OpinieOpinie
Christen kan niet altijd meedoen in maatschappij

Onlangs stelde ik dat zowel antithese als solidariteit kenmerkend moet zijn voor onze opstelling in de brede samenleving (RD 12-10). Daarbij maakte ik de opmerking dat ik niet de indruk had dat in het recente proefschrift van mijn oud-collega dr. P. Chr. van Olst het gezichtspunt van de antithese veel aandacht kreeg.

Dr. C.S.L. Janse
„Wie op grond van Gods Woord op veel terreinen andere opvattingen heeft dan die tegenwoordig in onze samenleving gangbaar zijn, kan daarin ook maar beperkt participeren.” beeld iStock
„Wie op grond van Gods Woord op veel terreinen andere opvattingen heeft dan die tegenwoordig in onze samenleving gangbaar zijn, kan daarin ook maar beperkt participeren.” beeld iStock

Dat vond ik op grond van het interview met hem ( RD 17-9 ). En toen ik vervolgens de samenvatting van zijn proefschrift bestudeerde, werd die gedachte bepaald niet weggenomen. In zijn reactie (RD 21-10) stelt hij dat beide gezichtspunten, antithese en solidariteit, wel degelijk het uitgangspunt vormden voor zijn studie. Dat is mooi. Maar had dat dan niet duidelijker tot uitdrukking moeten komen?

Probleem

Onmiskenbaar is de sociale cohesie in ons land een probleem. Er is een sterke fragmentarisering. Maar hoe moet die aangepakt worden? In de kop boven mijn vorige artikel heb ik dat beeldend tot uitdrukking gebracht met de vraag ”Welke lijm moet samenleving bij elkaar houden?”

De sociale integratie die de overheid voor ogen staat (of dat nu onder Rutte of onder Schoof is) moet bij ons toch allerlei fundamentele bezwaren oproepen. Het gaat er dan immers om dat bepaalde cultureel achtergebleven groepen die nog niet door de verlichting heen zijn gegaan, de heersende waarden en normen nu gaan omarmen en naleven. Dat zijn allereerst de moslims, maar ook de orthodoxe christenen en zeker de refo’s.

Niet voor niets is er beduchtheid voor een aanscherping van de regels voor het burgerschapsonderwijs, waardoor reformatorische scholen opvattingen zouden moeten aanprijzen en uitdragen die duidelijk botsen met hun principiële uitgangspunten. Van Olst heeft daar te weinig oog voor. In zijn samenvatting spreekt hij slechts van legitieme vragen van de overheid. Waarom is de andere kant niet in beeld? Je kunt nog wel spreken van een gemeenschappelijk zorgpunt, maar de oplossingsrichting van de overheid is wel een verkeerde. En ook een gevaarlijke. Zwijg daar niet over!

Is de antithese vooral de tegenstelling tussen hen die wel en hen die niet in een god geloven? Zo zou ik het toch niet willen formuleren. Het is de boodschap van de Bijbel die scheiding maakt. Niet het geloof in een Opperwezen.

Ervan uitgaan dat je zelf aan de goede kant van de antithese staat, is gevaarlijk zelfgenoegzaam, zo schrijft Van Olst. Dat is inderdaad niet vanzelfsprekend, maar het is natuurlijk wel noodzakelijk om aan de goede kant te staan.

Openheid

Beginselvastheid en tegelijk openheid, dat is zijn ideaal. Maar wat bedoelen we met openheid? Als ik dat probeer te omschrijven, kom ik uit bij een relatief grote acceptatie van andere opvattingen en gedragingen. Moeten we dat nastreven? Het lijkt mij van niet. Een gesprek met andersdenkenden wordt altijd begrensd door een aantal voor ons onopgeefbare uitgangspunten. Op het ene terrein zijn die er meer dan op het andere.

Gaat beginselvastheid ten koste van verbinding? Inderdaad. De sociale integratie die wij nastreven, ook door middel van reformatorische scholen, is een beperkte sociale integratie. Sociale distantie is minstens even belangrijk, zo niet belangrijker.

Opvattingen en gedragingen hangen uiteraard met elkaar samen. Wie op grond van Gods Woord op veel terreinen andere opvattingen heeft dan die tegenwoordig in onze samenleving gangbaar zijn, kan daarin ook maar beperkt participeren. Het is onvermijdelijk dat op verschillende momenten de wegen zich scheiden. Dat je niet langer mee kunt doen. In de samenvatting van het proefschrift wordt één keer de zondeval genoemd. Maar daar wordt niet op doorgegaan.

Je moet inderdaad jongeren (en ouderen) leren actief aan de samenleving deel te nemen, maar evenzeer om afstand te houden. Dat laatste gezichtspunt komt bij Van Olst maar weinig aan de orde. Dat is mijn probleem. Het is een te mooi verhaal geworden.

Christelijk

In de samenvatting van zijn studie wordt de Nederlandse samenleving van voor de Tweede Wereldoorlog getypeerd als relatief homogeen-christelijk. Is daar niet wat meer van te zeggen? De toenmalige verzuiling bracht juist de grote tegenstellingen tussen verschillende groepen christenen tot uitdrukking. Voor SGP’ers was de afstand tot Rome destijds net zo groot als nu de afstand tot de islam.

Wat beschouw je hier als christelijk? De openbare school leidde op tot alle christelijke en maatschappelijke deugden, maar orthodoxe christenen vonden dat beslist onvoldoende. Groen van Prinsterer, Kuyper en Kersten (om ons tot dat drietal te beperken) stonden duidelijk antithetisch ten opzichte van de ‘christelijke’ maatschappij van hun dagen.

Als gevolg van processen van secularisatie en etnische en religieuze pluralisering is er sindsdien een heleboel veranderd. Maar we moeten niet vanuit een hedendaags oecumenisch denken dat uitgaat van een wezenlijke verbondenheid van allen die zich christen noemen een (relatieve) christelijke homogeniteit op het verleden projecteren.

Dat is historisch onjuist en bevindelijk-gereformeerden kunnen daarin ook principieel niet meegaan. Daarvoor waren de verschillen te groot en te fundamenteel. De refozuil is ontstaan, zo beklemtoonde ik in mijn eerdere artikel, uit verzet tegen allerlei scholen, partijen en verbanden die zich wel christelijk of zelfs gereformeerd noemden, maar het in wezen niet waren.

De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer