Initiatiefnemers monument willen eerherstel onschuldig veroordeelde ‘heksen’
Eerherstel voor de duizenden slachtoffers van heksenvervolgingen in de periode na de middeleeuwen. Daar streeft de Stichting Nationaal Heksenmonument naar.
Op tientallen plekken in Nederland werd zaterdag actiegevoerd door de stichting. In onder meer Amsterdam, Nijmegen, Delft en Maastricht werden witte bloemen gelegd en namen van slachtoffers voorgelezen. De organisatie sprak van een „groot succes”.
De heksenjachten zijn de enige grootschalige historische moordpartijen waar we nog lollig over doen, schrijft Stichting Nationaal Heksenmonument op haar website. De initiatiefnemers pleiten ervoor het „historische drama” recht in de ogen te kijken. Daarom willen we graag een monument realiseren voor mensen die vervolgd zijn onder beschuldiging van hekserij, vertelt theatermaker Manja Bedner. Samen met auteur Susan Smit en journalist Bregje Hofstede vormt ze het driekoppige bestuur van de stichting.
Bedner trekt al een aantal jaren het land door met de voorstelling ”De Heks van Almen”. Ze gaat naar plekken waar heksenverbrandingen hebben plaatsgevonden. Een jaar geleden besloot ze zich samen met Smit, Hofstede en vele anderen in te gaan zetten voor bewustwording en eerherstel, met als concreet doel een nationaal monument. Volgens het bestuurslid hebben al verschillende gemeenten interesse in een monument op hun grondgebied. „Maar we weten nog niet waar het komt of wie het gaat maken.” De initiatiefnemers zamelen geld in en schreven een pamflet over het thema heksenvervolging.
Hoeveel mensen in Nederland als ‘heks’ ter dood zijn gebracht, weet de stichting niet precies. De gemeentelijke archieven zijn incompleet. Al staan er op de website nationaalheksenmonument.nl honderden namen van slachtoffers. De vervolging begint aan het einde van de 15e eeuw, vertelt Bedner. Paus Innocentius VIII vaardigt in 1484 een bul uit waarin staat dat heksen vervolgd, berecht en gestraft moesten worden. Hij omschrijft heksen als tovenaars die zich verbinden met de duivel, weet de theatermaker.
Kort daarna schrijft een monnik een berucht driedelig handboek met de titel ”Malleus Maleficarum” oftewel ”Heksenhamer”. Daarin doet de auteur uit de doeken hoe heksen herkend, ondervraagd en gefolterd kunnen worden. Bedner: „Vanaf dat moment was er een handboek voor vervolgers. Dat heeft grote gevolgen gehad in Europa.”
In Nederland zijn minder vermeende heksen om het leven gebracht dan in sommige andere Europese landen. Maar met name in plaatsen als Groningen en Roermond is de vervolging heel heftig geweest, vertelt de theatermaker. Ten minste 80 procent van de veroordeelden was vrouw. Bij politieke onrust of rampspoed werden zij vaak als zondebok aangewezen. „Vrouwen hadden in die tijd sowieso al een achtergestelde positie. Maar nu was er een middel om hen uit de weg te ruimen: beschuldiging van toverij.”
Onrecht
„Met de ”Heksenhamer” in de hand is vrouwen heel veel onrecht aangedaan”, beaamt auteur Leendert van Wezel. Hij schreef ruim tien jaar geleden een boek over een heksenverbranding in Goedereede. „Nijnge Dimmens werd in 1586 in dat stadje samen met een andere vrouw op de markt verbrand terwijl stadsbewoners toekeken. Ik vond dat een vreselijk verhaal.”
Van Wezel kon veel informatie over het proces en de beschuldigingen in archieven terugvinden en schreef op basis daarvan de historische roman ”Nynke”. „Het meest schokkende vond ik dat dit proces plaatshad nadat de Reformatie in Goedereede haar intrede had gedaan. We associëren heksenvervolging vaak met de Rooms-Katholieke Kerk, en dat is ook wel terecht vanwege de ”Heksenhamer”. Die tekst is ronduit vrouwhatend; een gruwelijk document.”
Nijnge Dimmens werd opgepakt en veroordeeld omdat ze mensen vervloekt zou hebben en met de duivel zou hebben gesproken. Maar juist zij was degene die haar vertrouwen uitsprak in God, zo blijkt uit het dossier. Van Wezel: „Deze vrouw is enorm veel onrecht aangedaan uit naam van de kerk na de Reformatie. Dat schrijnt.”
Manja Bedner noemt de heksenvervolgingen „een trauma in het collectieve geheugen van de maatschappij”. De onderdrukking van vrouwen heeft volgens haar sinds die tijd een hoge vlucht genomen. „Ook nu nog hebben vrouwen daar soms last van. Als ze zich uitspreken, lopen ze bijvoorbeeld kans voor heks uitgemaakt te worden.” De theatermaker pleit voor een „vrijere maatschappij, waarin we elkaar niet zo snel veroordelen. De samenleving verhardt, we zetten anderen soms figuurlijk op de brandstapel, bijvoorbeeld op internet.
Van Wezel herkent dat mensen geneigd zijn „collectieve volksgerichten” toe te passen. „Sociale media bieden daarvoor een platform.” De auteur wil het wel breder trekken dan alleen vrouwen. Het geldt volgens hem ook voor mensen met een afwijkende mening. „Ook in reformatorische kring vallen we elkaar soms scherp aan bijvoorbeeld rond theologische thema’s.”
Van Wezel, in het dagelijks leven bestuurslid van scholengroep Driestar-Wartburg: „We kunnen makkelijk iets vinden van hekserij of heksenvervolging, maar we kunnen beter dicht bij onszelf blijven. Laten we goed naar elkaar luisteren en niet te snel een oordeel vellen.”
Levensgevaarlijk
Van Wezel betwijfelt of een nationaal monument nodig is om met dit deel van de geschiedenis in het reine te komen. „Ik vind wel dat we lessen moeten trekken. Het verleden laat zien dat groepen mensen onderdrukt zijn, soms ook door de kerk. Beschamend. Het is levensgevaarlijk als radicale standpunten in een groep postvatten en andersdenkenden worden geïsoleerd, ook als dat leidt tot lichte vormen van uitsluiting zoals negeren of belachelijk maken. Als een nationaal monument helpt om die lessen levend te houden, ben ik daar niet tegen.”
Bewustwording kan ook gestalte krijgen in de klas, meent Bedner. Ze noemt lespakketten die gebruikt kunnen worden bij geschiedenis. „Die gaan niet alleen over heksenvervolging, maar ook over de gevaren van sociale media en het mechanisme van uitsluiting.” Van Wezel: „De ander accepteren en liefhebben, wie het ook is en ook al heeft hij of zij een andere mening dan jou, dat is ook een belangrijk gespreksonderwerp voor het reformatorisch onderwijs.”
Bedner ziet heksen in Nederland tegenwoordig op verschillende manieren terugkomen. Zo is het in sommige plaatsen een gebruik om na carnaval een brandstapel te maken met daarop een pop met puntmuts en bezemsteel. „Dat is verschrikkelijk. Dan heb je geen idee naar welke afschuwelijke moordpartij je verwijst.”
De theatermaker kent echter ook moderne heksen: mensen die hekserij zien als natuurreligie en de term heks als geuzennaam zien. „Daar heb ik helemaal geen moeite mee.” Van Wezel ziet juist daar een groot gevaar in. „Duistere machten zijn een realiteit. Het is dus levensgevaarlijk om je met hekserij in te laten. Het populariseren of bevorderen daarvan moeten we niet willen.” Bewustwording creëren over onrecht uit het verleden vindt hij echter terecht. „Daarom begrijp ik de wens van de initiatiefnemers om te streven naar een nationaal monument.”