De generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) vergadert donderdag en vrijdag in Lunteren. Op de agenda staat onder meer het bekritiseerde rapport over de houding van de kerk tegenover Joden en Palestijnse christenen. Maar de landelijke vergadering spreekt ook over het ambt en over het doen van gerechtigheid.
Advertentie
De synodeleden staan stil bij het plotselinge overlijden van dr. M.L. van Wijngaarden op 13 oktober. Dan is het pauze, tot 14.00 uur.
Eeuwout Klootwijk, wetenschappelijk beleidsmedewerker Kerk en Israël en Joods-christelijke relaties, gaat in op opmerkingen van synodeleden en briefschrijvers over de verhouding tussen internationaal recht en de Bijbel: staan die op gespannen voet met elkaar?
„Als kerk hebben we ons uitgangspunt in de Bijbel. We laten ons leiden door de Bijbel, onze bron, niet door het internationaal recht. Dat laatste laten we over aan de politiek en de wereldleiders. Maar waar mensenrechten worden vertrapt, spreken we vanuit onze Bijbelse inspiratie.”
Hoe zit het, wat Israël betreft, met het onderscheid tussen volk, land en staat? Ds. A.N. van der Wind (Kerkwijk): „Ook wanneer we beloften in de Bijbel zien, kunnen mensen niet zomaar land claimen en zeggen: hier mogen wij wonen.”
Ouderling C.H. van Beek-Bloemendaal (Bodegraven) en diaken J.C. Blankers (Rhoon) spreken van een „groot dilemma” rond de staat Israël en vragen aandacht voor het „onbeschrijfelijk leed’’ van Palestijnen.
Verwar ”volk” en ”land” niet met ”staat”, zegt scriba dr. R. de Reuver. „We kunnen niet om het internationaal recht heen, maar je moet voorzichtig zijn om hier vanuit Bijbelteksten over te spreken. Over het volk en land kunnen we theologisch méér zeggen.”
Hij benadrukt dat de nota „op geen enkele manier het bestaansrecht van Israël ter discussie” stelt.
Ds. M.J. Tekelenburg en prof. dr. H. van den Belt geven aan dat in het rapport te weinig aandacht is voor de kerk als „Christusbelijdende geloofsgemeenschap”. Dat maakt het gesprek met Joden weer anders dan met andere volken en godsdiensten, aldus prof. Van den Belt. „Daarom pleit ik voor ontvlechting van de nota.”
Ds. H.G.T. van Welie-Kaai (Bussum) wil het „spanningsveld niet uit de weg gaan” en is juist blij dat er één rapport op tafel ligt.
Ds. A.N. van der Wind (Kerkwijk) wijst op een „schrijnende” passage in de nota, op bladzijde 37. Daar staan de woorden: „Er spreekt pijn uit dat de diepere oorzaken van het Israëlisch-Palestijnse conflict niet onder ogen worden gezien: de al vele tientallen jaren durende bezetting en vernedering van Palestijnen.” Dat kan de kerk „niet maken”, aldus ds. Van der Wind: „de schuld eenzijdig bij Israël” leggen. „Daarom kan ik deze nota onmogelijk steunen.”
Volgens ds. Van Heijningen is er sprake van een „complexe situatie met hete hoofden en koude harten”.
De indieners van het tegenvoorstel zien in de nota „een serieuze poging tot zorgvuldig spreken”. Tegelijk denken ze dat het „onmogelijk is om in één nota te spreken over onze unieke en onopgeefbare verbondenheid met Israël en tegelijk over onze broederband met hen die Jezus liefhebben onder de Palestijnen. De complexiteit vraagt om twee afzonderlijke nota’s.”
Ze vragen het moderamen daarom de nota ”Uw Koninkrijk kome” terug te nemen en te splitsen. „De onopgeefbare verbondenheid met Israël kan beschreven worden in de ene en de broederband met christenen uit de Palestijnen in een andere nota. Daarbij willen we vragen om twee korte nota’s zodat het voor de gemeenten meer hanteerbaar wordt.”
Eeuwout Klootwijk, wetenschappelijk beleidsmedewerker Kerk en Israël en Joods-christelijke relaties, ziet twee nota’s niet zitten. ,Israël en christenen uit de Palestijnen zijn zo met elkaar verknoopt, dat we hebben gezegd: we maken er één notitie van.”
Dan gaat het over „beladen woorden” in het rapport, zoals koloniaal verleden, genocide en apartheid. Wilma Wolswinkel, relatiebeheerder Midden-Oosten van Kerk in Actie: „We hanteren die termen niet zélf als kerk, maar we moeten ons daar wel toe verhouden. Sommige van onze partners, niet allemaal, gebruiken die woorden en we moeten bereid zijn oprecht naar hen te luisteren en het gesprek te voeren.”
Ds. M.J. Tekelenburg, voorzitter van de Raad van Advies voor het Gereformeerde Belijden (RAGB), stelt voor dergelijke begrippen in een voetnoot te verhelderen.
De synodeleden stellen eerst verhelderingsvragen. In de nota worden „forse theologische knopen doorgehakt”, vindt prof. dr. H. van den Belt (Woudenberg). Hij vraagt naar de „onderliggende nota”, waar het document naar verwijst.
Een synodelid heeft deze week gehoord dat het „onmogelijk” is om geld over te maken naar Palestijnse christenen door een blokkade van Israël. Kerk in Actie, de diaconale organisatie van de PKN, durft dat niet te zeggen. „We hebben nog geen concrete problemen gehad, maar we moeten alert blijven.”
Diaken G.T. Boom (Valburg) wijst op Deuteronomium 34, waarin God het volk Israël een eigen land belooft. „Hoe kunnen we dit als Protestantse Kerk loslaten en alleen onze verbondenheid met Israël als volk uitspreken?”
Dan het onderwerp dat al veel pennen in beweging bracht: de houding van de kerk tegenover Joden en Palestijnse christenen. De afgelopen weken verschenen er verschillende open brieven, onder meer van ds. A. Haasnoot uit Spijkenisse en van Christenen voor Israël. Briefschrijvers stellen onder meer dat, hoewel de moeilijke positie van Palestijnse christenen „terecht” wordt benoemd, een „aanzienlijk deel van de financiële steun” gaat naar theologieën die anti-Israël zijn. De synode moet zich bewust zijn van de „theologische implicaties hiervan en hoe dit botst met de roeping van de kerk om verbondenheid met het Joodse volk te uiten”.
Voorzitter ds. T. Bouw zegt dat de kerkleden „met elkaar een goede richting” moeten zoeken. „Maar dat is in een brede Protestantse Kerk niet eenvoudig.”
Scriba dr. R. de Reuver geeft aan dat „elk spreken over Israël kwetsbaar” is, zeker door de strijd die volgde op de terreuraanval van Hamas op Israël op 7 oktober 2023. Dat blijkt volgens hem uit verschillende „toegestuurde stukken”, maar vooral ook uit de titel van de nota: ”Uw Koninkrijk kome”. „We spreken in gebedsvorm.”
Na de opening spreken de synodeleden over het zogenoemd categoriaal pastoraat. Het gaat dan bijvoorbeeld over predikanten en kerkelijk werkers met een bijzondere opdracht: ze zijn werkzaam als geestelijk verzorger in een ziekenhuis of verpleeghuis, of binnen de krijgsmacht. Scriba dr. R. de Reuver wijst op een „nieuwe tak van sport”: geestelijke verzorging bij de brandweer.
Een pilot in de veiligheidsregio Utrecht is „uitermate positief geëvalueerd”, zegt hij. „Het is heel fundamenteel dat er ook onder brandweerlieden geestelijke verzorging plaatsvindt.” Het is de bedoeling dat het pastoraat wordt uitgebreid in andere veiligheidsregio’s.
Advertentie