Terschellinger Gossen ziet hoe de natuur zijn veren verliest: „Van de rosse grutto’s zijn er niet veel meer”
„Schitterend, jawel, maar ik krijg tegelijk de tranen in mijn ogen.” Gossen Jort Smit is vanaf zijn geboorte, 83 jaar geleden, vergroeid met Terschelling. Met lede ogen ziet hij dat de natuur zijn veren verliest; het kwetsbare eiland staat steeds meer onder druk. De kwijnende vogelstand is illustratief.
Als ik op zoek ga naar de man, waarmee we op de waddendijk zo’n aardig gesprek hadden, hoeft de VVV-mevrouw niet lang na te denken. „Ik denk dat je bij Gossen Jort Smit moet zijn. Gossen weet heel veel: over vogels, scheepvaart, vissen, boeren en de geschiedenis van Terschelling.”
Naast de boerderij waar Gossen opgroeide, staat nu een geel bakstenen huisje –Wieke– in Terschellinger stijl. De voordeur blijft ongebruikt, de achterdeur naar het bijkeukentje staat altijd open. Ook de schuur gaat nooit op slot. „Op dit eiland wordt niet gestolen.”
Gossen heeft zijn vaste plekje op de bank, met zicht op de polder en de waddendijk. Door het andere raam kijkt hij op de molen, een centraal punt op het eiland. Net voor of net na zijn borreltje voor het eten fietst hij dagelijks even naar de dijk van ‘zijn’ Waddenzee.
Hij heeft geen verrekijker nodig om al de verschillende vogels te onderscheiden. Gossen wijst op de aalscholvers, die vol overgave hun veren laten drogen en de krijsende mantel- en zilvermeeuwen. Iets dichterbij pikken wat scholeksters naar de nonnetjes, wormen en krabben in het waddenzand en jagen de strandlopertjes op garnalen en insecten.
De plevieren zoeken larfjes en kikkervisjes, en een enkele wulp neemt, niet erg kieskeurig, genoegen met kleine visjes, amfibieën en schelpdieren. „Maar ik zie geen rosse grutto”, zegt Gossen met spijt in zijn stem. „Daarvan zijn er niet veel meer.” Het water is mooi helder, waag ik. „Nee, nee. Dat lijkt mooi, maar het is veel te dun. Het moet groen zijn van fytoplankton en algen. Dat is voedsel voor vissen, vogels en het onderwaterleven.”
„Van de rosse grutto’s zijn er niet veel meer” - Gossen Jort Smit, Terschellinger
Geen gebrek
„Het is hier je en jou, en niemand is meer dan de ander. En vroeger was op het eiland niemand rijk en had niemand gebrek”, zegt Gossen maar even voor de duidelijkheid. Hoe hij als kind opgroeide? „We leefden van wat het eiland bood. Dat was genoeg, hoewel de landbouw nog niet zo overvloedig was. De grond was schraal en ziltig; er werd wat haver, rogge en gerst verbouwd.”
Het menu voor de eilanders was eenvoudig: „Vis kwam van het wad, konijnen uit de duinen en eenden werden gevangen in de kooi. En er was kip. Geen dure groenten, maar kool, knolraap, lamsoor, wat boontjes.” Fruit? „Appels en stoofpeertjes en één sinaasappel per jaar op het Kerstfeest van de kerk.”
„Appels en stoofpeertjes en één sinaasappel per jaar op het Kerstfeest van de kerk.” - Gossen Jort Smit, Terschellinger
In het voorjaar stonden de weilanden vol zuring, boterbloemen en koekoeksbloemen, een geweldige broedplaats voor vogels. Ze hadden een veilige plek en hoefden de dijk maar over te gaan om voedsel in overvloed te vinden.
Uitdagingen
Het stijgende water, oplopende temperaturen, stikstofdepositie door intensivering van de landbouw, verdroging van de duinen, verzilting van de landbouwgrond en het geëxplodeerde toerisme (tot 500.000 gasten per jaar) vormen de moderne uitdagingen, volgens Gossen. De huidige vogelstand „die in sneltreinvaart achteruitgaat”, is een graadmeter.
„De wadden zijn internationaal van groot belang, omdat er veel vogels zitten. Een deel broedt hier, een deel foerageert om dan verder te trekken en andere soorten hebben zich hier gevestigd. De omstandigheden waren heel goed; ruim voldoende voedsel, veiligheid en rust.
„De wadden zijn internationaal van groot belang, omdat er veel vogels zitten” - Gossen Jort Smit, Terschellinger
Alleen al op de Boschplaat, het grootste beschermde natuurgebied van Europa, „zaten 10.000 paartjes zeemeeuwen, 6000 paartjes mantelmeeuwen, grote groepen scholeksters, visdiefjes, tureluurs, grutto’s, en kemphanen. Gisteren zag ik vanaf de dijk hier een dotje van zes watersnippen, dat aantal is ook sterk afgenomen.”
„In de jaren negentig groeiden op het wad veel wilde mosselbanken, de koraalriffen van de Waddenzee. Ze vormden een soort kering en door vloedstroom en golfslag ontstonden stroomgeultjes; uitstekende broedplaatsen van vis. Als in het voorjaar de temperaturen stijgen, begint het wad weer te leven. Fytoplankton, algen, visbroedsel, kokkeltjes en krabben komen met de vloed mee en zetten zich op het wad. Een visje groeit dan even snel als gras. Zijn de schollen en botten wat groter, dan trekken ze naar de Noordzee om na zo’n twee jaar in de visnetten terecht te komen. Maar hun kraamkamer was op het wad.”
Blauwe poep
Het mosselzaad –kleine mosseltjes al in de schelp– is voedsel voor eidereenden. In grote aantallen zwierven deze dieren dus over het wad. De eidereend, vertelt Gossen, heeft als enige soort een zuur in zijn maag dat ook de schelpjes verteert. Het gevolg daarvan is blauwe poep. „De Waddendijk kon er vol mee liggen. Nu zie je het veel minder, omdat het aantal eidereenden drastisch afnam door voedseltekort. De eend moest concurreren met de mosselvissers, die het broed afvingen en meenamen naar de Zeeuwse banken, waar de mosseltjes verder groeiden en na twee jaar als echte Zeeuwse mosselen op de markt werden gebracht.” Gelukkig is er herstel te zien, nadat de mosselvangst in het oostelijke waddendeel verboden werd.
De achteruitgang van de kieviten wijt Gossen aan het verdwijnen van broedgebied. „Door intensief te maaien bleven de weiden kaal en viel de bescherming voor de vogels weg.”
De genoemde uitdagingen zijn groots en omvangrijk. Wat kun je doen? „Als eenling kun je op je gedrag letten. Vogelbescherming Nederland heeft daarvoor tips samengesteld. Maar gezamenlijk bereik je meer. Op Terschelling zijn we al jaren bezig om in de polders vogels te tellen en nesten te markeren. Vervolgens houden we de boeren op de hoogte van waar de nesten zich op hun land bevinden. In de hoop dat zij er met maaien rekening mee houden. Dan krijg je wat overzicht, maar je stimuleert elkaar ook om behoedzaam met de natuur om te gaan. Het is niet veel, maar je blijft gewoon je best doen. Maar bedenk: de natuur wint altijd!”