgeleid van de naam Kurios, die ziet op Christus. De Kerk is het eigendom van de Kurios, Die de Zijnen kocht met Zijn bloed. Daarom zal het kerkrecht zich altijd moeten en willen richten op het onderwijs van Christus.
De reactie van de juristen Donker en Vergunst (RD 12-12) geeft aanleiding om nog iets meer te schrijven over het uitgangspunt van mijn artikel ”Kerkelijke rechtspraak vraagt onderwerping aan Hoofd van de Kerk” (RD 30-11). Het risico bestaat namelijk dat we (deels) langs elkaar heen praten. En dat is spijtig want het goede gesprek over het kerkrecht is juist zo nuttig. Zeker als we het erover eens zijn dat het kerkrecht staat of valt met gehoorzaamheid aan het onderwijs van Christus.
Bestuurders
Eerst een voorbeeld van enkele zinnen waardoor het lijkt dat we langs elkaar heen praten. Donker en Vergunst schrijven: „Bestuurders hebben macht. Ambtsdragers zijn bestuurders en dus hebben zij ook macht. Macht hebben is gevaarlijk voor een Adamskind. We weten dat er gediend moet worden, maar onze hebbelijkheid is toch vaak dat we liever heersen.”
In deze zinnen staan leerzame dingen over ons, Adamskinderen. Heersen is zonde, overal, zeker in de kerk. De synode van Emden (1571) stelde een kerkorde op waarin de vermaning tegen heersen zelfs artikel 1 was. Welk medicijn is voor ons allen nodig? De afsterving van de oude mens, in de gemeenschap met Christus (Romeinen 6:1-13). Wie dit Schriftgedeelte met een verlicht oog mag lezen, zal belijden: We zijn vaak van onze plaats. En bidden: O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk.
Inderdaad kies ik hiermee voor een geestelijke insteek. Daarmee zeg ik niets over regels van ”good governance”. In deze regels zitten elementen die de kerk al lang kent, uit gehoorzaamheid aan Gods Woord. Daarover schreef ik in het vorige artikel.
Volmacht
Erg bezwaarlijk vind ik ondertussen de uitspraak van Donker en Vergunst dat ambtsdragers bestuurders zijn en dat zij dus ook macht hebben. Dit is fundamenteel onjuist. Ambtsdragers zijn mannen die een ambtelijke volmacht (geen macht!) hebben ontvangen van Christus, het Hoofd van de Kerk. Juist Hij sprak: „Eén is uw Meester, namelijk Christus; en gij zijt allen broeders” (Mattheüs 23:8). Een bordje met deze tekst hangt al vele jaren in de consistorie van Rotterdam-IJsselmonde. Heel nuttig!
Christus heeft alle macht, Hij is de Sterke God. Hij geeft volgens Mattheüs 16 en 18 Zijn ambtsdragers volmacht, bevoegdheid om de sleutelmacht te gebruiken. Dit betekent in Naam van Hem prediken en uit Naam van Hem handelen. Aan Hem moeten ambtsdragers rekenschap geven! Christus heeft daarbij gewild dat de regering van Zijn Kerk niet bij één persoon of bij zeer weinigen staat, zo lezen we in het formulier tot bevestiging van ambtsdragers. Het risico van heersen wordt dan te groot. Dat bezoedelt het ambt en schendt de eer van Christus. Kortom, ambtelijk gezag heeft zijn legitimatie in de Schrift en is daar ook tegelijkertijd aan gebonden.
Ambtelijke lijn
Christus heeft het opzicht over de gemeente aan ambtsdragers opgedragen. De regel van Mattheüs 18 is van groot belang. De ambtsdragers moeten met gezag optreden als er zonde is die niet wordt beleden en waarmee niet wordt gebroken. Wordt iemand onterecht onder censuur gezet, dan is beroep mogelijk op de meerdere wijsheid van de bredere kerkelijke vergaderingen, tot een synode toe. Het gereformeerde kerkrecht is gebaseerd op en doortrokken van deze ambtelijke lijn. Waarom? Omdat deze teruggaat op Christus.
Een pleidooi voor een externe beoordelingscommissie (al dan niet binnen de kerk) die over de handelwijze van de kerkenraad moet oordelen, staat hiermee op gespannen voet. Een scheiding van ”bestuur” en ”rechtspraak” eveneens. Dit is geen kwestie van onwil of eigenwijsheid, maar een zaak van nauwkeurig luisteren naar de Schrift.
Lichaam van Christus
Het onderwijs van Christus is ook bepalend voor de wijze waarop gemeenteleden, dus ook ambtsdragers, worden aangesproken als ze zondigen. Een mooi voorbeeld is Galaten 6:1-2, met de kanttekeningen. Het is de moeite waard om hier als kerkenraad bij stil te staan!
Galaten 1 is gebaseerd op het uitgangspunt van Christus als Hoofd van Zijn Kerk. Deze Kerk bestaat uit zondaren. Maar het wezen van de Kerk is wel het lichaam van Christus. Zoals Christus vermaande, zo moet de Kerk vermanen. Christus bracht de Zijnen terecht met de geest der zachtmoedigheid. Zo moet de Kerk ook handelen (vers 2). Terechtwijzingen zijn nodig, anders woekert de zonde voort. Zelfs een openbare bestraffing van een ambtsdrager kan nodig zijn (1 Timotheüs 5:20).
Als een gemeentelid of ambtsdrager op zo’n wijze wordt terechtgebracht, wordt de wet van Christus vervuld (Galaten 6:2). De zondaar wordt teruggebracht bij Christus. Zo wordt de ”last” (de zwakheden en gebreken) weggenomen, omdat Christus deze overneemt. Met deze teksten wordt het grote doel van vermaning en tucht verwoord: tot Christus brengen, als een arme zondaar, die Zijn bloed nodig heeft.
Dieper onderwijs
Kortom, denken vanuit Christus is wezenlijk voor de kerk. Ik spreek me niet negatief uit over ”good governance”; verschillende zaken kunnen een spiegel zijn voor het kerkrecht, maar het kerkrecht hoeft er niet aan afgemeten te worden. Binnen de kerk geldt het diepere onderwijs van Christus, onderwijs over schuld en verzoening, wat doorklinkt in het gebruik van de beide sleutelen prediking en tucht.
De objectiviteit die het wereldlijke recht zoekt om tot een uitspraak te komen is goed, maar heeft een andersoortig fundament dan in de kerk. Het beroep op de rechterstoel van Christus (zie mijn vorige artikel) treffen we niet aan in het wereldlijke recht, terwijl het in Gods Woord wezenlijk is.
Dit artikel mag gelezen worden als een vriendelijk verzoek om het eigene van het kerk-zijn, inclusief de wijze waarop het kerkrecht in de lijn van de Dordtse Kerkorde is ingericht, voluit te respecteren en er ook met respect over te spreken. Erken dat het teruggaat op het onderwijs van Christus. Kijk er niet (te veel) naar vanuit juridisch oogpunt, anders praten we langs elkaar heen, terwijl we in een goed gesprek juist van elkaar kunnen leren.
De auteur is predikant te Rotterdam-IJsselmonde en docent kerkrecht aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam.