Ds. Glashouwer: De laatste uitstorting van de Heilige Geest op Israël zal naar mijn mening overrompelend snel gaan
Hij bereikte onlangs de leeftijd der zeer sterken, maar heeft nog zo veel werk te doen. Voor Israël en voor de kerk. Ds. W.J.J. (Willem) Glashouwer: „Ik ga door tot Hij zegt dat het genoeg is.”
Dat ds. Glashouwer de leeftijd van 80 jaar zou bereiken, was menselijkerwijs gesproken bepaald geen vanzelfsprekendheid. „Ik ben geboren in de Hongerwinter van 1944. Dat was nou niet een superjaar, gezien de voedselomstandigheden”, vertelt hij in zijn woning in Amersfoort.
Op zijn veertigste onderging de predikant bovendien een ingrijpende hersenoperatie, waarbij een forse tumor werd verwijderd. Ook daarna moest hij nog enkele malen onder het mes. „Toch heb ik tot op de huidige dag de gezondheid telkens weer terug mogen krijgen en de kracht gekregen om te doen waartoe God ons geroepen heeft. En dat zullen we blijven doen zolang Hij ons in het zadel houdt. Samen met mijn vrouw Marianne”, zegt ds. Glashouwer, terwijl zijn echtgenote instemmend knikt.
In de woonkamer bevindt zich ook de werkplek van ds. Glashouwer. Een kloek bureau, omgeven door wanden die met honderden boeken zijn gevuld. Bij binnenkomst bekijkt hij net een appje van de vertegenwoordiger uit Laos van Christians for Israel International, de organisatie waarvan hij nog altijd president is.
Op de salontafel ligt zijn laatste boek, dat hij speciaal voor zijn kinderen en kleinkinderen schreef. „Over uiteenlopende zaken, zoals over de geschiedenis van mijn vader. Maar vooral over fundamentele aspecten van het geloof: verlossing, zekerheid. Ik vond dat het tijd was om dat aan hen na te laten.”
Het tekent het arbeidzame leven van ds. Glashouwer. Van zijn vroege jaren als pionier bij de Evangelische Omroep en de Evangelische Hogeschool tot onvermoeid pleitbezorger voor het Joodse volk. Dat laatste vooral in het buitenland. „Toen het roepingsbesef dat ik de kerk en Israël bij elkaar moest brengen in volle omvang tot me doordrong, begon ik heel aarzelend te bidden of ik dat niet alleen in Nederland, maar ook elders in de wereld mocht doen.”
Hoe kwam die roeping tot u?
„De kiem is gelegd bij ons thuis. Mijn vader verborg Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. En ik weet dat hij het volk op zijn hart droeg. Ik heb laatst nog een preek van hem gelezen die hij in 1941 als jonge predikant in de Grote Kerk in Naarden hield over het laatste vers van Zacharia 8: „Het zal in die dagen geschieden, dat tien mannen, uit allerlei tongen der heidenen, grijpen zullen, ja, de slip grijpen zullen van een Joodse man, zeggende: Wij zullen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord dat God met ulieden is.”
Corrie ten Boom kwam ook wel bij ons thuis, na de oorlog. Ze was een goede kennis van mijn ouders. Ik herinner me nog dat mijn moeder zei: Kinderen, gedraag je, want vandaag komt tante Corrie op bezoek.
Toen ik die gigantische tumor in mijn hoofd had, heeft een groep ultraorthodoxe Joden voor me gebeden bij de Klaagmuur. Met een van hen had ik ooit een EO-documentaire gemaakt. Ze zijn met een groep van Bnei Brak naar Jeruzalem gereisd en hebben daar uren gebeden, tot ze de innerlijke overtuiging hadden dat hun christelijke vriend in Nederland zou leven. Ze hebben het mij destijds niet verteld; pas later heb ik het gehoord.
In die tijd kwam ook met kracht de tekst uit Psalm 118 naar me toe: „Ik zal niet sterven, maar leven; en ik zal de werken des Heeren vertellen.” Toen Karel van Oordt, oprichter van het toen nog piepkleine Christenen voor Israël, naar me toe kwam met de vraag of ik voorzitter wilde worden, kon ik daar uiteindelijk niet omheen.”
Zei u direct ja?
„Nee, ik was nog bezig te herstellen van mijn hersenoperatie. Ik wist niet of ik mijn vermogens weer geheel terug zou krijgen en voor mijn gezin kon zorgen. En, behalve in algemeen positieve zin, had ik geen bijzondere gevoelens voor Joden. Van Oordt zei tegen me: „Wat is dat toch met christenen? Ze houden vooral van dode Joden: Mozes, Jesaja, Petrus en Paulus. Maar wie zal het opnemen voor de nu levende Joden? De hele wereld haat ze. En wie zal de strijd aanbinden met die verschrikkelijke zonde van het vervangingsdenken in de kerk?” Daar kwam ik dus niet onderuit.”
Welke invloed heeft uw studie theologie op die roeping voor Israël gehad?
„De 120 meter theologische boeken die ik had staan hielpen me nauwelijks om werkelijk vanuit de Schrift zicht op Israël te krijgen. Het christelijk dogmatisch denken van die tijd werd beheerst door de plaats van de kerk en de vervangingstheologie. Daar kwam ik dus niet verder mee.
Ook niet in gesprekken met predikanten. Als ik vroeg wat Israël met de Bijbel te maken had, kreeg ik als antwoord dat het hooguit een plekje in Gods algemene voorzienigheid heeft. God houdt niet meer van Joden dan van Belgen. Ze moeten zich allemaal tot de Heere Jezus bekeren. Dan worden ze lid van de kerk, net als wij allemaal. Ik viel zowat van mijn stoel.
Het leidde ertoe dat ik de hele theologische harde schijf in mijn hoofd moest wissen. Alles eruit, en weer vullen met ‘software’ vanuit de Bijbel. Toen heb ik een heel proces doorgemaakt van eerlijke vragen stellen. Waarom geloven Joden niet in Jezus? Waarom keren ze terug naar het land? Wat is de volgende stap? En vooral: wat zegt de Schrift daarover?”
„Ik moest de hele theologische harde schijf in mijn hoofd wissen” - Ds. W.J.J. Glashouwer, predikant
Wat zegt de Schrift in essentie daarover?
„Enerzijds de eeuwige verbondsrelatie van God met Israël. Niet alleen het oude verbond met Israël en het nieuwe verbond met de kerk. Nee, alle verbonden zijn door de Allerhoogste ook met Israël gesloten. Anderzijds is er het diepe mysterie van de doofheid en blindheid van het Joodse volk. Dat begint al in Deuteronomium 29, waar Mozes zegt: Jullie hebben alles gehoord en gezien wat de Heere heeft gedaan. En toch heeft God je niet gegeven ogen om te zien, oren om te horen en een hart om te verstaan. Waarom niet? Omdat de Heere het niet heeft gegeven. Pas als Hij de dingen onthult en openbaart, zul je het verstaan. Je ziet dat ook in de bediening van Jesaja. Hij moet profeteren, maar weet van tevoren dat het hart van het volk alleen maar verder zal worden verhard.
Paulus grijpt daarop terug als hij over Israël schrijft in die prachtige hoofdstukken van Romeinen 9 tot en met 11. Het is alsof je Mozes en Jesaja hoort spreken. God heeft hun gegeven een geest van diepe slaap, tot op de dag van vandaag. Maar door hun verharding en blindheid is wel het heil tot de heidenen gekomen. God hanteert kennelijk een negatief instrument om voor ons heidenen een positief resultaat uit te werken.”
En er volgt ook nog iets na de verharding.
„Ja, want Paulus weet ook dat, als dit al de zegen is voor de niet-Joodse wereld, de volheid van Israël dan tot een enorme zegen voor de hele wereld zijn. Als straks de doofheid en de blindheid van de Joden worden weggenomen. En dan zal gans Israël op één dag herboren worden.”
Op één dag?
„Jesaja zegt in hoofdstuk 66: Zou een land kunnen geboren worden op een enige dag? Dat wordt vaak betrokken op die ene dag waarop de staat Israël werd uitgeroepen, het nationale herstel. Maar ik denk dat het dieper gaat. Als die laatste uitstorting van de Heilige Geest op gans Israël zal plaatsvinden, zal het naar mijn mening overrompelend snel gaan.”
„De laatste uitstorting van de Heilige Geest op Israël zal naar mijn mening overrompelend snel gaan” - Ds. W.J.J. Glashouwer, predikant
Hoe staat het naar uw mening momenteel met de visie van de kerk op Israël?
„Er is een goede bezinning geweest, die hartstochtelijk begon in de jaren 70 en 80. Maar die moet wel doorzetten. Anders vallen we weer terug in oude posities.”
Ziet u dat gebeuren?
„Ik hoor en zie dat veel jonge theologiestudenten eigenlijk geen boodschap hebben aan Israël; ze zijn er niet eens meer in geïnteresseerd. Daarmee dreigen ze zich weer helemaal te richten op de dogmatische denkwijze over Israël van weleer. Daar word ik niet bepaald vrolijk van.
„Ik hoor en zie dat veel jonge theologiestudenten eigenlijk geen boodschap hebben aan Israël” - Ds. W.J.J. Glashouwer, predikant
Ik heb in mijn bediening als predikant twee speerpunten gehad. Eerst en vooral de verkondiging van het geloof in de Verlosser en Zaligmaker Jezus Christus. Als de Enige Naam Die gegeven is, door Wie we behouden kunnen en moeten worden. Anderzijds heb ik geprobeerd de kerk weer op het spoor van Israël te zetten. Ze te bekeren van de eeuwenoude theologie waarbij Joden en Israël uit de Bijbel zijn gestreept. Dat is niet alleen een slechte theologie, maar ook een zonde tegen God. Als de Heere zegt dat hij een eeuwigdurend verbond met Israël heeft gesloten en jij zegt dat Hij halverwege van gedachten is veranderd, maak je Hem in feite tot een leugenaar.”
U bent 80 geworden; hoeveel plannen kunt u nog maken?
„Ik zeg weleens dat de geranium de dodelijkste plant van Nederland is. Want als je daarachter komt te zitten, is het vaak snel gebeurd. Ik heb me nog nooit af hoeven te vragen: Wat zal ik nu eens gaan doen? Mijn vrouw en ik hebben altijd een diep besef gehad dat we door God worden geleid in datgene wat we doen.
Het preekrooster voor volgend jaar zit al helemaal vol. Er staat een Israëlconferentie in Laos op stapel, en vermoedelijk ook nog in meer landen: Australië, Sri Lanka, Taiwan. Ik zie het wel, zolang de Heere mij de gezondheid en de tegenwoordigheid van geest geeft. Ik voeg wel bij alle plannen de waarheid uit Jakobus 4: Zo de Heere wil en wij leven.”
Paulus verlangde ernaar om ontbonden te zijn en met Christus te zijn. Is dat ook uw verlangen?
„Absoluut. Dat is al vanaf mijn bekering het geval geweest. Drie nachten op rij heb ik onvoorstelbare dingen ervaren, waarvan Paulus zegt dat het de mens niet is gegeven die uit te spreken. Toen dacht ik: Heere, neem me maar weg. Ik heb mijn einddoel bereikt. Dus ik kan goed begrijpen wat Paulus zegt. Maar hij zegt er ook bij: Het is misschien in jullie belang dat ik nog even blijf, om nog het een en ander te doen. En zo is het. God zal wel uitmaken wanneer het genoeg is, wanneer het moment daar is dat Hij zegt: Kom nu maar thuis. In afwachting van de grote dag van de opstanding.”