Toegespitst: Beoordeel christelijk karakter westerse cultuur genuanceerd
Als het gaat om het christelijk karakter van onze cultuur worden, zeker in orthodoxe kring, vooral twee dingen beklemtoond. Ten eerste dat onze cultuur christelijke wortels heeft en ten tweede dat daar tegenwoordig steeds minder van te merken is. Hoe moeten we ons daarin opstellen?
In plaats van de christelijke wortels van onze cultuur wordt tegenwoordig veelal gesproken over de joods-christelijke wortels, al was de invloed van het orthodoxe jodendom in Europa altijd maar beperkt. Daarbij is de vraag relevant of we bij het spreken over christelijke cultuur uitsluitend moeten denken aan de wijze waarop onder invloed van kerken en kerkleden christelijke waarden en normen hebben doorgewerkt. Of kan er ook sprake zijn van christelijke of Bijbelse elementen in culturen waar het christelijk geloof afwezig is?
Betamelijk en onbetamelijk
De Dordtse Leerregels (III/IV par. 4) stellen dat de gevallen mens nog enige kennis heeft behouden „van het onderscheid tussen hetgeen betamelijk en onbetamelijk is” en enige betrachting betoont tot de deugd, al levert dat in de praktijk niet zoveel op. Calvijn spreekt daarover wat positiever als hij zegt dat er bij alle mensen wel een zekere indruk bestaat van een fatsoenlijke en ordelijke samenleving.
Ook bij mensen die buiten het licht van Gods openbaring leven, is er dus enig besef van goed en kwaad, van wat recht en billijk is, en is er sprake van liefde tot elkaar, zeker in gezins- en familieverband. In heidense culturen treffen we allerlei positieve zaken aan. Gelukkig maar. Maar dat betekent ook dat in samenlevingen waarin de invloed van kerk en christendom sterk is teruggelopen wellicht nog goede dingen worden aangetroffen. Met het wegvallen van het geloof is niet elk besef van goed en kwaad, niet elke vorm van medemenselijkheid verdwenen.
Dat zien we ook in de westerse wereld. Bij alle zorgen en bezwaren die we terecht hebben, moeten we dat niet uit het oog verliezen. Bij hen die met het christelijk geloof gebroken hebben en ook bij hun nageslacht is op verschillende gebieden nog wel een doorwerking of nawerking van christelijke waarden en normen aanwijsbaar. Zo is er in onze maatschappij een omvangrijke zorg voor mensen die in maatschappelijk opzicht niet mee kunnen komen en uit de boot dreigen te vallen. Vaak meer dan in culturen die nooit die invloed van het christendom hebben ondergaan.
Slijtage
Maar er is wel sprake van slijtage. Christelijke normen inzake huwelijk, homoseksualiteit, leven en dood werden in de vorige eeuw aanvankelijk nog wel onderschreven (soms in wat afgezwakte vorm) door hen die met het christelijk geloof gebroken hadden. En ook nog wel bij de volgende generatie, zowel in liberale als in socialistische kring. Dat is nu volstrekt voorbij.
In de jaren dertig van de vorige eeuw verdedigde het socialistische echtpaar Wibaut seksuele omgang voor het huwelijk en voor gehuwden desnoods ook een seksuele relatie met een derde. Maar de meeste socialisten in die tijd wezen dergelijke vrijgevochten opvattingen af. Het beginselprogram van de PvdA uit 1959 bevatte nog een artikel over huwelijk en gezin dat bij de SGP of de ChristenUnie niet uit de toon zou vallen. En als men sprak over huwelijk en gezin, dan ging het over wat daar vanouds mee werd bedoeld.
Onmiskenbaar hebben zich de laatste decennia fundamentele verschuivingen voorgedaan waardoor de dominante cultuur in de westerse wereld nu ver afstaat van de christelijke waarden en normen. Neem alleen maar de genderdiscussie.
De indeling van de mensheid in mannen en vrouwen, die vanouds een vanzelfsprekendheid was in het maatschappelijk leven en ook in demografische studies, staat tegenwoordig volstrekt ter discussie. Wie daarvan toch blijft uitgaan, kan in bepaalde kringen op fel verzet rekenen. Zoals ook de ruimte in het publieke leven om homoseksuele relaties af te wijzen steeds kleiner wordt.
Moeten we daarom spreken van het einde van onze christelijke cultuur of van de westerse beschaving? Dat klinkt dramatisch, en de situatie is ook dramatisch, maar we moeten wel recht doen aan de gecompliceerdheid van de situatie. Er is zowel vernieuwing (meestal in negatieve zin) als continuïteit. En was de Nederlandse of de westerse cultuur vroeger wel zo christelijk?
De oorlog in Oekraïne heeft wel duidelijk gemaakt dat, ondanks alle verval en decadentie in de westerse wereld, er voor ons toch altijd nog het een en ander te verdedigen is. Onze rechtsorde is duidelijk te verkiezen boven de machtspolitiek van Poetin en het totalitaire denken van Xi Jinping.
Erflaters
Maar hoe christelijk was onze cultuur vroeger? Het antwoord op die vraag hangt af van wat je allemaal christelijk noemt. Naarmate je dat begrip vager en algemener maakt, zal er meer onder vallen en zul je meer overtuigd zijn van ons christelijke verleden. Naarmate je meer binding hebt aan de gereformeerde leer en levensstijl valt er meer af en blijkt ons verleden helemaal niet zo erg christelijk te zijn geweest. Of je dat nu nationaal of op Europees niveau bekijkt.
Kort voor de Tweede Wereldoorlog verscheen ”Erflaters van onze beschaving” van de hand van de historici Jan en Annie Romein. Van de 36 personen uit de Nederlandse geschiedenis die daarin geportretteerd werden, kun je, ook als je het ruim neemt, het overgrote deel moeilijk tot de gereformeerde gezindte rekenen. Dat zegt wel wat, al blijft er natuurlijk discussie mogelijk over de vraag wie je als de belangrijkste erflaters van onze geschiedenis beschouwt.
Nederland werd voorheen wel aangeduid als een protestantse natie. Maar voor velen betekende dat vooral een verlicht protestantisme dat met de Dordtse Leerregels weinig of geen verwantschap had.
Ook al werden in het verleden het denken en handelen van mensen duidelijk meer gestempeld door Bijbelse waarden en normen, toch was er vanuit bevindelijk gereformeerde kring altijd veel principiële kritiek op de gang van zaken. Dat gold voor de mannen van de Nadere Reformatie, het gold ook voor iemand als ds. G. H. Kersten, die een eeuw geleden zijn intrede deed in de Tweede Kamer. Dat moeten we niet vergeten.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.