OpinieOpinie

Instituties moeten speelruimte kerkelijke rechtspraak begrenzen

Als ambtelijke vergaderingen zijn samengesteld uit ambtsdragers die er, ondanks de Dordtse Kerkorde, al jaren zitten, elkaar goed kennen en elkaar kerkelijk vaak tegenkomen, dan is het gevaar levensgroot dat het mis gaat.

Mr. W.N.L. Donker en mr. D. Vergunst
12 December 2024 20:28
„Ambtsdragers zijn niet onmisbaar, ook niet in geestelijk opzicht. Ze zitten veel te lang in kerkelijke of toezichthoudende posities.” beeld RD, Anton Dommerholt
„Ambtsdragers zijn niet onmisbaar, ook niet in geestelijk opzicht. Ze zitten veel te lang in kerkelijke of toezichthoudende posities.” beeld RD, Anton Dommerholt

In zijn artikel onder de kop ”Kerkelijke rechtspraak vraagt onderwerping aan Hoofd van de Kerk” reageert ds. J.M.D. de Heer (RD 30-11) op de samenvatting van een lezing van mr. H. de Hek onder de kop ”Kerkelijke rechtspraak moet zich spiegelen aan wereldlijk recht” (RD 18-11). Hij schrijft daarin terecht dat het kerkrecht het meest kwetsbaar is doordat het gehanteerd wordt door Adamskinderen. Het krachtigste medicijn tegen onrecht in kerkelijke procedures, zo vervolgt hij, is de navolging van Christus.

Een reactie die je van een predikant mag verwachten. Waar we elkaar ook op moeten aanspreken. Maar je mag er niet mee volstaan. Naast het gebed moet er ook worden gewerkt. Gewerkt aan instituties die de speelruimte van die Adamskinderen beperken en begrenzen.

Dat klemt temeer in een omgeving waarin we wel belijden dat we Adamskinderen zijn, maar er in de dagelijkse praktijk vaak toch eigenlijk niet in lijken te geloven. Bestuurders hebben macht. Ambtsdragers zijn bestuurders en dus hebben zij ook macht. Macht hebben is gevaarlijk voor een Adamskind. We weten dat er gediend moet worden, maar onze hebbelijkheid is toch vaak dat we liever heersen. Macht corrumpeert, zeker bij onvoldoende tegenspraak.

Uitglijders

Het is een waarschuwing die buiten de kerk beter wordt begrepen dan daarbinnen. Dat is in de kern de spiegel die De Hek ons voorhoudt. Hij doet dat uiterst bescheiden en mogelijk mist ds. De Heer om die reden de wezenlijke kern van zijn betoog. Er kan immers geen twijfel over bestaan dat ook De Hek de Bijbelse kernwaarden over rechtspleging onderschrijft. Tegelijkertijd legt hij er terughoudend de vinger bij dat die waarden in de kerkelijke rechtspraak vaak niet tot hun recht komen. Dat is iets heel anders dan wat ds. De Heer ervan maakt, daar waar hij in de aanhef van zijn ingezonden reactie schrijft „dat het te ver gaat om het seculiere recht te rekenen tot het wezen van het kerkrecht”. Dat zegt De Hek immers helemaal niet. Integendeel. „De laatste jaren”, zo duidt De Hek aan, „heeft het seculiere recht het kerkrecht geholpen om zijn eigen bronnen te (her)ontdekken.”

Buiten de kerk is het besef dat we Adamskinderen zijn intussen namelijk veel dieper doorgedrongen, terwijl men daar wonderlijk genoeg vaak denkt en ook wel gelooft dat het met de zondigheid van de mens in de kern wel meevalt. Die zondigheid wordt daar echter met regels van ”good governance” van tegenwicht voorzien. In deze context bezien is het bepaald ongepast om te schrijven dat De Hek iets „beweert”. De Hek stipt slechts aan. Zaken die al veel vaker zijn benoemd, in veel scherpere tonen. Als ambtelijke vergaderingen worden belast met kerkelijke rechtspraak, kan dat heel goed gaan. Als die ambtelijke vergaderingen echter zijn samengesteld uit ambtsdragers die er, in weerwil van de Dordtse Kerkorde, al jaren zitten, elkaar goed kennen en elkaar kerkelijk op tal van terreinen tegenkomen, dan is het gevaar levensgroot dat het mis gaat. ”Ons kent ons”; in de kerk is dat niet anders dan buiten de kerk. Het verschil met de buitenwereld is echter dat er in de kerk geen of in ieder geval onvoldoende institutionele waarborgen zijn om uitglijders te voorkomen. En dat, als die waarborgen er wel zijn, ze met regelmaat worden geschonden. Laat de affaire Malawi een welkome ”wake-upcall” zijn.

Vergeestelijken

Mr. A. Klaassen signaleert in zijn opinieartikel onder de kop ”Advies kerkelijke commissie niet negeren bij misbruik” (RD 5-12) dat adviezen van de Klachtencommissie inzake seksueel misbruik in kerkelijke en/of pastorale gezagsrelaties door kerkenraden soms ongemotiveerd terzijde worden gelegd. Ook daar „treden de gebruikelijke, monsterlijke mechanismen die het RD-onderzoek blootlegde in werking”. Bedenk dat Klaassen zich bij dit harde oordeel gebaseerd moet hebben op recente waarnemingen. Als bij dit soort ernstige zaken leer en leven al niet in harmonie zijn, wat dan te denken van kwesties die minder beladen zijn?

De grote lijn van de affaire Malawi lijkt te zijn dat er sprake is van een gemis aan bestuurlijke begrenzing, zoals Jan Bakker het kwalificeerde in het artikel onder de kop ”Gereformeerde gezindte moet werk maken van bestuurlijke hygiëne” (RD 30-11).

Persoonlijke integriteit, geestelijk of anderszins, wordt in kerkelijke procedures gemakkelijk verdacht gemaakt, ook die van hen die juridische bijstand verlenen. De bejegening is vaak weinig tegemoetkomend, zo niet ronduit vijandig. Geestelijke vraagstukken blijven vaak onbesproken en onbeantwoord en worden juridisch afgedaan. We horen het een vooraanstaand predikant nog zeggen: „Ach, als Van der Zwaag de kerkelijk weg had bewandeld, was het heel anders gegaan.” Intermenselijke conflicten, al dan niet met of tussen ambtsdragers, worden zonder inhoudelijke behandeling vergeestelijkt en/of ten onrechte op de leer betrokken.

Ongezond en verstarrend

Het artikel van ds. De Heer illustreert dit laatste. Hij kiest een geestelijke insteek, waar je eigenlijk niets van kunt zeggen, maar die juist in het licht van wat er zoal speelt niet overtuigt. We aarzelen om het te zeggen, maar het is in wezen een frustrerende dooddoener.

„We moeten investeren in het zelfreinigend vermogen van onze instellingen”, schrijft Bakker. We voegen daaraan toe: ook van onze kerkelijke instellingen, zeker als ze met rechtspraak zijn belast. Ambtsdragers zijn niet onmisbaar, ook niet in geestelijk opzicht. Ze zitten veel te lang in kerkelijke of toezichthoudende posities, nog los van de vraag hoe je bepaalde posities in een deputaatschap of curatorium krijgt en aan welke kwalificaties je daarvoor moet voldoen. De familie- en vriendschapsbanden zijn legio. Het is ongezond en werkt verstarrend.

Daar zijn vele voorbeelden van te geven en die zijn echt niet stichtelijk. Wij sluiten ons daarom van harte aan bij het slotakkoord van ds. De Heer: „Kortom, onpartijdigheid en onafhankelijkheid in de kerkelijke rechtsgang moeten voortdurend de aandacht hebben.” Het blijven echter loze woorden als er niet naar wordt gehandeld.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer