De positie van vrouwen en moeders in historisch perspectief
Hoe mannen en vrouwen hun taken verdelen en met elkaar en hun kinderen omgaan, dat blijft een vraag van alle tijden en plaatsen. Twee emeritus hoogleraren geschiedenis laten er hun licht over schijnen in twee heel verschillende boeken.
In ”Licht van mijn ogen. Moederschap in de middeleeuwen” beschrijft de Spaanse historicus María Jesús Fuente hoe in deze lange periode in West-Europa gedacht werd over moederschap. Het onderwerp ”moederschap” neemt ze breed: van voor de conceptie (met daarbij ook uitgebreid ruimte voor de vraag of het kind wel welkom was) tot alle rituelen rond de geboorte. Voor de daadwerkelijke opvoeding schieten er in dit moederboek daarom uiteindelijk de minste pagina’s over. Ook de verhouding tot de vader blijft grotendeels buiten beeld.
Fuente is een kenner van de bronnen uit de gehele middeleeuwen en ze citeert er uitgebreid uit. Ze stelt dat het gezin zoals we het nu kennen is ontstaan in de middeleeuwen en dat het liefdevolle, zorgzame moederschap toen ook is vormgegeven. Zij neemt daarin stelling –zonder het debat heel expliciet aan te gaan– tegen andere historici die stellen dat het moederschap een mythe is en die dit veel negatiever bekijken. Doordat ze de wetenschappelijke discussie alleen tussen de regels door voert, is het boek ook onderhoudend voor wie vooral meer wil weten over het thema moederschap of over de middeleeuwen.
„Moeder worden was voor vrouwen in de middeleeuwen het ideaal” - María Jesús Fuente, historica
Kruidenmengsels
Moeder worden was voor vrouwen in de middeleeuwen het ideaal, zo laat Fuente duidelijk zien. Toch waren er ook vrouwen die geen kinderen wilden krijgen en hun zwangerschap probeerden te beëindigen. De methoden die zij daarvoor aanwendden, zoals het gebruik van kruidenmengsels en inwendige ingrepen, leidden niet zelden tot het overlijden van de zwangere vrouw zelf. Overleefde ze wel, dan liep ze kans op strenge kerkelijke en wereldlijke straffen, al werd er wel verschil gemaakt tussen rijke en armere vrouwen. Vrouwen dienden daarom af te wegen wat zwaarder woog: de sociale straf om een bastaard groot te brengen of het schuldgevoel over en de risico’s van een abortus.
Pas wanneer ze de foetus voelde bewegen, was het voor een middeleeuwse vrouw zeker dat ze zwanger was. Bij een vermoeden moest bijvoorbeeld Margaretha van Provence (1221-1295) het tot dat moment doen met het drinken van opgeloste honing – als dat pijnlijke gasvorming zou geven, zou ze zwanger zijn.
Kinderloosheid kon tot ver in de middeleeuwen worden aangedragen als reden voor echtscheiding
Níét zwanger worden was overigens wel een probleem, omdat de breed gedragen visie was dat het huwelijk bedoeld was om kinderen te krijgen. Seksuele gemeenschap zonder dat doel, zelfs binnen het huwelijk, veroordeelde de kerk als overspel. Om die reden kon kinderloosheid tot ver in de middeleeuwen worden aangedragen als reden voor echtscheiding – en werd daar ook vaak voor misbruikt als echtelieden van elkaar af wilden om andere redenen, laat Fuente zien. Pas vanaf de dertiende eeuw kwam er ruimte voor de gedachte dat het huwelijk niet alleen bedoeld was voor voortplanting, maar ook om ontucht te vermijden.
Uitgerekend
Wanneer je precies uitgerekend zou zijn, was alweer zo’n lastige én belangrijke vraag, zeker omdat het bijgeloof breed verspreid was dat bevallen in de achtste maand voor grote problemen met je kind zou zorgen. Dat bevallen was een riskant gebeuren. Een op de veertig vrouwen stierf in het kraambed. Instrumenten waren er vrijwel niet voorhanden. Men moest het doen met warm water, magie én gebed.
Was de baby gezond, dan was borstvoeding het ideaal, in vrijwel alle tijden en plaatsen, ook voor vorstinnen. Toch waren die laatsten hier vanwege andere verplichtingen meestal niet toe in staat. Dus werd er met veel zorg een voedster uitgezocht, die behalve goede melk ook een moreel zuiver karakter diende te hebben. Er waren ook bepalingen dat zij hetzelfde geloof als de moeder diende te hebben. Het belang dat hieraan werd gehecht, blijkt wel uit de hoge status die veel voedsters, alleen door het geven van borstvoeding, bleken te hebben. Het blijkt ook uit de vele afbeeldingen van borstvoeding gevende vrouwen die in de middeleeuwen werden gemaakt.
Maria mocht vanaf het Concilie van Trente (1545-1563) niet meer met ontblote borst worden afgebeeld in rooms-katholieke landen. Ook voor andere vrouwen werd dit vervolgens als ongepast beschouwd. Elders bleef het langer gebruikelijk om vrouwen op die manier weer te geven. Zo liet de moeder van de Friese stadhouder Willem Frederik, Sophie, zich in 1621 nog met ontblote borst afbeelden met haar jonge kinderen om zich heen.
Goede moeder
Wat was nu een goede moeder volgens middeleeuwers? Niet per se een moeder die haar liefde in woorden toonde; daarvan zijn zelfs relatief weinig bronnen overgeleverd. Een uitzondering vormt ene Tomaula, die in haar testament uit 1167 haar bezittingen aan haar zonen „met de grootste liefde” overdroeg, want „zij zijn het licht van mijn ogen”. Toch hadden middeleeuwse moeders wel steeds het belang van hun kinderen op het oog – ongeacht of ze nu in hun nabijheid waren of niet, ze hen zelf voedden of dit uitbesteedden.
Die zorgzaamheid maakt hen dan ook tot ”goede” moeder, laat Fuente zien. Van verschillende belangrijke schrijvers is bekend dat zij hun moeder vanwege die zorg hoog waardeerden. De lof die kerkvader Augustinus zijn moeder Monica toezwaaide, is wel het bekendste voorbeeld daarvan. De hoge prioriteit voor de zorg van kinderen lijkt de eeuwen door inderdaad een constante. Ook al geven moderne moeders op detailniveau hun moederschap anders vorm, het moederschap lijkt vanwege alle overeenkomsten toch minder een ”construct”, dan een ”instinct” te zijn.
Geen verschil
Emeritus hoogleraar Jan Luiten van Zanden schrijft in ”Dochters van Lucy. De geschiedenis van de vrouw-manverhouding vanaf de eerste vrouw” eveneens over vrouwen en moeders. De vraag die hij in dit publieksboek wil beantwoorden is hoe het kan dat vrouwen in bepaalde streken vrijwel geen zeggenschap hebben over hun eigen leven en in andere delen veel meer. Van Zanden heeft een uitgesproken mening over de verhouding tussen man en vrouw: genderongelijkheid vindt hij verwerpelijk en bovendien een hoofdoorzaak van armoede en politieke onderdrukking. Idealiter is er wat hem betreft geen enkel verschil tussen man en vrouw in rechten, werk en taken. Dat staat haaks op de middeleeuwse visie dat het de eerste taak van een vrouw is om moeder te worden. Van Zanden stelt juist het tegenovergestelde: hij vindt dat de ultieme dienst die een vrouw aan de mensheid kan bewijzen, het verminderen van het kindertal is.
Hoe sneller stedelijke samenlevingen ontstonden, hoe minder zeggenschap er kwam voor de vrouw
Los van deze stellingname maakt Van Zanden een interessant patroon zichtbaar. Op een kaart in het boek is duidelijk te zien dat er een kern van landen in het Midden-Oosten is waar de rechten van vrouwen erg beperkt zijn. Daaromheen liggen landen waar veel meer gelijkheid bestaat tussen de beiden seksen. Dat vraagt om een verklaring. Volgens Van Zanden zijn drie processen van invloed op de gendergelijkheid. Allereerst noemt hij het verloop van de staatsvorming na het ontstaan van de landbouw. Kort gezegd: hoe sneller stedelijke samenlevingen ontstonden, hoe minder zeggenschap er kwam voor de vrouw. Verder wijst Van Zanden op de invloed van verschillende wereldreligies en op de invloed van de economische ontwikkeling. Om te laten zien hoe de rechten van vrouwen per gebied zo verschillend konden worden, springt hij in deze kleine paperback van nog geen 200 pagina’s de hele wereldgeschiedenis door.
Kostwinnersmodel
Bij het verklaren van de invloed van economische ontwikkeling op de positie van vrouwen, weet Van Zanden als gelauwerd hoogleraar sociale en economische geschiedenis duidelijk waar hij het over heeft. Hij beschrijft helder wat de gevolgen zijn geweest van de industrialisatie en hoe als gevolg daarvan, pas in de negentiende eeuw, het kostwinnersmodel kon ontstaan. Dat hij dit als een stap terug beschouwt is ook duidelijk: het belemmert in zijn ogen vrouwen in het potentieel dat zij hebben. Dat roept wel de vraag op: met welk recht mag de westerse, moderne visie op de man-vrouwverhouding aan de hele wereld worden opgelegd? Is dat dan niet een nieuwe vorm van bevoogding en kolonialisme?
Bij de vergelijkingen tussen godsdiensten wordt duidelijk dat Van Zanden geen theoloog is én veel te stellige conclusies trekt. Thrillerauteur Dan Brown opvoeren om te laten zien dat veel mensen beweren –en dat dit dus ook best waar zou kunnen zijn– dat de Heere Jezus een relatie had met Maria Magdalena is daarvan wel het duidelijkste voorbeeld.
Ook op andere punten lijkt Van Zanden vooral de dingen te willen zien die zijn stelling onderbouwen; andere zaken negeert hij. Zo stelt hij dat in het Romeinse Rijk vooral vrouwen christen werden omdat zij daardoor een betere positie kregen. Als dat al een reden geweest zou zijn, zou het logisch zijn geweest dat vrouwen de kerk weer zouden verlaten zodra deze vrijheden verminderden of buiten de kerk verbeterden. Het tegengestelde is echter waar: veel kerken worden ook nu nog vooral door vrouwen bezocht, terwijl de leidersposities vrijwel altijd in handen van mannen zijn. Van Zanden signaleert het wel, maar pikt er een andere correlatie uit die zijn gelijk onderbouwt.
Het kán inspirerend zijn, zo’n visionair die in begrijpelijke taal probeert te verklaren waarom vrouwen in het ene deel van Europa zelf hun levenspartner kunnen kiezen terwijl ze in een ander deel nog vóór hun vijftiende door hun vader worden uitgehuwelijkt aan een voor hen onbekende bruidegom. Dat verschil vraagt immers om een goede verklaring. In dit boek wordt die slechts deels gegeven.
Licht van mijn ogen. Moederschap in de middeleeuwen, María Jésus Fuente; uitg. Ominiboek; 456 blz.; € 29,99;
Dochters van Lucy. De geschiedenis van de vrouw-manverhouding vanaf de eerste vrouw, Jan Luiten van Zanden; uitg. Prometheus; 192 blz.; € 20,99