Is de vervolging van heksen –in heden en verleden– allereerst een uiting van vrouwenhaat? Literatuurhistoricus Marion Gibson en schrijfster Emilia Hart denken allebei van wel, maar de zaak zit ingewikkelder in elkaar dan zij hun lezers willen laten geloven.
Honderden vrouwen lieten in vroeger eeuwen het leven op de brandstapel. Omdat hun omgeving dacht dat ze het vee betoverd hadden, dodelijke spreuken over mensen hadden uitgesproken of de oogst hadden laten mislukken.
De beruchte golf van heksenprocessen in de vijftiende en zestiende eeuw, overal in Europa, laat onnoemelijk veel onrecht en lijden zien. Maar ook eerder en later in de geschiedenis, ook in andere werelddelen, zijn er bij tijden zulke golven van heksenvervolging geweest. Hoe was dat mogelijk, waar kwam dat vandaan?
Marion Gibson, hoogleraar literatuur aan de universiteit van Exeter, doet in haar nieuwe boek een grootse poging tot verklaring van de hele wereldgeschiedenis op dit punt. De titel is veelzeggend: ”Heksen: een wereldgeschiedenis in dertien heksenprocessen van de middeleeuwen tot nu”.
Als je naar de reacties op het wereldwijde web kijkt, zie je dat veel mensen Gibsons boek een geweldige studie vinden. Indrukwekkend, goed onderzocht, volop voetnoten… Dat is ook een begrijpelijke reactie, want Gibson weet de verhalen van de dertien processen spannend en gedetailleerd te vertellen, waardoor ze geweldig interessant zijn om te lezen.
Neem het allereerste verhaal: het proces tegen Helena Scheuberin uit Innsbruck en meer dan zestig van haar stadsgenoten. In dat proces was Heinrich Kramer de aanklager: de schrijver van het beruchte demonologische boek ”Malleus maleficarum” of ”Heksenhamer” , het boek dat de vijftiende-eeuwse golf van heksenprocessen in Europa heeft aangewakkerd.
Maar toch, meteen al in dit eerste hoofdstuk voel je ook het wantrouwen opkomen. Gibson schrijft niet als een historicus, maar als een literator. Ze legt haar personages gedachten in het hoofd, ze schrijft hun bedoelingen toe die vrucht lijken van haar eigen interpretatie: „Heinrich had laten zien dat hij een buitensporige obsessie had voor hekserij en dat hij stond te trappelen om opnieuw een heksenproces op te zetten. Stel je eens voor hoeveel angst zijn preken veroorzaakten! (…) Heinrich wilde dat vrouwen –zelfs de zelfvoldane rijke, oudere vrouwen in zijde en bont– zich aan hem onderwierpen en acht zouden slaan op zijn woorden.”
Het zit inquisiteur Heinrich evenwel niet mee in het vijftiende-eeuwse Innsbruck. Helena wordt dankzij een dure advocaat, een invloedrijke echtgenoot en vrienden in de hogere kringen vrijgesproken en de aanklager moet uiteindelijk met de staart tussen de benen vertrekken. En dat, denkt Marion Gibson, heeft gemaakt dat hij zo verbeten werd en in zijn latere ”Heksenhamer” vrouwen van alle mogelijke kwaad beschuldigde.
Niet alle verhalen uit Gibsons boek lopen intussen goed af. Ze beschrijft de gruwelijke processen die de Engelse koning Jacobus I (een al even gevreesd heksenjager als Heinrich Kramer) op zijn geweten heeft. De beruchte Salem-processen in Amerika. De omgang met toverij en magische moord in Afrika. En ze eindigt –heel opmerkelijk– met het proces tegen Stormy Daniels, de pornoactrice die een affaire zou hebben gehad met Donald Trump, zichzelf een heks noemt en voor de auteur van dit boek dus slachtoffer van heksenjacht is.
Dat laatste zegt iets over het frame waarbinnen Gibson al deze verhalen vertelt. Boeiende verhalen zijn het, rijk aan historische details, fascinerend om te lezen. Maar ze zijn ingekaderd binnen een groter idee dat van dit boek uiteindelijk toch meer een activistisch pamflet maakt dan een historische studie.
Gibson sluit zich namelijk aan bij de populaire theorie dat de heksenvervolgingen in de vroegmoderne tijd zouden zijn voortgekomen uit de behoefte van een patriarchale, christelijke cultuur om onafhankelijke, wijze, voor mannen gevaarlijke vrouwen te onderdrukken. Een geliefde theorie momenteel: ook het voorwoord van de Nederlandse schrijfster Susan Smit (voorzitter van de stichting Nationaal Heksenmonument ) getuigt ervan.
Maar diverse deskundige historici ontkennen of nuanceren dat frame . Ze beschouwen vrouwenhaat hoogstens als een van de factoren die een rol hebben gespeeld in de hele geschiedenis van de heksenjacht. De auteur van de ”Heksenhamer” is een voorbeeld van die haat, maar daar moet bij bedacht worden: in de vijftiende eeuw was het heel gewoon om vrouwen te zien als zwakker en redelozer dan mannen, en daardoor veel vatbaarder voor de verleidingen van de duivel – letterlijk via seksuele gemeenschap.
Dat verdachte vrouwen op de brandstapel eindigden, werd niet veroorzaakt door hun vrouw-zijn, maar door angst voor de duivel
Dat laatste is dus de onderliggende, veel belangrijker reden. Dat verdachte vrouwen op de brandstapel eindigden, werd in de vroegmoderne tijd niet allereerst veroorzaakt door hun vrouw-zijn, maar door angst voor de duivel. Trouwens, zo’n 20 procent van de veroordeelden was van het mannelijk geslacht – dat alleen al laat zien dat de zaak ingewikkelder in elkaar zat dan feministen graag geloven.
In haar inleiding en slotbeschouwing heeft Marion Gibson het intussen niet exclusief over vrouwen, maar ook over andere ”gemarginaliseerde” of ”onderdrukte” groepen. „Wat wel duidelijk is, is dat een heteroseksuele, rijke, witte, gezonde man op het toppunt van zijn macht binnen een staat of kerk doorgaans niet in het profiel van een heks past: hij is een heksenjager. Een heks is waarschijnlijk een migrant, een feministische activist, een heiden, een misbruikt kind, een ongehuwde moeder, een politica of een sekswerker.”
Het feministische frame maakt dus, naarmate de schrijfster vordert in de tijd, langzamerhand plaats voor een frame van ”onderdrukkers en onderdrukten” in het algemeen. Dat zorgt ervoor dat ze heksenjachten uit de middeleeuwen uiteindelijk moeiteloos kan verbinden met het proces tegen Stormy Daniels, de vrouw die Trump dwarszat. Of dat ze westerse zendelingen die met de beste bedoelingen naar Afrika gaan, er in feite van beschuldigt dat ze met hun ‘westerse’ denkbeelden over de duivel en demonen hebben gezorgd voor een hernieuwde opleving van het traditionele Afrikaanse heksengeloof.
Kortom: Gibsons boek biedt mooie verhalen vol treffende historische details, en –ook een verdienste– het opent de ogen voor zondebokdenken in kerk en samenleving. In moeilijke tijden van oorlog, ramp of tegenslag zoeken mensen áltijd naar een zondebok, en Gibson helpt je om die neiging te herkennen en te ontmaskeren. Maar het grote kader van ”gepriviligeerde” en ”gemarginaliseerde” groepen waarin ze alles wil laten passen, maakt het boek toch minder geloofwaardig. Het doet geen recht aan de persoonlijke keuzes en verantwoordelijkheden van mensen, en evenmin aan de geestelijke dimensie van het bestaan.
Dat is jammer, want het zijn boeken als die van Marion Gibson waarop romanschrijvers als Emilia Hart voortbouwen. Waardoor ongenuanceerde en ideologisch gekleurde ideeën over heksen en heksenvervolging een nog breder publiek vinden, want Emilia Hart schreef met ”De Weyward-vrouwen” een wereldwijde bestseller. „Een magnifieke pageturner”, meldt de flaptekst, „over sterke, eigenwijze vrouwen en de magische kracht die hen verbindt”.
Ik vind het wat raadselachtig dat deze roman in Nederland juist bij uitgeverij Mozaïek verschijnt, maar dat zal passen in het nieuwe beleid om niet langer alléén maar christelijke boeken uit te geven. In elk geval, het verhaal sluit naadloos aan bij de hierboven geschetste ideeën. Een van de hoofdpersonen hoort bijvoorbeeld als klein meisje van haar moeder: „Nu ken je de waarheid. De man wordt uit de vrouw geboren. Niet andersom.” En dan gaat het verhaal verder:
„Ik vroeg haar waarom dominee Goode over zoiets zou liegen.
„Zo staat het in de Bijbel”, zei ze. „De dominee is dus niet de eerste die die leugen verkondigt. Wat het waarom betreft: ik ben ervan overtuigd dat mensen liegen omdat ze bang zijn.”
Ik begreep het niet.
„Maar waar is dominee Goode dan bang voor?”
Mijn moeder glimlachte. „Voor ons”, zei ze. „Voor vrouwen.””
Het is de rode draad die door het verhaal van ”De Weyward-vrouwen” loopt: mannen onderdrukken vrouwen omdat ze bang voor hen zijn. De drie hoofdpersonen (de 17e-eeuwse Altha, de 20e-eeuwse Violet en de hedendaagse Kate) maken dat elk op hun eigen manier mee. Ze zijn met elkaar verbonden door de bijzondere gave die in hun familie aanwezig is: de gave om één te worden met de natuur en de dieren, de vogels, zelfs de eendagsvliegjes hun wil op te leggen. Dat is de macht waarmee ze uiteindelijk de boze mannen in hun leven verslaan.
Het is een spannend verhaal, het is begrijpelijk waarom zo veel lezers ervoor vallen. Grote letters op de achterkant van het boek: „Ze probeerden ons te kooien, maar een Weyward-vrouw kan niet worden getemd.” De vrouwen zijn geweldig en de mannen zijn slecht – heerlijk om te lezen. Zo zit de wereld nu eenmaal in elkaar: ongenuanceerd verkoopt altijd beter dan genuanceerd. Maar recht aan de werkelijkheid van het bestaan doet deze roman niet.
Wat onvermijdelijk de vraag oproept hoe je als lezer zelf denkt over de verbindingen tussen het zichtbare en het onzichtbare, tussen de mensenwereld en de geestenwereld, tussen mannen en vrouwen. Simpele onderwerpen zijn dat niet.
De macht van de duivel, de geestelijke boosheden in de lucht – daar zijn boeken over volgeschreven. Het past voluit in de christelijke traditie om te geloven dat het kán, dat een mens op een bepaalde manier zijn ziel aan de duivel kan verkopen, zoals de tovenaar Faust. Maar tegelijk blijft ook staan: wij mensen kunnen die geestelijke dimensie van het bestaan vaak niet goed waarnemen. Laat staan dat we precies kunnen aanwijzen wie van ons mensen goed is en wie fout, wie deugt en wie een heks is. Al was het maar omdat nu eenmaal, volgens het christelijk geloof, in ieder mensenhart een strijd tussen goed en kwaad gevoerd wordt. Omdat níémand goed is, van nature.
Ook daarom is de oplossing niet te vinden in het hedendaagse identiteitsdenken, waarin mensen niet allereerst als persoon gezien worden, maar als lid van een groep: mannen of vrouwen, zwarte of witte mensen, onderdrukkers of onderdrukten. Dat denken wint ook in christelijke kring terrein. En het is, denk ik, even gevaarlijk voor de samenleving als het traditionele hekserijgeloof. Onvermijdelijk krijg je op die manier ook weer goede en foute groepen. Vrouwen zijn goed, mannen zijn fout (of andersom). Machtelozen zijn goed, machthebbers zijn fout. Of, meer in het algemeen: ons soort mensen zijn goed, ander soort mensen zijn fout.
Terwijl het grootste probleem natuurlijk is dat we altijd het kwaad bij de ander zoeken.
__