De synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) heeft donderdag een rapport over de houding van de kerk tegenover Joden en Palestijnse christenen aangenomen. Een tegenvoorstel van ds. M. van Heijningen om er twee afzonderlijke nota’s aan te wijden, kreeg onvoldoende steun.
Aan de besluitvorming over de nota ”Uw koninkrijk kome. Als pelgrims onderweg met Joden en Palestijnse christenen” ging een urenlange bespreking vooraf. Diverse onderdelen van het veertig pagina’s tellende rapport riepen bij de synodeleden talloze vragen op, onder meer over de verhouding tussen internationaal recht en de Bijbel en over „beladen woorden”, zoals koloniaal verleden, genocide en apartheid.
Ds. A.N. van der Wind (Kerkwijk) vroeg in de nota explicieter aandacht te geven aan de betekenis van de Heere Jezus Christus. Ds. D.C. Groenendijk (Woerden) sloot daarbij aan: „Jezus is de Heilbrenger voor alle volken, Joden en niet-Joden.”
Onmogelijk
Ds. Van Heijningen uit Alblasserdam diende een tegenvoorstel in, medeondertekend door onder anderen prof. dr. H. van den Belt (Woudenberg) en ds. A.L. Molenaar (Bruinisse). Zij zien in de nota „een serieuze poging tot zorgvuldig spreken”. Tegelijk denken ze dat het „onmogelijk is om in één nota te spreken over onze unieke en onopgeefbare verbondenheid met Israël en tegelijk over onze broederband met hen die Jezus liefhebben onder de Palestijnen. De complexiteit vraagt om twee afzonderlijke nota’s.”
„Israël en christenen uit de Palestijnen zijn zo met elkaar verknoopt, dat we hebben gezegd: we maken er één notitie van” - Dr. Eeuwout Klootwijk, beleidsmedewerker Kerk en Israël
Dr. Eeuwout Klootwijk, wetenschappelijk beleidsmedewerker Kerk en Israël en Joods-christelijke relaties, zag twee nota’s niet zitten. „Israël en christenen uit de Palestijnen zijn zo met elkaar verknoopt, dat we hebben gezegd: we maken er één notitie van.”
Het moderamen (bestuur) ontraadde het tegenvoorstel „zeer”. Uiteindelijk stemden 13 van de 59 synodeleden voor het tegenvoorstel, waarmee dit niet werd aangenomen.
Ds. J. Menkveld (Giessenburg) miste in de nota een formulering die in een vorige nota over dit onderwerp (2008) wel was opgenomen, namelijk: „De stichting van de Joodse staat in 1948 kan niet losgezien worden van Gods ingrijpen, Zijn trouw aan Zijn volk.” Scriba dr. R. de Reuver zegde toe dit alsnog in ”Uw koninkrijk kome” te verwerken.
Blijvende belofte
Ds. Van der Wind gaf aan dat hij in het rapport de notie mist dat de Joodse gemeenschap zich existentieel bedreigd voelt. „Dat hoort er fundamenteel wel in”, erkende scriba dr. De Reuver. Hij gaf aan dat aspect toe te voegen als het er nog „niet expliciet in staat”.
Ouderling-kerkrentmeester J. Smit (Wapenveld) was van mening dat „de Bijbelse onderbouwing van de bijzondere en unieke positie die Israël heeft voor de kerk” te weinig naar voren komt in de nota. Hij stelde met een amendement voor de tekst van de nota met een zin uit te breiden: „De kerk is op grond van de Bijbel allereerst verbonden met het volk Israël. De kerk erkent dat er voor het volk Israël een blijvende en bijzondere belofte geldt „dat heel Israël gered zal worden”.” Het moderamen ontraadde dit amendement. Met 26 van de 59 stemmen kreeg het vervolgens onvoldoende steun.
Uiteindelijk bracht preses ds. T. Bouw de nota ”Uw koninkrijk kome” in stemming en werd de nota met zestien tegenstemmen aangenomen.
Reflectie
Ds. Molenaar, ds. E.K. Foppen (Den Haag), ds. Van Heijningen en ds. H.G.T. van Welie-Kaai (Bussum) vroegen aandacht voor het functioneren van de synode. Zij scheven hierover een mede door dertien andere synodeleden ondertekende brief aan het moderamen. Daarin blikken ze met elf vraagpunten terug op het traject dat heeft geleid tot het aannemen van een rapport over de ambtsvisie in juni.
„Rond de genoemde besluitvorming zijn er veel negatieve achtergrondgeluiden hoorbaar”, schrijven ze onder meer. „Kunnen we meer doen dan deze geluiden negeren?” Ook willen ze weten hoe het moderamen de „machtsverdeling tussen moderamen, dienstenorganisatie en synode” beoordeelt.
De synodeleden vragen „dringend te overwegen” na het afscheid van scriba dr. De Reuver per juli 2025 „een interim-scriba te benoemen voor de periode van ongeveer anderhalf jaar met de opdracht om de machtsverhoudingen in en rond de synode te heroverwegen”.
Ouderling-kerkrentmeester A. Haasnoot (Putte) vond het „jammer” dat het tot deze brief is gekomen. Diverse zaken daarin zijn, zei hij, op „een scherpe manier” verwoord. Ook worden er zaken aangehaald die met onderwerp „niets te maken hebben”.
Het moderamen gaf aan een aantal vragen van de briefschrijvers over „werkprocessen” schriftelijk te zullen beantwoorden. Daarna kan de synode beslissen of zij de evaluatie van het ambtstraject „in het geheel wenselijk acht”. Dit kan, aldus het moderamen, het beste gebeuren na de behandeling van de ingediende revisieverzoeken over het ambt. De vragen over de onderlinge verhoudingen „dienen aan de orde te komen in het deelproject ”Toekomstgerichte synode”.” De synode stemde met deze aanpak in.
Revisieverzoeken
Donderdagavond boog de synode zich over de vraag of twaalf (identieke) revisieverzoeken moeten worden behandeld over het in juni aangenomen ambtsrapport. Daarin gaat het onder meer over de beroepsprofielen voor pastor en predikant. De indieners van de revisieverzoeken uiten de zorg dat hun toekomstperspectief als predikant binnen de kerk in de nieuwe systematiek „wordt beperkt”.
Moderamenlid diaken J.W. Stam gaf aan dat de revisieverzoeken geen nieuw element inbrengen en dat er een schade „wordt geclaimd die we op dit moment nog niet weten”. Desondanks wilden sommige synodeleden de verzoeken in behandeling nemen. Ds. Foppen gaf daarbij aan dat hij het gevoerde proces „zeer onzuiver” vindt. Uiteindelijk was er geen meerderheid voor het in behandeling nemen van de revisieverzoeken. Scriba dr. De Reuver zegde wel toe met indieners in gesprek te zullen gaan.